Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
Abstract
Doel: Inzicht krijgen in de huidige incidentie en de trend in incidentie van kinkhoest. Opzet: Surveillance van kinkhoest op grond van diverse bronnen in de periode 1989-1994. Methoden: Voor de periode 1989 - 1994 is de incidentie van kinkhoest berekend op grond van de wettelijke aangiften bij de Geneeskundige Hoofdinspectie, ziekenhuisopnamen geregistreerd door SIG-Zorginformatie, positieve bevindingen bij serodiagnostiek door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en Bordetella-isolaten geregistreerd door de streeklaboratoria. Resultaten: De gemiddelde incidentie per jaar voor de periode 1989-1994 berekend op grond van aangiften en positieve serodiagnostiek kwam overeen (2,3 en 2,2 per 100.000). Bij aangiften en positieve serodiagnostiek trad in 1989 (resp. 3,5 en 2,4 per 100.000) en in 1994 (resp. 3,4 en 3,2/100.000) een piek op in de incidentie. De incidentie op grond van aangiften en positieve serodiagnostiek was in 1993 eveneens hoger dan in voorafgaande jaren (2,4 en 3,2 per 100.000). Uit alle surveillance bronnen blijkt dat de incidentie het hoogst is onder nul-jarigen, met name onder zuigelingen van 0-5 maanden. De geschatte vaccineffectiviteit bedroeg in 1994 84% (95%-c.i. interval 80-87%) ten opzichte van 92% (95%-c.i. interval 90-94%) in 1993. Conclusie: Ondanks een hoge vaccinatiegraad blijkt uit het patroon voor 1989-1994 dat kinkhoest endemisch voor komt (overeenkomstig de literatuur) met epidemische verheffingen om de vier jaar. Door de hoge vaccinatiegraad is de incidentie onder ongevaccineerden in Nederland veel lager dan onder ongevaccineerden in nabije buitenlandse gebieden met een veel lagere vaccinatiegraad. Mede gezien de mogelijk lagere vaccineffectiviteit in het epidemische jaar 1994 ten opzichtte van voorafgaande jaren, is onderzoek naar circulerende stammen aangewezen. Continue waakzaamheid en surveillance is derhalve noodzakelijk.The objective was to obtain insight into the current incidence of pertussis. Design: Comparison study from different surveillance sources. Method: For the years 1989-1994 the incidence of pertussis was estimated from the number of pertussis notifications, from laboratory data from serodiagnosis, isolations of Bordetella and from the national registration of clinical diagnosis of hospital admissions. Results: The number of notifications and positive serological results yielded similar average annual incidence for the period 1989-1994 (2.3 and 2.2/100,000, respectively). According to notifications peak incidences occurred in 1989 (3.5/100,000) and 1994 (3.4/100,000). For positive serodiagnosis the incidences in 1989 and 1994 were 2.4/100,000 and 3.2/100,0000, respectively. In 1993 the incidence of notifications and positive serodiagnosis (2.4 and 3.2 per 100,000) was also higher than in the other years. The incidence based on hospitalizations, notifications and positive serology was highest among children younger than one year. In 1994 and 1993 the estimations for the vaccine efficacy were 84% (95%-confidence interval 80-87%) and 92% (95%-confidence interval 90-94%), respectively. Conclusion: For 1989-1994, the pattern indicated that pertussis is endemic with four-yearly peaks. The incidence of hospitalizations emphasizes the seriousness of the illness in infants. Due to the vaccine coverage in the Netherlands, the incidence among unvaccinated children is much lower then among unvaccinated children in neighbouring areas with lower vaccine coverage. It is important that general practitioners are aware of the occurrence of pertussis in vaccinated and unvaccinated children and adults. The probable decrease in vaccine efficacy (92% in 1993; 84% in 1994) needs special attention and must be monitored. This stresses the importance of continued surveillance.<br