In 2004 zijn er in de Zeeuwsche Hoofdplaatpolder vijf windturbines geplaatst. Na ingebruikname van de windturbines zijn er bij de gemeente Sluis klachten binnengekomen van omwonenden van het windpark over geluidsoverlast. Daarop werd door de gemeente opdracht gegeven tot een onderzoek van het geluid. Volgens dat onderzoek zou de geluidsoverlast aan de gestelde grenswaarden voldoen. De omwonenden van het windpark hebben deze conclusie verworpen en hebben de Natuurkundewinkel gevraagd om een onafhankelijk onderzoek naar het geluid te doen. Om de windsnelheden te meten en het effect van de weersomstandigheden op de turbines te kunnen bestuderen is er in samenwerking met bewoners een mast met meetapparatuur bij het windpark geplaatst. Uit de windsnelheidsmetingen op 10 en 28 m hoogte kan de windsnelheid op ashoogte van de turbines worden bepaald. Daaruit kan direct de productie van de windturbine, zowel wat energie als geluid betreft, worden afgeleid. Met behulp van de gevonden geluidsproductie kan vervolgens de geluidimmissie bij omwonenden worden berekend. Het blijkt dat in een stabiele atmosfeer de windturbines bij alle windsnelheden (nabij de grond) vanaf zwakke wind al op vrijwel maximaal toerental en dus met vrijwel maximale geluidsproductie kunnen draaien -op ashoogte is de windsnelheid dan wel hoog. Bij zwakke tot matige wind overschrijdt het beoordelingsniveau, vooral na zonsondergang, de gestelde grenswaarden voor het geluidsniveau bij meerdere woningen. Naar het karakter van het geluid is geen onderzoek gedaan, maar het is te verwachten dat het voor moderne, hoge windturbines typische nachtelijke ‘stampen’ bijdraagt aan de hinder. Als het geluid als een impulsachtig (‘stampend’) geluid zou worden gekenmerkt, dan moet een impulstoeslag worden toegepast en treedt een overschrijding van de grenswaarden bij meer woningen op