Om plantensoortenrijkdom te behouden worden op kwelders (buitendijkse graslanden die regelmatig overstromen met zeewater) en veel andere typen natuurgebieden steeds vaker grote grazers, zoals koeien of paarden, ingezet. Hierbij krijgen insecten en andere ongewervelden echter weinig aandacht. Dit proefschrift beschrijft hoe gemeenschappen van ongewervelden reageren op beweiding, met aandacht voor verschillen tussen soorten grazers, beweidingsdichtheden en rotatiebeheer (jaarlijkse wisseling tussen beweide en onbeweide jaren). Plantensoortenrijkdom neemt vaak toe wanneer grote grazers worden ingezet. Dit komt grotendeels omdat deze dieren, door hoge planten op te eten, zorgen dat meer licht de bodem breikt, en lagere planten een kans krijgen. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat soortenrijkdom van ongewervelden vaak afneemt in aanwezigheid van grote grazers. Op kwelders zijn de meeste soorten insecten en andere ongewervelden afhankelijk van hoge vegetatie als voedselbron of als bescherming tegen overstromingen, terwijl een minderheid aan soorten korte vegetatie prefereert. Als de vegetatie wordt opgegeten door grote grazers zullen de bestaansmogelijkheden voor de meeste soorten dus afnemen of verdwijnen. Beweidingsdichtheid blijkt voor soortenrijkdom van ongewervelden de belangrijkste bepalende factor te zijn. Dit bepaalt hoe veel vegetatie wordt opgegeten, en dus welke mogelijkheden er voor ongewervelden bestaan. Welke soort grazer wordt ingezet lijkt hier een ondergeschikte rol te spelen. De beste kans om soortenrijkdom van ongewervelden op kwelders en andere typen graslanden te waarborgen ligt in het creeëren van heterogeniteit. Dit kan bereikt worden door verschillend beheerde terreinen naast elkaar te behouden, te beweiden met lage dichtheden of met rotatiebeheer