research

Helpmeststoffen: Beschikbaarheid en opname van stikstof in de biologische teelt van zomertarwe

Abstract

In 2007 heeft het Louis Bolk Instituut onderzoek gedaan naar de eigenschappen van 12 hulpmeststoffen die gebruikt kunnen worden in de biologische landbouw: verenmeel, vinasse (restproduct uit de verwerking van suikerbieten),protamylasse (restproduct uit de winning van aardappelzetmeel), Maltaflor (restproduct op basis van moutkiemen van gerst en vinasse), ricinusschroot (restproduct uit de winning van wonderolie uit de plant Ricinus communis), luzernebrok, koolzaadschroot, Condit (restproduct op basis van melkwei op een drager van zaagsel en tarwestro, met toevoeging van zeoliet), twee kippenmesten, een digestaat op basis van co-vergisting van rundveemest met energiemaïs en kuilgras, en een digestaat op basis van puur energiemaïs. De meststoffen zijn toegepast in een bemestingsexperiment in zomertarwe (Lavett) op zeeklei met een organische stofgehalte van 4,6%. De tarwe is bemest met een najaarsgift van 10 ton vaste rundermest. De hulpmeststoffen zijn vlak na uitstoeling van de tarwe toegediend, met een gift van gemiddeld 138 kg N/ha. De proef is aangelegd in een compleet gerandomiseerde blokkenproef met 4 herhalingen, na het inzaaien van de tarwe. Elk veld is daarna in tweeën gesplitst, waarbij de helft van het veld met tarwe begroeid was, en de andere helft door branden en schoffelen braak werd gehouden. De weersomstandigheden zijn dit jaar erg extreem geweest, met een zeer droge (12 weken) en warme periode vroeg in het voorjaar. Dit heeft gezorgd voor een slechte kieming en uitstoeling van de tarwe. Daarnaast was de onkruiddruk met het wortelonkruid Akkermelkdistel in het proefveld zeer hoog. De opbrengsten waren laag; variërend van 1,4 ton/ha (koolzaadschroot) tot 3,9 ton/ha (controle zonder hulpmeststoffen). De hoogste opbrengsten in de velden zonder hulpmeststoffen werden ook gevonden in een onafhankelijk experiment met zomertarwe op hetzelfde bedrijf. De veel hogere onkruiddruk in de bemeste percelen kan een mogelijke verklaring geven voor de verschillen in opbrengst. Er zijn significante verschillen gevonden in kwaliteit van de tarwe tussen de verschillende meststoffen, maar door de extreme weersomstandigheden, kunnen hier geen harde conclusies uit getrokken worden. De eiwitgehalten van de tarwe liepen uiteen van 10,4% (controle) tot 14,0% (luzernebrok). Zeleny-sedimentatiewaarden liepen uiteen van 39 (digestaat uit co-vergisting) tot 53 ml (luzenebrok). De valgetallen van de tarwe waren allemaal hoog, tussen 343 (digestaat uit co-vergisting) en 400 (verenmeel). De hectoliter gewichten waren laag, variërend van 69 (vinasse) tot 76 (zowel in de controle als in de behandeling met Condit). Besmettingsniveaus met Fusarium liepen uiteen van 9% (controle) tot 18% (vinasse). Het gehalte aan nitraat in de bodem is op 4 momenten tijdens de teelt bepaald, zowel in de met tarwe begroeide als in de braak percelen. In de met tarwe begroeide veldjes werden de stikstofgehalten, ondanks de hoge giften, bij de laatste twee metingen zo laag, dat er geen significante verschillen tussen de behandelingen waren. In de braak percelen traden wel significante verschillen in nitraat gehalten op tussen de verschillende meststoffen. Hieruit valt af te leiden dat met name uit vinasse, protamylasse en condit, veel stikstof snel beschikbaar komt. Deze worden gevolgd door verenmeel, ricinusschroot en digestaat uit co-vergisting. Voor een meer gestage stikstoflevering door het seizoen lijken met name luzernebrok, koolzaad en Maltaflor geschikt. Daarbij kan de stikstoflevering wellicht versneld worden door inwerken van de korrels, waardoor deze sneller uit elkaar vallen. De kippenmesten en digestaten bevatten net zoals vinasse veel N-mineraal in het product, maar hier kan mogelijk ook veel verloren gaan naar de atmosfeer. Na 6 weken hadden de kippenmesten, digestaten en condit juist de laagste gehaltes aan beschikbaar stikstof in de bodem. Bij protamylasse, digestaat uit co-vergisting, condit en verse kippenmest was na 6 weken bovendien een aanzienlijke hoeveelheid stikstof verdwenen ten opzichte van de controle behandeling

    Similar works