thesis

The venom of honeybees (Apis mellifera L.) : from proteomics to recombinant production of potential allergens

Abstract

De recente ontwikkelingen in de diagnostiek en therapie van bijengifallergie brengen een nood met zich mee om de samenstelling van bijengif zo volledig mogelijk te kennen. Met dit onderzoek hebben we geprobeerd een bijdrage te leveren tot het ontrafelen van deze puzzel. In ons onderzoek zijn we er in geslaagd in het gif van de honingbij 3 nieuwe proteïnen te ontdekken: PVF1, icarapine en MRJP9. Icarapine is een proteïne waarvan de functie momenteel nog niet gekend is. Het heeft een kenmerkend domein dat eveneens bij andere insecten waargenomen wordt. Icarapine kent een alternatieve splitsing van mRNA bij de transcriptie. Het is een potentieel nieuw allergeen omwille van de IgE-bindende eigenschappen van het recombinant proteïne. De annotatie van PVF1 is gebaseerd op de volledige coderende sequentie van het overeenkomstig cDNA uit gifklierweefsel, welke een sterke homologie vertoont met het Drosophila melanogaster PVF1. Het vervult een aantal functies waaronder het verhogen van de capillaire permeabiliteit. Ook hier werd alternatieve splitsing waargenomen. Dit is trouwens typisch voor deze familie. svVEGF, een gifcomponent bij adders, kan ook bij deze familie worden ondergebracht. MRJP9 behoort samen met MRJP8 tot de MRJP/yellow familie. De ‘major royal jelly proteins’ zijn bijenspecifiek, terwijl de “yellow“ leden bij andere insecten en bij bacteriën worden waargenomen. De functionaliteit is niet goed gekend. Het lijkt erop dat deze twee proteïnen nauwst verwant zijn het yellow proteïne waaruit de MRJP familie ontstaan is. MRJP9 kan met bijna zekerheid als een allergeen bestempeld worden. Van een ander allergeen, de protease inhibitor Api m 6, werd alleische variatie waargenomen. Dit verklaart de C-terminale proteïne variatie van deze component. Deze allelische variatie gaat meestal gepaard met het voorkomen van indels die de correcte assemblage van het bijengenoom vertraagd en bemoeilijkt hebben. Het aangerijkt bijengifpreparaat vertoont, naast cellulaire componenten en de meeste bijengifcomponenten, een aantal proteïnen die in de toekomst onze verdere aandacht zullen krijgen. Deze laatste studie leidde tot de identificatie van opvallend veel antioxidantia in de meest dominante spots. Er konden ook een aantal proteïnen geïdentificeerd worden waarvan sommige homologen bij de mens allergie veroorzaken. Naast het vinden van een reeks nieuwe gifcomponenten waarvan sommigen mogelijks nieuwe allergenen vertegenwoordigen onthult deze studie ook een opvallende proteïne heterogeniteit die zijn oorsprong vindt in allelische variatie en alternatieve splitsing van het transcript. Dit laatste aspect werd eveneens waargenomen bij de antibacteriële component apidaecine. Mogelijk is dit fenomeen kenmerkend voor de componenten die onderhevig zijn aan een hoge selectiedruk

    Similar works