__Abstract__
De wisselwerking tussen de officiële religie en het volksgeloof geeft al jarenlang
aanleiding tot hevige discussies. Vooral sinds Jean Delumeau heeft gewezen
op het onderscheid tussen de voorgeschreven normen van kerkelijke en
wereldlijke overheid en de dagdagelijkse beleving ervan in het leven van de
gewone man, houden onderzoekers meer rekening met de beperkte draagwijdte
van deze voorschriften. Bovendien spreken historici tegenwoordig liever over
‘religieuze volkscultuur’ omdat de religiositeit van het volk bijna uitsluitend af
te leiden is uit culturele uitingen. Tijd en ruimte zijn hierbij twee belangrijke
dimensies waarbinnen mensen deze geloofsuitdrukking kunnen tonen. Sacrale
momenten en plaatsen boden leken de mogelijkheid om in contact te treden
met het bovennatuurlijke waardoor de microkosmos van de plattelandssamenleving
tijdelijk werd opgenomen in de macrokosmos van de christelijke
wereldbeschouwing. Oneerbare personen zoals prostituees werd dan ook
verboden sacrale plaatsen te betreden en op religieuze feestdagen bestonden er
soms zelfs voorschriften die hun bewegingsvrijheid beperkten