research

Vangstvergelijking tussen pulskorschepen en een conventioneel boomkor-vaartuig

Abstract

In mei 2011 (week 19) werd een vergelijkende visserij uitgevoerd aan boord van de kotters GO4 (wekkerboomkorren), TX36 (HFK pulswings), en de toenmalige versie van DELMECO pulskorren gebruikt op de TX68. De schepen visten zoveel mogelijk giek-aan-giek in hetzelfde gebied. Tevens werd aandacht besteed aan mogelijk ruggengraatletsel van kabeljauw en wijting. De pulskarakteristieken waren als volgt: TX36: voltage 45 V0 tot piek, pulsfrequentie: 45 Hz, pulsduur 380 µs; elektrisch vermogen op één tuig: 7.0 kW; TX68: voltage 50 V0 tot piek, pulsfrequentie: 50 Hz, pulsduur 220 µs; elektrisch vermogen op één tuig: 8.5 kW. Het brandstofverbruik over de gehele visweek was aanzienlijk minder voor de TX36 (40%) en de TX68 (54%), dan de GO4. Voor de netto besomming (= bruto besomming – gasoliekosten) vonden we zelfs bijna een verdubbeling in efficiëntie voor de TX36 (186%), en een ruime toename voor de TX68 (155%). De schepen met pulstuigen vingen minder (65-69%) van de belangrijkste doelsoorten dan het schip met wekkerkorren op dit bestek en in deze periode, maar ook minder (30-50%) ondermaatse en niet-vermarktbare soorten vis (EN: ‘discards’) en minder bodemdieren (48-73%). De pulstuigen bleken minder (19-42%) maatse kabeljauw in kg/u te vangen dan de wekkerkor, maar de vangsten van deze soort waren voor alle schepen gering. Voor schol en schar waren de verschillen statistisch aantoonbaar, voor griet, tarbot wijting en kabeljauw niet. De pulskorschepen onderling lieten geen duidelijke verschillen in totale aanlanding zien. De TX68 bleek minder maatse tong te vangen, maar niet duidelijk minder ondermaatse tong dan de GO4. Bij de TX36 was het andersom: hier werd minder ondermaatse tong gevangen, maar het verschil in maatse vis was niet duidelijk. De vangsten van griet en tarbot waren zo gering, dat doorgaans geen statistisch onderbouwde conclusie kon worden getrokken. Alleen van ondermaatse tarbot ving de TX36 significant minder. Voor wijting vonden we wel een aanwijsbare vermindering van zowel maatse als ondermaatse vis voor de pulskorschepen. In aantal/u bleek de TX36 ook minder te vangen. Er was een redelijke overeenkomst tussen het vangstsucces (vangst per eenheid van inspanning of CPUE) berekend uit de afslaggegevens en het vangstsucces berekend uit de bemonsterde trekken voor soorten die talrijk voorkomen, zoals schol en tong. Voor minder voorkomende soorten, was de correlatie minder sterk. Dit zou voorkomen kunnen worden door meer en grotere monsters te nemen in toekomstige vangstvergelijkingen. Kabeljauw (ondermaatse en maatse vis) ondervond in de pulstuigen in beperkte mate breuk van de ruggengraat. Er is een indicatie, dat dit voor de TX68 iets meer (11%) optrad dan voor de TX36 (7%). Wijting leek nauwelijks schade te ondervinden

    Similar works