Toen in 1980 de communistische partij van Peru – Lichtend Pad – in naam van de boerenbevolking en het proletariaat, een gewapende revolutie lanceerde tegen de Peruaanse staat, werd deze door verscheidene wetenschappers al snel betiteld als een boerenopstand, en daarom een geschikte case om zich toe te leggen op de vraag waarom boeren in opstand komen. Maar zelfs terwijl de opeenvolgende onderzoeken over de zich steeds verder ontwikkelende Peruaanse burgeroorlog een overvloed aan literatuur voortbracht, waarvan men de relevantie verkondigde als zijnde een voorbeeld van een boerenrevolutie, vonden geweldadige confrontaties tussen de guerrillastrijders en de boeren, die zij beweerden te vertegenwoordigen, steeds vaker plaats. De
wijdverspreide verbazing en verbijstering die deze gewelddadige botsingen veroorzaakten was misschien tekenend voor de mate waarin wetenschappers al lange tijd de vraag hadden genegeerd wat boeren ertoe bracht actief en geweldadig contra-revolutionair te worden. Het voornaamste belang van het fenomeen boerenverzet is zijn cruciale relevantie voor het begrijpen van de wetenschappelijke theorie over revolutie
en voor het begrijpen van de dynamiek in de relatie tussen boeren en revolutionaire groepen.
Dit boek probeert het wetenschappelijke begrip van oorzaken, structurele vormen en dynamiek van de geweldadige boerenverzet te vergroten, door een case-studie te presenteren over boerenzelfverdedigingsgroepen in het Peruaanse departement
Ayacucho gelegen in het Andes gebergte, geboorteplaats van zowel de revolutie van
het Lichtend Pad als het boerenverzet. Daarnaast onderzoekt dit boek ook de geschiedenis
van de Peruaanse burgeroorlog vanuit het relatief verwaarloosde perspectief van
het boerenverzet in een poging de dagelijkse ervaringen van de boerenbevolking met
politiek geweld en hun reactie daarop te begrijpen