Krimpende leerprestaties in een krimpregio?:Ontwikkeling van leerwinst en eindtoetsscores op basisscholen in Oost-Groningen

Abstract

De landelijke daling van het aantal leerlingen op (basis)scholen doet zich het sterkst gelden aan de ‘randen’ van Nederland, waaronder de regio Oost-Groningen. De daling wordt veroorzaakt door vergrijzing en minder geboortes. Daarnaast zijn er signalen dat hoger opgeleiden wegtrekken uit de regio om in de stad te gaan wonen en werken. Voor de basisscholen in deze gebieden betekent dit een verandering in de omvang en de samenstelling van de leerlingpopulatie. In combinatie met veranderingen in de toekenning van financiële middelen op basis van de sociaal-economische status van leerlingen en de grotere nadruk op cognitieve prestaties leidt dit tot het gevoel bij scholen en besturen in deze regio dat ze in de dagelijkse praktijk tenminste dezelfde onderwijskwaliteit moeten leveren voor minder geld, terwijl hun leerlingpopulatie moeilijker is geworden en ze langs dezelfde maatstaf worden beoordeeld als basisscholen die niet in krimpregio’s staan. In opdracht van één van de Oost-Groningse schoolbesturen heeft GION onderwijs/onderzoek onderzocht in hoeverre de leerlingpopulatie aan verandering onderhevig is en of de veranderingen samenhangen met veranderingen in prestaties van leerlingen.Uit data van individuele leerlingen afkomstig uit het leerlingadministratie en –volgsysteem van 24 reguliere basisscholen blijkt dat de krimp in deze regio inderdaad hoger is dan het landelijk gemiddelde. Er is echter geen sprake van een veranderende samenstelling richting minder hoog opgeleiden; het gemiddeld en de verdeling van het opleidingsniveau van de ouders is tussen de schooljaren 2006-2007 en 2011-2012 nagenoeg gelijk gebleven. Wat betreft de prestaties van de leerlingen bij rekenen-wiskunde, technisch en begrijpend lezen en de eindtoets in groep 8 zijn eveneens geen grote systematische verschuivingen of afwijkingen van het landelijk gemiddelde te zien. Als er meer in detail naar de midden- en bovenbouw wordt gekeken dan vallen enkele zaken op. Bij rekenen-wiskunde lopen middenbouwleerlingen hun aanvankelijke achterstand ten opzichte van de landelijk norm in en doen bovenbouwleerlingen het iets beter dan de landelijk norm. Ook bij technisch lezen gaat het goed: gedurende de gehele midden- en bovenbouw wordt er boven de landelijke norm gepresteerd. Alleen bij begrijpend lezen in de middenbouw is er ruimte voor verbetering. Middenbouwleerlingen starten boven de landelijk norm voor begrijpend lezen in groep 3 maar zijn deze voorsprong kwijtgeraakt als ze in groep 6 aankomen. Voor bovenbouwleerlingen is de situatie constant: ze blijven bij begrijpend lezen conform de landelijke norm presteren. De toetsprestaties en het verloop daarvan zijn niet eenduidig gerelateerd aan opleidingsniveau van de ouders, een krimpende leerlingpopulatie of aan een ligging in de dichtbebouwde kerngemeente of op het platteland.Bij deze conclusies moet wel opgemerkt worden dat een aanzienlijk deel van de leerlingen niet meegenomen kon worden in de analyses omdat ofwel bepaalde toetsresultaten ofwel gegevens over het opleidingsniveau van de ouders onbekend waren. Ervaring leert dat de kans op ontbrekende gegevens het grootst is bij lager presterende leerlingen van een laag sociaal-economische achtergrond. Om goed zicht te krijgen en houden op de ontwikkelingen in de leerlingpopulatie zouden deze gegevens dus nauwkeuriger geregistreerd moeten worden. Een gestandaardiseerd intake-formulier dat op alle scholen wordt gebruikt zal daarbij deels uitkomst bieden. Het zorgvuldig navragen en administreren van het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is essentieel, niet alleen ten behoeve van de gewichtenregeling maar ook voor intern gebruik door het schoolbestuur. Verder verdient het aanbeveling om toe te werken naar een gezamenlijke toetskalender voor alle scholen van het Oost-Groningse schoolbestuur. Zo kunnen de scholen beter op hun eigen toetsresultaten sturen en kan het schoolbestuur beter de vinger aan de pols houden. Vergelijkingen tussen scholen worden dan niet meer belemmerd door een gebrek aan overlap in toetsdomein, toetsversie en/of toetsafnamemoment. Beide aspecten – zorgvuldige administratie van met name het opleidingsniveau van de ouders/verzorgers en een gezamenlijke toetskalender - zullen een impuls kunnen geven aan de kwaliteit van het onderwijs op de Oost-Groningse scholen. Met objectieve en volledige informatie in de hand zullen het bestuur en de scholen een realistisch beeld krijgen van de samenstelling van haar leerlingpopulatie en het verloop van de leerprestaties van de leerlingen en zijn acties die daaruit voortkomen goed te onderbouwen met empirische data.<br/

    Similar works