Een kwalitatief onderzoek naar interorganisationele samenwerking rond maatschappelijke participatie van kansarmen in de pilots Hoogkerk en Paddepoel, betreffende de partners WerkPro, Iederz, Novo en de gemeente Groningen.

Abstract

SamenvattingVooruitlopend op de nieuwe taken in het teken van de ontwikkeling naar de participatiesamenleving en het regeerakkoord van het kabinet Rutte ΙΙ, startte de gemeente Groningen in 2012 met twee pilots “Maatschappelijke Participatie” in Hoogkerk en in Paddepoel. De twee pilots richten zich op het organiseren en aanbieden van een zinvolle dagbesteding voor burgers die niet of nauwelijks over arbeidsvermogen beschikken. Het doel van de pilots is om deze doelgroepen en hun begeleiding, die door verschillende regelingen en wetten aanspraak maken op dagbesteding en door verschillende organisaties worden ondersteund, te mengen in de wijken Hoogkerk en Paddepoel. De gemeente Groningen heeft de organisaties Werkpro, Iederz en Novo benaderd om samen te werken voor de uitvoering van de pilots. Het huidige onderzoek heeft zich gericht op deze samenwerking. Het doel van het huidige onderzoek is inzicht krijgen in de manier waarop de betrokken partners binnen de twee pilots samenwerken en wat de succes- en faalfactoren daarbij zijn. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:“Op welke wijze werken de vier partners gemeente Groningen, WerkPro, Iederz en Novo samen en wat zijn hierbij de succes- en faalfactoren?”Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is gekeken naar welke kenmerken interorganisationele samenwerking beïnvloeden. Daarbij is gebruik gemaakt van twee theorieën, namelijk de interorganizational relationship theory ofwel IOR van Oliver (1990) en de theorie van interdisciplinary collaboration van Bronstein (2003). De theorie van Oliver (1990) gaat in op de kenmerken die cruciaal zijn voor relatievorming binnen interorganisationele samenwerking. De theorie van Bronstein (2003) beschrijft kenmerken die van invloed zijn voor een optimale samenwerking tussen professionals uit verschillende disciplines. Tegen de achtergrond van de theorieën van Oliver (1990) en Bronstein (2003) is een kwalitatief onderzoek gedaan. Hiervoor zijn negen interviews afgenomen met betrokkenen van de twee pilots Hoogkerk en Paddepoel, bestaande uit professionals in de uitvoering, leidinggevenden van de pilots en medewerkers van de gemeente. Uit de resultaten is een aantal succes- en faalfactoren van de pilots naar voren gekomen. De succesfactoren van de pilots zijn: elkaar aanvullen, vertrouwen, wederkerigheid, gezamenlijk gedragen doelen en verschil in focus en maatschappelijke winst. De faalfactoren van de pilots zijn: communicatie, meetbaarheid van de pilots en praktische zaken met betrekking tot fysieke ruimtes. Op basis van de resultaten van het onderzoek is een aantal aanbevelingen gedaan voor de praktijk en vervolgonderzoek.<br/

    Similar works