'Ja, de Litteratuur is nu eenmaal een wonderlik vak': Ideeën ten aanzien van het bloemlezen van eigentijdse poëzie voor gebruik in de hoogste klassen van gymnasium en h.b.s., 1898-1941

Abstract

In de loop van de eerste vier decennia van de twintigste eeuw dringt de poëzie vanaf 1880 door in bloemlezingen voor de hoogste klassen van gymnasium en h.b.s. In deze studie worden de overwegingen om poëzie te bloemlezen en de keuzes die daaruit voortkomen van een vijftal bloemlezers (allen leraren) beschreven. Elk van hen propageert een methodiek om poëzie in de literatuurles te verwerken, van een open, globale kennismaking tot een intensieve analyse van een gedicht. Soms wordt een gedicht van een context voorzien maar doorgaans wordt een gedicht als zelfstandige tekst aangeboden. Naast deze bloemlezers brengt voordrachtskunstenaar Paul Huf ter ondersteuning van het onderwijs op een veertiental grammofoonplaten zijn gesproken bloemlezing. Zijn voordracht kan als voorbeeld dienen. Verder inventariseert deze studie de inhoud van 85 schoolbloemlezingen uit de periode 1898–1941 met in totaal 6758 gedichten van 254 dichters. Uit deze inventarisatie blijkt naast de voorkeur voor dichters uit de eerste jaren vanaf 1880 de vrij snelle popularisatie van anderen in de loop van de jaren 1920, 1930. Bloemlezers volgen op literair-historische gronden keuzes van voorgangers, daarnaast tonen zij een brede persoonlijke keuze. Schoolbloemlezingen representeren de voortgang van de contemporaine poëzieproductie en representeren het belang dat docenten voor de literatuurles hechten aan poëzie.Modern and Contemporary Studie

    Similar works