Symbiose in het voortgezet speciaal onderwijs:wat, wie en waarom?

Abstract

Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de mogelijkheden van leerlingen wordt in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) veelvuldig gebruikgemaakt van symbiose. Leerlingen die ingeschreven zijn bij het vso, kunnen tot maximaal 60% onderwijs volgen op een andere school. De symbioseregeling komt voort uit het feit dat het aanbieden van praktijkvakken vaak een uitdaging is voor vso-scholen, mede door de geringe omvang van het onderwijs én de beperkte bevoegdheid van leraren. Middels symbiose kunnen leerlingen dit deel op een reguliere vo-school volgen en een volledig diploma behalen. Hoewel symbioseveelvuldig wordt gebruikt in de onderwijspraktijk, is er tot op heden geen systematisch onderzoek naar gedaan. In dit artikel presenteren we een deelonderzoek van een groter onderzoeksproject naar symbiose.We zoomen hierbij in op de manier waarop symbiose is vormgegeven, wat de meerwaarde is van symbiose, en wat er nodig is aan competenties van een reguliere vo-docent om les te geven aan leerlingen die gebruikmaken van symbiose. Achttien onderwijsprofessionals uit tien verschillende vso-locaties die te maken hebben met symbiose werden aan de hand van een semigestructureerd interview bevraagd. De interviews zijn getranscribeerd en vervolgens op thema’s gecodeerd. Hoewel symbiose op vrijwel alle scholen verschillend is vormgegeven, zijn er in grote lijnen vijf varianten te onderscheiden. De meerwaarde van symbiose is voor leerlingen voornamelijk het behalen van een volledig diploma (i.p.v. certificaten) en een gevoel van eigenwaarde. De overgrote meerderheid van de geïnterviewden is van mening dat leraren vanhet reguliere vo kennis nodig hebben op het gebied van de vso-doelgroep (zoals gedragsproblematiek) en van hieruit de vertaalslag moeten maken naar wat een leerling nodig heeft aan ondersteuning. In de discussie staan we stil bij enkele praktische implicaties van deze eerste bevindingen van dit deelonderzoek

    Similar works