De betekenis van de concepten beslissingsruimte, beslissingsvrijheid en marginale toetsing. Een verhullend woordenspel?

Abstract

Toen de redactie van deze bundel ons verzocht een bijdrage te schrijven onder de (werk)titel De rechtstheoretische betekenis van concepten zoals beslissingsruimte, beslissingsvrijheid en marginale toetsing. Een verhullend woordenspel?, waren wij, rechtstheoretici met een speciale belangstelling voor taalfilosofie en rechtsvinding, gelijk geïnteresseerd. Wat onze belangstelling wekte was de subtitel (‘een verhullend woordenspel') en de toelichting op de titel. Want als een woordenspel iets kan verhullen, dan is er iets dat onthuld kan worden. Deze implicatie wordt in de toelichting op het verzoek bevestigd: ‘een uiteenzetting over verschillende meer of minder terughoudende (verwoordingen van) toetsingsmaatstaven en wat die (echt) betekenen’. En dus lazen wij de vraag in de titel die de redactie in gedachten had als volgt: Wat is de werkelijke betekenis van de verschillende verwoordingen van de toetsingsmaatstaf ‘marginale toetsing’? Met als hypothese dat die meer of minder terughoudende verwoordingen geen nieuwe lading dekken, maar verbale varianten zijn van het concept ‘marginale toetsing’. Maar wat, vroegen wij ons af, als er nu eens niet één betekenis is van het concept marginale toetsing? Als marginale toetsing een essentially contested concept blijkt te zijn? Als we moeten concluderen dat het concept vooral een retorische functie in de legitimatie vervult? <br/

    Similar works