Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB)
Doi
Abstract
In October 2018 officials from the Amsterdam Monuments and Archaeology department (MA) made a surprising discovery in a listed building at 41 Recht Boomssloot in Amsterdam. On the ground floor they encountered a relatively unknown interior designed by the Italian architect-designer Alessandro Mendini (1931-2019) dating from 2001. The building was the former home of Frans Haks (1938-2006), who moved into the house in 1996 at the end of his directorship of the Groninger Museum, together with his partner Johan Ambaum (1931-2018). Mendini redesigned the ground floor and extended it with a conservatory at the rear. Here Haks lived in the midst of his collection of contemporary art. Ambaum lived on the first floor surrounded by his nineteenth-century artworks.
In January 2018, after the death of Ambaum, the last occupant, the apartment came into the possession of the Rijksmuseum via the Stichting het Rijksmuseum Fonds. Ambaum had designated this fund as his sole heir with the aim of supporting the acquisition of nineteenth- and twentieth-century applied art and crafts for the Rijksmuseum’s collection. Any part of the legacy that did not strengthen the museum’s collection was to be sold for the benefit of the fund. This was the case with the apartment, which was subsequently sold. Because the building in which the apartment is located is heritage-listed because of the gable end (monument number 646), the new owner’s rebuilding plans had to be submitted to the MA. When its officials unexpectedly discovered the Mendini interior during their inspection of the building in October 2018, those plans were rejected.
On 26 February 2019 – eight days after Mendini’s death – the apartment was revisited, this time in the company of the conservator of twentieth-century art and the senior conservator of furniture at the Rijksmuseum, and the senior specialist in historical interiors at the Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Cultural Heritage Agency). The aim was to carry out an evaluation with regard to adaptive reuse. The interior was assigned a high heritage value on account of the structure, the spatial effect, the use of colour and materials, and its rarity. This second visit and the lack of knowledge about the interior prompted the research that gave rise to this article.
Based on a literature review, archival research and oral history, this article sketches the history of the interior and establishes its importance. A brief introduction of the client, Haks, the designer, Mendini and their relationship is followed by an analysis of the colourful interior, including the design considerations. The interior design was required to provide a fitting decor for Haks’ art and design collection. It also had to be theatrical, in keeping with Haks’ exuberant lifestyle. The hyper-awareness of the artificial character, the exaggeration as style statement in the use of bright colours and forms, the glamour and the irony, lend the interior a self-aware neo-kitsch playfulness, better characterized as Camp. Lastly, the interior belongs to the historically interesting interior design of the post-1965 period.In oktober 2018 deden medewerkers van Monumenten en Archeologie Amsterdam (MA) een bijzondere ontdekking in een monumentaal pand aan de Recht Boomssloot 41 in Amsterdam. Op de begane grond troffen zij een relatief onbekend interieur aan van de Italiaanse architect-ontwerper Alessandro Mendini (1931-2019) uit 2001. Het betreft de voormalige woning van oud-directeur van het Groninger Museum Frans Haks (1938‐2006), die na zijn directeurschap in 1996 met zijn partner Johan Ambaum (1931-2018) verhuisde naar het pand. De begane grond werd door Mendini aangepast en uitgebreid met een serre-aanbouw aan de achterzijde. Haks woonde hier tussen zijn hedendaagse kunstverzameling. Ambaum woonde op de eerste verdieping tussen zijn negentiende-eeuwse kunst.
Na het overlijden van Ambaum in januari 2018 als laatste bewoner van het appartement kwam het via de Stichting het Rijksmuseum Fonds in handen van het Rijksmuseum. Ambaum had dit fonds aangewezen als enige erfgenaam met als doel de aankoop van toegepaste kunst en nijverheid uit de negentiende en twintigste eeuw voor de Rijksmuseum collectie. Wanneer de nalatenschap de museumcollectie niet zou versterken, diende deze te worden verkocht ten behoeve van het fonds. Dit was het geval bij het appartement dat in de verkoop werd gedaan. Omdat het pand waarin het appartement zich bevindt vanwege de geveltop een rijksmonument is (monumentnummer 646), dienden de verbouwingsplannen te worden voorgelegd aan MA. Toen de medewerkers in oktober 2018 bij hun bezoek aan het pand daarin onverwacht het Mendini-interieur aantroffen, werden de plannen afgekeurd.
Op 26 februari 2019 – acht dagen na het overlijden van Mendini – werd het appartement opnieuw bezocht, deze keer samen met conservator twintigste-eeuwse kunst en senior conservator meubelen van het Rijksmuseum en de senior specialist historische interieurs van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het doel was een waardebepaling te maken met het oog op herbestemming. De interieurafwerking kreeg een hoge monumentenwaarde toegekend vanwege de structuur, de ruimtewerking, de interieurafwerkingen en de zeldzaamheid. Dit laatste bezoek en het besef van het gebrek aan kennis over het interieur vormden de aanleiding voor het onderzoek waaruit dit artikel is voortgekomen.
Op basis van literatuur- en archiefonderzoek en oral history schetst dit artikel de geschiedenis van het interieur en wordt het belang ervan aangetoond. Na een beknopte introductie van opdrachtgever Haks, ontwerper Mendini en hun relatie, volgt een analyse van het kleurrijke interieur waarin de ontwerp overwegingen worden geduid. Het interieur moest een passend decor vormen voor Haks’ kunst- en design verzameling. Bovendien moest de vormgeving theatraal zijn, passend bij Haks’ uitbundige manier van leven. Het overbewustzijn van het kunstmatige karakter, de overdrijving als style statement in het gebruik van heldere kleuren en vormen, de glamour en de ironie geven het interieur een zelfbewuste neo-kitscherige lichtvoetigheid, beter aangeduid als camp. Tot slot wordt het interieur gesitueerd binnen de architectuurhistorisch interessante interieurkunst uit de periode na 1965