Na het nieuw geelblauwe uniform van 2014, worstelt de Nederlandse politie op dit moment met een meer fundamenteleverandering dan de uiterlijke verschijningsvorm: de politielijkt op zoek naar andere uniformiteit. Politiek-bestuurlijke verhoudingenzijn met de Nationale Politie gewijzigd, diverse andere organisatiesen bedrijven begeven zich op het domein van beveiliging en handhaving,steeds meer verbanden ontstaan met uiteenlopende organisaties,en relaties met burgers in een multiculturele samenleving vormeneen uitdaging. Enerzijds vraagt dit om een vorm van uniformiteit diehouvast biedt – de politie probeert zich in de maatschappij eenduidigte positioneren – en tegelijkertijd is ruimte nodig. Daar waar de politievroeger gesloten bleef voor de buitenwereld, wil ze nu openstaanvoor eenieder in de maatschappij en streeft ze naar een heterogeneresamenstelling van het korps zelf. Dit essay gaat in op de huidige wijze waarop de politie hiermee omgaat en de valkuilen die daarbij horen. Alternatieve ontwikkelperspectieven worden hierbij aangereikt