De ontwikkeling van taal

Abstract

De ontwikkeling van taal. Die eerste spraakgeluidjes ontstaan als gevolg van onwillekeurige bewegingen van de tong, de lippen en het verhemelte. Het blijkt dat alle kinderen, waar ook geboren, in deze periode klanken op ongeveer dezelfde wijze laten horen. Men spreekt dan ook wel van universeel brabbelen: de klanken beperken zich niet tot de klanken die in een specifiek taalgebied voorkomen (Goorhuis-Brouwer & Immelman, 20). Maar geleidelijk aan verliezen de kinderen de klanken die niet regelmatig in hun omgeving voorkomen. Kinderen worden taalspecifiek. De fonologische ontwikkeling is de basis van het taalgebruik. Het kind leert dat bepaalde klanken leiden tot communicatie met anderen. De klanken hebben nog geen betekenis voor de baby. Langzamerhand ontdekt het kind dat bij bepaalde klanken door de omgeving op dezelfde manier gereageerd wordt. Bepaalde combinaties van klanken krijgen een betekenis. Dit is de start van de volgende fase in de taalontwikkeling: de semantische ontwikkeling: de ontwikkeling van de woordenschat. Kinderen gaan de betekenis van woorden begrijpen. Kinderen gaan begrijpen dat alle voorwerpen en ook alle situaties een naam hebben. Het blijkt dat zij door de ontwikkeling van het luisteren en het vermogen tot nadoen, woordjes gaan nazeggen om vervolgens deze uit zichzelf te gaan zeggen

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image

    Available Versions

    Last time updated on 07/05/2019