26 research outputs found
Villa Welpeloo Enschede: 2012Architecten
When 2012Architecten received the commission to design a villa in the Roombeek district in Enschede in 2005, the firm had for years already been designing and realizing smaller projects in which they applied reused materials. The architects conceived the term ‘superuse’ for this system of reuse and published a book on the subject in 2007. With superuse, new life is given to waste materials, or parts of them, in their original form. Thus it should not be confused with recycling, which stands for the entire process of reworking existing objects into new raw materials, something that requires a lot of new energy.
Villa Welpeloo is the first house the architects built. The clients wanted to be able to exhibit art professionally in their new residence. A wide glass entrance between the guest wing and the living room takes visitors into a large, twostorey- high exhibition room that is spatially connected with the dining and living room area. The kitchen and workroom are on a slightly higher level. Located on the top floor are the master bedroom with annexes and a guest bedroom.
Sixty per cent of the villa is comprised of waste materials. To achieve this, the architects made a ‘harvest map’ of potential building materials in the surrounding area, sticking to a radius of approximately 15 km around the building lot in order to limit CO2 emissions from transport. The fieldwork for this harvest map literally consisted of scouting out transit sheds and visiting factories in search of usable waste products.2012Architecten ontwierp en realiseerde al jaren kleinere projecten waarin hergebruikte materialen werden toegepast, toen het bureau in 2005 de opdracht kreeg om in de wijk Roombeek in Enschede een villa te ontwerpen. De architecten bedachten voor de systematiek van hergebruik de term Superuse en brachten in 2007 een boek uit over dit thema. Bij Superuse wordt een nieuw leven gegeven aan afvalmaterialen, of delen daarvan, in hun oorspronkelijke vorm. Het moet daarom niet verward worden met recycling dat staat voor het hele proces van de herbewerking van materialen tot nieuwe grondstoffen; iets waar veel nieuwe energie in gaat zitten.
Villa Welpeloo is het eerste huis dat de architecten bouwden. De opdrachtgevers wilden in hun nieuwe woning professioneel kunst kunnen exposeren. Een brede glazen ingang tussen het gastenverblijf en de woonkamer brengt bezoekers in een grote, dubbelhoge expositiehal die ruimtelijk is verbonden met de eet- en woonkamer. De keuken en werkkamer liggen op een hoger niveau. Op de etage ligt de masterbedroom met annexen en een logeerkamer.
De villa bestaat voor 60 procent uit afval. De architecten maakten daarvoor een ‘oogstkaart’ van potentiële bouwmaterialen uit de directe omgeving en hielden hierbij een radius van circa 15 km rond de bouwkavel aan, om CO2-emissie door transport te beperken. Het veldwerk voor deze oogstkaart bestond letterlijk uit het scouten van opslagloodsen en het bezoeken van fabrieken op zoek naar bruikbare afvalproducten
Zuidpleinflat Rotterdam: Willem van Tijen met/with Jaap Bakema, Hugh Maaskant & Ernest Groosman
After the bombing of Rotterdam in May 1940 Willem van Tijen was commissioned to design one of five planned high-rises on the Zuidplein (Extension Plan Zuid, 1938). The first design phase coincided with the work on the Studie Woonmogelijkheden in het nieuwe Rotterdam (Study on housing options in the new Rotterdam), a joint venture between Van Tijen and the architecture firm Brinkman & Van den Broek and Maaskant. ‘In 1940, deeply impressed by the violence and destruction and the immense threat to our identity, we tried to put this out of our minds by trying to form a picture of what would have to be built after the war’ (Van Tijen,1970). The study was supposed to produce a sample of housing solutions that were effective on both a planning and an engineering level. Among the models that were developed was ‘the tall housing block’ in the form of a preliminary design for the Zuidpleinflat. It accommodated five dwelling types, including large-family homes. Van Tijen’s initial idea, that high-rises were unsuitable for families with children, was superseded by the special circumstances (housing shortage). Early in 1941, when the design was ready for tender, the German occupier called a building freeze and the preparations were discontinued.Na het bombardement van mei 1940 op Rotterdam krijgt Willem van Tijen opdracht een ontwerp te maken voor één van de vijf geplande flatgebouwen aan het Zuidplein (uitbreidingsplan Zuid, 1938). De eerste ontwerpfase valt samen met de werkzaamheden aan de Studie Woonmogelijkheden in het nieuwe Rotterdam, een co-productie van Van Tijen met het bureau Brinkman & Van den Broek en Maaskant. ‘Nog in 1940, diep onder de indruk van geweld en verwoesting en van de ontzettende bedreiging van onze identiteit, trachtten wij dit af te reageren door te denken wat ná de oorlog gebouwd zou moeten worden en ons daarvan een beeld te vormen’ (van Tijen,1970). De studie moest leiden tot een staalkaart aan goede woningbouwoplossingen op zowel stedenbouwkundig als woningtechnisch gebied. Eén van de uitgewerkte modellen is ‘het hoge woongebouw’ in de vorm van een schetsontwerp voor de Zuidpleinflat. Vijf woningtypes werden hierin ondergebracht, waaronder grotere gezinswoningen. Van Tijen’s eerder gevestigde inzicht, dat hoogbouw ongeschikt was voor gezinnen met kinderen, werd door de bijzondere omstandigheden ( woningtekort) terzijde geschoven. Begin 1941, toen het ontwerp bestekklaar was, kondigde de Duitse bezetter een bouwstop af en werd de bouwvoorbereiding gestaakt
Solarhaus Wermatswil: Otto Kolb
Located in Wermatswil near Zurich is a round Solarhaus, the residence of architect Otto Kolb (1921-1996). This home, the last project he realized, reflects his radical ideas about housing and living in absolute harmony with nature. In a manuscript Kolb wrote about the house, he quotes the psychoanalyst Carl Jung: ‘The house of man should be round, to remember the protected mother’s lap (unconsciously the womb).’ Kolb goes on to say: ‘But this was not the only argument for making the house round. A circular shape has the smallest possible surface contact with the (cold) outdoor climate and the wind, and is capable of absorbing sunlight and heat the whole day long.’
The design follows the principle that there are no straight lines in nature; all of the rooms, as well as the façade, the garden and the swimming pool, have an ergonomic form. The basement is partially dug into a slope, and contains an office and a variety of technical spaces that serve the ecological principles of the house. The actual living area above it is two stories high and consists of a continuum of spaces. Immediately catching the eye at the centre of the house is a spiral staircase leading to the upper level: floating in the twostorey high space at different levels and connected by inclined walkways are the bedrooms, the bathroom and two workspaces from which there is an overall view of the living space on the lower level. Integrated into the staircase is a fireplace with a Wärmeluftkammer (hot air chamber), which, depending on the temperature of the fire, can be used for forced-air heating or underfloor heating. Ample sunlight comes into the house through two-storey high windows made of triple-layered glass, which offer a superb view of the nature around the house. As the windows cannot be opened, there is no heat loss. Six doors to the outside provide ventilation.
Several water basins form the core of the house’s energy management. The indoor pond and the outdoor swimming pool are not just aesthetically pleasing, but also regulate the micro climate in the dwelling. The water reservoir in the basement is heated by solar panels on the roof and serves as heat storage in the wintertime and provides air conditioning in the summertime. The water on the ground level is an indoor pond that is lushly planted, which also functions as a dust collector. The humid air produced by the indoor pond regulates the humidity in the house. Outdoors, on the south side of the house, is yet another water basin. Part of it is used as a swimming pool and the rest serves as a mirroring surface in order to catch and reflect the most advantageous amount of sunlight and heat. Where the façade does not consist of glass, the interior cavity wall is made of large stones found on the construction site. Behind it are the heating conduits, which are covered with a 7-cm-thick layer of glass wool insulation and steel sheeting, for the façade. The walls are heated by the sun in the daytime and by hot water from the basins at night.In Wermatswil bij Zürich staat een rond Solarhaus: het woonhuis van architect Otto Kolb (1921-1996). Dit laatste project dat hij realiseerde, weerspiegelt zijn radicale ideeën over wonen en leven in harmonie met de natuur. In een manuscript dat Kolb schreef over het huis, citeert hij psychoanalyticus Carl Jung: ‘Het huis van de mens moet rond zijn ter herinnering aan de beschermende moederschoot (onderbewust: de baarmoeder). Maar dit was niet het enige argument om de woning rond te maken. De cirkelvorm heeft een zo klein mogelijk contactoppervlak tegen het (koude) buitenklimaat en de wind, en is in staat gedurende de hele dag zonlicht- en warmte op te vangen.’
Het ontwerp volgt het uitgangspunt dat de natuur geen rechte lijnen kent; alle ruimten, de gevel, de tuin en het zwembad hebben een ergonomische vorm. Het huis ligt deels ingegraven in een helling en bestaat uit een souterrain waarin zich onder andere een kantoor en een keur aan technische ruimten bevinden, die de ecologische principes van het huis dienen. De woonverdieping daarboven is dubbelhoog en bestaat uit een continuüm van ruimten. Blikvanger en centrum van het huis is een spiraalvormige trap die voert naar het tweede niveau: zwevend in de dubbelhoge ruimte liggen op verschillende niveaus, verbonden door hellingbanen, de slaapkamers, de badkamer en twee werkplekken. De in de trap geïntegreerde open haard met schoorsteen of Wärmeluftkammer kan afhankelijk van de haardtemperatuur voor lucht- of vloerverwarming gebruikt worden. Zonlicht komt rijkelijk het huis binnen door dubbelhoge, drielaags beglaasde ramen, die prachtig zicht bieden op de natuur rond het huis. De ramen zijn niet te openen, zodat geen warmteverlies optreedt. Zes buitendeuren zorgen voor ventilatie.
De kern van de energiehuishouding van het huis wordt gevormd door meerdere waterbassins. De binnenvijver en het buitenzwembad zijn niet alleen esthetisch fraai, maar reguleren ook het microklimaat in de woning. Het waterreservoir in het souterrain wordt door middel van op het dak geïnstalleerde zonnecollectoren opgewarmd en doet in de winter dienst als warmteopslag en in de zomer als koeling. Op de begane grond vormt het water een weelderig beplante binnenvijver die tevens fungeert als een luchtbevochtiger. Buiten, aan de zuidzijde van het huis is nog een waterbassin. Een deel wordt gebruikt als zwembad en de rest doet dienst als reflectieoppervlak om een zo gunstig mogelijke weerkaatsing van zonlicht- en warmte te bewerkstelligen. Daar waar de gevel niet uit glas bestaat is het binnenspouwblad opgebouwd uit grote stenen die gevonden werden op de bouwplaats. Daarachter zijn verwarmingsleidingen geplaatst die zijn afgedekt met 7 cm glaswolisolatie en stalen plaatmateriaal voor de gevel. De muren worden overdag door de zon en in de nacht door warmwater uit de bassins opgewarmd
Wohnturmhaus Wrocław: Adolf Rading
Due to the immense housing shortage in Germany in the mid- 1920s, architects faced the challenge of designing residential neighbourhoods with Kleinwohnungen für grosse Familien (small dwellings for large families). While doing this they explored new forms of accommodation and rationalized the construction process. Standard modules were developed while floor plans were minimized and reconceptualized for reasons of cost.
Two years after the Werkbundausstellung ‘Die Wohnung’ (The Dwelling) in Stuttgart (Weißenhofsiedlung) the exhibition ‘Wohnung und Werkraum’ (Dwelling and Workplace) opened in Breslau (now Wrocław, Poland) on 15 June 1929. The exhibition featured, among other things, the construction of model neighbourhood Grüneiche. As well as effective solutions for small apartments and single-family houses, the Breslau exhibition displayed two progressive models for more collective living arrangements. Hans Scharoun realized the ‘Ledigenwohnheim’, a housing block for young couples and singles, while Adolf Rading built an experimental apartment building for families. Rading based this ‘Wohnturmhaus’ or tower block house, which was planned as a high-rise but realized with only five storeys, on the idea that the individual dwelling requires only a small floor area if the residents have access to (adequate) communal facilities. The building has a steel frame, which enables each apartment to have a different layout. Each floor accommodates eight small apartments, grouped in clusters of four and linked via a corridor measuring 3.5 m in width and 40 m in length. This configuration makes every single apartment a dual aspect corner apartment. On either end of each corridor are communal spaces, which are double-height on the first floor. These spaces, like the wide corridor itself, could be used as a children’s play area by day and by adults by night. The rooftop level, with terraces, studios and laundry rooms, were aimed at collective use as well. Rading was of the opinion that the main living space (living room) ought to occupy a central place in the household and therefore also in the floor plan. This is why he moved facilities such as the kitchen and bathroom to the corners. By saving on the floor area of bedrooms and facilities (in some plans the bedroom is little more than an alcove), the living room in these small flats is still relatively large. Today the building houses students. On one side the open space between the two parts of the building has been built up to create additional apartments, which are now identical on every floor.Vanwege de enorme woningnood in Duitsland, midden jaren twintig, zagen architecten zich voor een opgave gesteld die zich vooral richtte op het ontwerp van woonwijken met Kleinwohnungen für grosse Familien. Men zocht naar nieuwe woonvormen en het bouwproces werd gerationaliseerd. Naast de ontwikkeling van standaard bouwelementen werden woningplattegronden uit kostenoverwegingen geminimaliseerd en opnieuw uitgedacht. Twee jaar na de Werkbundausstellung ‘Die Wohnung’ in Stuttgart (Weißenhofsiedlung) werd op 15 juni 1929 in Breslau (nu Wroclaw, Polen) de tentoonstelling ‘Wohnung und Werkraum’ geopend. Eén van de onderdelen van de tentoonstelling was de bouw van modelwijk Grüneiche. Naast functionele oplossingen voor kleine appartementen en eengezinswoningen, toont de Breslau-tentoonstelling ook twee vooruitstrevende modellen voor meer collectieve woonvormen. Hans Scharoun realiseert het ‘Ledigenwohnheim’, een woongebouw voor jonge stellen en alleenstaanden, en Adolf Rading bouwt een experimenteel appartementengebouw voor gezinnen.
Rading ging bij dit als hoogbouw geplande, maar slechts in vijf bouwlagen uitgevoerde ‘Wohnturmhaus’ uit van de gedachte dat de individuele woning weinig oppervlak nodig heeft, als er voor de bewoners (voldoende) gemeenschappelijke voorzieningen aangeboden worden. Het gebouw heeft een staalskelet, dat elke woning een andere indeling biedt. Op iedere verdieping zijn acht kleine appartementen ondergebracht, gegroepeerd in clusters van vier, verbonden met elkaar door middel van een 3,5 m brede en 40 m lange corridor. Door deze configuratie is iedere woning een hoekwoning die van twee kanten daglicht krijgt. Aan de uiteinden van elke gang bevinden zich gemeenschappelijke ruimten, die op de eerste verdieping dubbelhoog gemaakt zijn. De ruimten konden, net als de brede corridor zelf, overdag als speelplek voor kinderen en ‘s avonds door volwassenen gebruikt worden. Ook de dakverdieping met terrassen, ateliers en wasruimten waren voor collectief gebruik bedoeld. Rading was van mening dat de leefruimte (woonkamer) een centrale plek moest innemen in het huishouden en daarmee ook in de plattegrond. Voorzieningen als keuken en badkamer schoof hij daarom naar de hoekpunten. Door op het oppervlak van slaapruimten en voorzieningen te besparen (in sommige plattegronden is de slaapkamer niet meer dan een nis), is de woonkamer in deze kleine woningen toch nog relatief groot. Tegenwoordig wonen er in het gebouw studenten. Aan een zijde is de open ruimte tussen de twee gebouwdelen dichtgebouwd ten gunste van extra appartementen, die nu op elke verdieping gelijk zijn
Elandshof Amsterdam: Bastiaan Jongerius
In early 2012, two buildings that at first sight look like individual houses were realized on Elandsstraat in Amsterdam. Behind the façades, there is a collective project in which six families combined forces to realize their individual housing requirements. One of the initiators is Bastiaan Jongerius. Together with neighbours from a previous collective project (a third family quickly joined in as well), he went in search of a suitable site, and found it on Elandsstraat. In order to avoid a public tender, the city council sold the plot, including the contaminated ground and buildings, and subsequently granted a subsidy for the demolition and ground sanitation. Because there was room on the site for six residential units, the collective went in search of three more families, who were found via friends, acquaintances and the children’s school. The ground was split into six titles of joint ownership and each household received the rights to a sixth of the communal garden. The establishment of the ‘Elzes’ association marked the beginning of an intensive process of meetings, division of responsibilities and monitoring of costs; consultancy firm De Regie was called in when necessary. To begin with, the surface area each family needed was determined and what the preferences were for location on the site. The initiators had first choice here. Ultimately the requirements proved to be a good fit and the architect went to work on the design.
Three houses have been realized on the Elandsstraat within two individually designed buildings. The house on the left is narrow; the different living functions are grouped round centrally situated stairs. The broader building on the right consists of two houses, which each utilize part of the ground floor. They are accessed from an alleyway that runs under the building and leads to the communal courtyard. The lowermost house has a kitchen-diner on the ground floor on the Elandstraat; the upper house has a garden room on the courtyard.Aan de Elandsstraat in Amsterdam zijn begin 2012 twee panden opgeleverd, die op het oog lijken op individuele woningen. Achter de gevels schuilt een CPO- project waarin zes families de krachten hebben gebundeld om hun individuele woonwensen te realiseren. Een van de initiatiefnemers is Bastiaan Jongerius. Samen met buren uit een voorgaand CPO-project ( een derde gezin sloot zich al snel aan) ging hij op zoek naar een geschikt perceel, wat gevonden werd op de Elandsstraat. Om een openbare aanbesteding te voorkomen, verkocht de gemeente het perceel, inclusief de vervuilde grond en bebouwing, en gaf vervolgens een vergoeding voor de sloop en sanering. Omdat er op de kavel voldoende ruimte was voor zes wooneenheden ging het collectief op zoek naar nog drie gezinnen, die gevonden werden via vrienden, kennissen en de school van de kinderen. De grond werd opgesplitst in zes appartementsrechten en ieder huishouden kreeg een zesde van de gezamenlijke binnentuin in eigendom. Met de oprichting van vereniging ‘Elzes’ begon een intensief traject van vergaderen, verantwoordelijkheden verdelen en kosten monitoren, waarbij zo nodig adviesbureau De Regie werd ingeschakeld. In eerste instantie werd in kaart gebracht hoeveel vierkante meter woonoppervlak ieder gezin nodig had en wat de voorkeuren waren qua locatie op de kavel. De initiatiefnemers hadden hierin de eerste keus. Uiteindelijk bleken de wensen goed te passen en kon de architect aan de slag met het ontwerp.
Aan de Elandsstraat zijn binnen twee individueel vormgegeven panden drie woningen gerealiseerd. Het linker huis is smal; de verschillende woonfuncties zijn gegroepeerd rondom een centraal gelegen trap. Het bredere rechterpand bestaat uit twee woningen, die beiden een deel van de begane grond benutten. Ze worden ontsloten vanuit een steeg, die onder het pand door loopt en naar de gemeenschappelijke hof leidt. De onderste woning heeft op de begane grond een woonkeuken aan de Elandstraat; de bovenste beschikt over een tuinkamer aan de binnenhof
Hofblok Hoogwerf Amsterdam: Diener & Diener
Hofblok ‘Hoogwerf’ is one of the two housing blocks by Diener & Diener that marked the conclusion of the redevelopment of the Java and KNSM islands in Amsterdam’s Eastern Docklands in 2001. The buildings are situated at the entrance to the elongated double island. The Hofblok is an almost square volume around a courtyard, for which the architects took their inspiration from the Palazzo Piccolomini in Pienza. The ground floor features office space and five studios. The 45 apartments, at least eight per floor, are served by perimeter galleries that can be reached via two passageways into the courtyard.
It was decided to continue the east-west alignment on all sides of the courtyard. This automatically results in two different floor plans: deeper apartments on the east and west side and wider dwellings on the north and south side of the building. Because most of the apartments in the Hofblok consist of three equivalent rooms they can be organized in different ways. The rooms are approximately the same size and linked in an alternating checkerboard pattern, which results in labyrinthine floor plans. The entrances and utility rooms are situated along the gallery in the inner courtyard; most of the living rooms face the public space.Hofblok ‘Hoogwerf’ is één van de twee woonblokken van Diener & Diener, waarmee in 2001 de herontwikkeling van het Java- en KNSM-eiland in het Oostelijk Havengebied van Amsterdam werd afgerond. De gebouwen markeren de toegang tot het langgerekte dubbeleiland. Hoogwerf is een nagenoeg vierkant volume om een hof, waarbij de architecten het Palazzo Piccolomini in Pienza als referentie gebruikten. Op de begane grond bevinden zich bedrijfsruimten en vijf ateliers. De 45 woningen, hoogstens acht per verdieping, worden via twee doorgangen naar de hof door middel van rondlopende galerijen ontsloten.
Voor de draagstructuur is gekozen om de oost-westrichting van de betonnen wanden consequent voort te zetten, ook na het passeren van de hoeken van de hof. Hierdoor ontstaan als vanzelfsprekend twee verschillende typen plattegronden: diepe woningen aan de oost- en westzijde en brede woningen aan de noord- en zuidzijde van het gebouw. De meeste woningen in het Hofblok bestaan uit drie gelijkwaardige kamers en zijn daardoor op verschillende manieren in te delen. De vertrekken zijn ongeveer even groot en in een verschoven dambordpatroon met elkaar verbonden, waardoor labyrintische plattegronden ontstaan. Aan de galerij in de binnenhof bevinden zich de entrees en de servicevertrekken; de woonkamers zijn voornamelijk op de openbare ruimte georiënteerd
Kukurydze Katowice: Henryk Buszko & Aleksander Franta
The Silesian city of Katowice boasts a few distinctive groups of residential tower blocks. They were designed in the 1970s by Henryk Buszko and Aleksander Franta who, from 1956, were in charge of the Polish state-owned office PPBO. Large-scale industrial housing developments, which dominate virtually all Russian and Eastern European cities, are usually labelled Plattenbau and reached an exceptionally complex and elegant apotheosis here. In the Tysia˛clecia district Buszko and Franta designed five housing blocks, commonly known as Kukurydze (corn cobs), in which a maximum number of apartments with good ventilation and daylighting are grouped around a single core. The square core is surrounded by a garland of eight smaller, square modules, each of which accommodates a two-bedroom apartment, alternated with the occasional one-bedroom apartment. The towers are conspicuous not just for their exterior and floor plan but also for the way in which they complement the ground level. The tower blocks are built on a base with a sunken car park. The first two storeys differ from the standard storeys and contain shops and other amenities. This attempt at a more precise urban fit is lacking in most Eastern European Plattenbauten, which generally sit forlorn in an undefined space.In de Silezische stad Katowice staan enkele opvallende groepen woontorens. Ze zijn ontworpen rond de jaren zeventig door Henryk Buszko en Aleksander Franta, die vanaf 1956 het Poolse staatsbureau PPBO leidden. De grootschalige industriële woningbouw, die in vrijwel alle Russische en Oost-Europese steden dominant aanwezig is, wordt veelal aangeduid met de term Plattenbau en bereikt hier een zeldzaam complexe en tevens elegante verschijningsvorm. In de wijk Tysia˛clecia ontwierpen Buszko en Franta vijf woontorens, in de volksmond Kukurydze (maïskolven) genoemd, waarin rond één kern zoveel mogelijk woningen met goede ventilatie en daglichttoetreding zijn gegroepeerd. Rond de vierkante kern ligt een krans van acht kleinere, vierkante modules, die elk plaats bieden aan een driekamerwoning; incidenteel wordt gevarieerd met tweekamerwoningen. Het zijn echter niet alleen de verschijningsvorm en de plattegrond, waardoor de torens zich onderscheiden, maar ook de aansluiting op het maaiveld. De torens staan op een sokkel met een verdiepte parkeergarage. De eerste twee bouwlagen wijken af van de standaard woonlagen en bevatten winkels en voorzieningen. Deze poging tot een meer precieze stedenbouwkundige inpassing ontbreekt in het grootste deel van de Oost-Europese Plattenbau die in de regel hulpeloos in een ongedefinieerde ruimte staat