2 research outputs found

    Ontwerpcriteria voor de Vismigratierivier Afsluitdijk voor water- en zouttransport, morfologie en sedimentatie

    No full text
    Voor het verbeteren van de vismigratie tussen Waddenzee en IJsselmeer wordt de vismigratierivier onderzocht De vismigratierivier bij het sluiscomplex Kornwerderzand bestaat uit een doorgang door de Afsluitdijk en een traject aan de Waddenzeezijde en de IJsselmeerzijde. Om het waterbeheer te reguleren en een zoutlast naar het IJsselmeer te voorkomen wordt sturing aangebracht. Voor het hydraulisch ontwerp van de vismigratierivier gelden de volgende functionele eisen: a) maximale lokstroom. b) maximale openingsduur kunstwerken. c) gunstige stroomsnelheid voor vissoorten. d) geen transport van zout naar het IJsselmeer, e) minimaal baggeronderhoud of herstel van het bodemprofiel, f) brakwaterzone. g) intergetijdengebied. In twee iteratieslagen is het conceptueel hydraulisch ontwerp van de vismigratierivier onderzocht. De 1e iteratieslag is vooral gericht op het voorkomen van zoutlekkage naar het IJsselmeer. De 2e iteratieslag is vervolgens gericht op andere eisen, in het bijzonder een gunstige stroomsnelheid door middel van een extra vertical slots passage en de inzet van een afsluiter aan de IJsselmeeropening ten behoeve van intergetijdengebied. De kentallen van de onderzochte varianten zijn opgenomen in Tabel 3.2. Tabel 3.8-3.10 en Tabel 4.3. lnzet van een 3D model is cruciaal gebleken vanwege het belang van gelaagde dichtheidsstroming. Geconcludeerd wordt dat het ontwerp van de vismigratierivier een aanzienlijk aantalvrijheidsgraden bevat. Het is daardoor mogelijk om de vismigratierivier hydraulisch zo te ontwerpen dat op enige wijze aan alle functionele eisen voldaan wordt. Echter omdat keuzes in het hydraulisch ontwerp tegelijkertijd voor de ene functionele eis gunstig en voor de andere functionele eis ongunstig zijn, is het niet mogelijk am voor alle functionele eisen het maximale te bereiken. Met name een brakwaterzone is moeilijk te realiseren. Er zal een afweging en balans tussen de verschillende eisen gevonden moeten warden. Er zijn voldoende vrijheidsgraden (sturingsknoppen) om dat te realiseren, maar door het grate aantal variaties en combinaties is vooraf geen definitief conceptueel ontwerp te bepalen. Aanbevolen wordt om operationele sturing van de vismigratierivier te ontwikkelen en in de praktijk (dat wil zeggen na aanleg) in te regelen.Afsluitdij

    Groningse kades en dijken bij geïnduceerde aardbevingen: Globale analyse van sterkte en benodigde maatregelen

    No full text
    Dit rapport doet verslag van een globale beoordeling van de gevoeligheid van de Groningse zeedijken en boezemkades voor aardbeving door gaswinning. Ongeveer 70 km zeedijken en 700 km boezemkades zijn beschouwd. Het doel van de beoordeling is om een antwoord te geven op de volgende twee vragen: (a) welke locaties hebben bij verbetering prioriteit in relatie tot de voorspelde toekomstige zwaarte van de aardbevingen; (b) welke maatregelen zijn effectief in termen van functionaliteit en risicoreductie. Bij de beoordeling is in principe de huidige veiligheidsnorm voor Groningse keringen gebruikt. Deze is geïnterpreteerd als de maximaal toelaatbare jaarlijkse kans op een overstroming. De huidige norm is 1:4000 per jaar voor de zeedijken en 1:100 per jaar voor de boezemkades. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de gebruikte basisgegevens, van de geselecteerde keringen, van de laatste toetsing van de zeedijken en van de door KNMI voorspelde kansverdeling voor de aardbevingsbelasting. Voor de geselecteerde keringen zijn waterstandstatistieken afgeleid (hoofdstuk 3) en zijn ondergrondscenario\u92s opgesteld met kans van voorkomen (Bijlage J). Voor de regionale keringen was door de beheerders nog geen volledige toetsing uitgevoerd voor de situatie zonder aardbevingsbelasting. Daarom is voor deze keringen eerst een globale analyse uitgevoerd van deze situatie (paragraaf 5.1 en 6.3). Uit de analyse blijkt dat circa 51 % van de beschouwde lengte van regionale keringen naar verwachting volledig aan de norm voldoet. De kruin van circa 21 % is alleen te laag, de basis van circa 22 % is alleen te smal en circa 6 % is zowel te laag als te smal. Deze verwachting is gebaseerd op de veronderstelling dat de locaties van ongunstige ondergrondscenario\u92s voordien zullen worden ingesloten met hulp van nader grondonderzoek. De strekkingen die niet voldoen zijn vervolgens fictief verbeterd, om daarna de aardbevingsgevoeligheid te kunnen beoordelen. De fictieve verbetering is gebaseerd op het meest ongunstige ondergrondscenario. Vervolgens is de veiligheid bij een combinatie van aardbevingsbelasting en waterbelasting beoordeeld. Dat is gebeurd voor wat betreft macroinstabiliteit (afschuiven van een grondmoot uit de kering) en ontoelaatbare kruindaling. De toegepaste methodiek en \u96modellen worden beschreven in Hoofdstuk 4. De methodiek houdt rekening met de voorgeschreven veiligheidsnorm. De methodiek houdt ook rekening met de lage waarschijnlijkheid dat een extreem hoge waterstand en een extreem grote aardbeving tegelijk zullen optreden. Uit een globale analyse (paragraaf 5.2, 5.3, 6.4 en 6.5) blijkt dat ongeveer 40 km van de zeedijken en ongeveer 45 km van de (fictief verbeterde) regionale keringen naar verwachting niet voldoet. Deze verwachting is weer gebaseerd op de veronderstelling dat de locaties van ongunstige ondergrondscenario\u92s voordien zullen worden ingesloten met hulp van nader grondonderzoek. De klassieke methoden voor verbetering (verhogen en verbreden) en voor risicobeheersing (vastgelegd in een calamiteitenplan) zijn ook effectief in het geval van aardbevingsbelasting. Op mogelijke probleemlocaties kan de aardbevingsgevoeligheid van zandlagen wellicht verder worden gereduceerd door deze lagen te verdichten of door de samenhang op andere wijze te verbeteren. Op grond van de hier gerapporteerde beoordeling bij de huidige norm wordt in hoofdstuk 7 aanbevolen om hoge prioriteit te geven aan nader onderzoek voor de zeedijken. Dat wil zeggen een onderzoek met meer rekenpunten, waarbij rekening wordt gehouden met de locaties van de ongunstige ondergrondscenario\u92s. Bij de regionale keringen heeft nader onderzoek en daarop volgende verbetering eveneens hoge prioriteit voor de volgende strekkingen (en ook in deze volgorde): Eemskanaal (Noord en Zuidzijde), het Schildmeer en Hondhalstermeer en het Winschoterdiep. De te verbeteren lengte van de geprioriteerde regionale strekkingen is in totaal ongeveer 75 km. De keuzes voor de norm en de beoordelingsmethode hebben uiteraard invloed op de daarop gebaseerde versterkingsbehoefte. Daarom wordt tenslotte aanbevolen om eventuele aanpassingen in de norm spoedig vast te stellen, samen met de toe te passen toetsmethode bij combinatie van waterbelasting en aardbevingsbelasting
    corecore