2 research outputs found
Opwassen of verdrinken: Sedimentaanvoer naar schorren in de Oosterschelde, een zandhongerig gedempt getijdesysteem
Deze rapportage geeft de resultaten weer van twee decennia monitoring van de sedimentatie op drie schorren in de Oosterschelde en de invloed hiervan op de netto hoogteligging. Deze resultaten zijn mede een maat voor de ontwikkeling van de schorren in de Oosterschelde in de toekomst. Bij de interpretatie is uitgegaan van de werking van de fysische processen in een getijdesysteem met een enorm tekort aan zand in de geulen. Uit de resultaten is afgeleid hoe groot de sedimentaanvoer naar de schorren is geweest en wat de invloed van diverse hydromorfologische factoren hierop is. Tevens is getracht de vraag te beantwoorden hoe de ontwikkeling zich verhoudt tot de relatieve zeespiegelrijzing. De trend is dat sedimentatie van de schorren na de aanleg van de Oosterscheldewerken met een factor 2 is verminderd, wat in grote lijnen overeenkomt met wat destijds is voorspeld. De sedimentatie correleert het sterkste met het golfklimaat ter plaatse van de schorren. Verder landinwaarts in het schor neemt de sedimentatie af. Er bestaat geen duidelijke relatie tussen de mate van sedimentatie en de vegetatie. Het sediment is vermoedelijk vooral afkomstig uit het voorland en mogelijk ook voor een deel van de eroderende kliffen. Een duidelijk effect van stormen en sluitingen van de kering is niet gevonden. De eindconclusie is dat de schorren qua hoogte de relatieve zeespiegelrijzing kunnen bijhouden bij het minimum scenario hiervoor (ca 20 cm in 100 jaar). Bij het maximum scenario (ca 85 cm in 100 jaar) houdt de aanslibbing de zeespiegelstijging niet bij en zullen alle schorren op termijn verdrinken. Bij het midden scenario (ca 60 cm per 100 jaar) kunnen alleen de schorren bij Rattekaai en vermoedelijk ook enkele kleinere schorgebiedjes die onder de dezelfde condities als Rattekaai zijn gelegen, de zeespiegelstijging bijhouden, maar de andere schorren niet. Aanbevolen wordt dit soort effecten nader te kwantificeren door de schorren iedere 3 jaar op te meten qua hoogte en na verloop van enkele meetcycli hierover te rapporteren. Daarnaast kan worden gezocht naar mogelijke maatregelen voor duurzame oplossingen voor het behoud van de schorren.MON*MOR
Monitoring van de effecten van de verruiming 48'-43': Rapport 7
Het voor u liggende MOVE Hypothesendocument 2003 is door RIKZ in opdracht van directie Zeeland van Rijkswaterstaat opgesteld. Aan de basis van dit rapport staan zeer vele gegevens die in de loop van soms al tientallen jaren in de Westerschelde verzameld zijn en nog verzameld worden. Het betreft fysische, biologische en chemische informatie, met vele tientallen parameters. De kern van het rapport vormen de hoofdstukken 2, 3 en 4 waarin getoond wordt welke resultaten en conclusies de meetgegevens uit de Westerschelde opleveren. Dat is gedaan aan de hand van de lijst MOVE-hypothesen. Hierbij komen velerlei disciplines aan bod. De MOVE evaluatie 2003 heeft de volgende doelstellingen: 1) Het signaleren van ontwikkelingen in de Westerschelde en daarmee de effecten van de tweede verruiming in kaart te brengen. 2) Het evalueren van het bagger-, stort- en zandwinstrategie.Zeemov