26 research outputs found
Verkenning natuurwaarden Borkumse Stenen: project Aanvullende Beschermde Gebieden
Het gebied ‘Borkumse Stenen’ ligt ten noorden van Schiermonnikoog en grenst aan de zuidzijde aan het Nederlandse Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en aan de oostzijde aan het Duitse Natura 2000-gebied ‘Borkum Riffgrund’. Het Duitse gebied is als Special Area of Conservation (SAC) aangemeld, vanwege de aanwezigheid van habitattypes H1170 (‘riffen’) en H1110 (‘permanent overstroomde zandbanken’). Duitsland heeft het gebied geselecteerd, samen met een aantal andere bijzondere gebieden in de Duitse Noordzee en Oostzee, op basis van modellering van de zeebodem en aanvullend veldonderzoek voor de delen van de zeebodem waarvoor kennis ontbrak. De Europese Commissie heeft Nederland bij de beoordeling van aangemelde Natura 2000-gebieden gevraagd of aan de Nederlandse zijde van de grens sprake was van eenzelfde habitattype. Er was echter nog niet vastgesteld of het habitattype H1170 in voldoende mate aanwezig was om aanwijzing te rechtvaardigen. Het gebrek aan kennis over het gebied vormde de aanleiding om het gebied nader te onderzoeken
Advies monitoringprogramma Natura 2000 - waarden Waddenzee en Deltawateren
Dit rapport geeft een overzicht van het monitoringsplan in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) voor de wateren Oosterschelde, Westerschelde, Veerse Meer, Grevelingen en Waddenzee. Daarbij is de huidige monitoring afgezet tegen de kaders die gelden vanuit de VHR. Voor deze gebieden zijn in de aanwijzingsbesluiten de volgende soortengroepen en habitattypen opgenomen: H1110A, H1110B, H1130, H1140A, H1160, zeehonden, trekvissen en vogels
Toepassing ODEMM - methodiek voor het Nederlandse KRM Programma van Maatregelen
Het Nederlandse Kaderrichtlijn Mariene strategie Programma van Maatregelen (PvM) is geëvalueerd met behulp van de ODEMM methodiek. Deze methodiek is ontwikkeld binnen het door de EU gesubsidieerde FP7 project ODEMM (Options for Delivering Ecosystem-based Marine Management). Met deze methodiek kan worden vastgesteld in hoeverre het PvM de menselijke activiteiten die hun invloed op het mariene ecosysteem hebben, in potentie kan mitigeren, zodat een goede milieutoestand behaald kan worden
Assessing performance of management strategies for regional case studies
This synthesis report identified in a number of regional case studies which descriptors are at high risk of not achieving Good Environmental Status (GES). From those two descriptors where selected that would require the project to apply specific aspects of EBM in their management options to achieve the MSFD objectives. The case study areas were based on the four European marine regions identified in the MSFD; the Northeast Atlantic, the Black Sea, the Baltic Sea and the Mediterranean Sea
Monitoring of cod catches in Dutch otter trawls and seines
This report presents the results of the Dutch Cod Monitoring Project (TRMON) in the bottom trawls and seines (TR) that was carried out in 2013. Due to the Dutch Cod Avoidance Plan (DCAP), the transition of effort between different fishing gears is restricted
Inventarisatie van projecten relevant voor MEP Winning Suppletiezand 2014 - 2017
In de Noordzee wordt jaarlijks een grote hoeveelheid zand gewonnen om de Nederlandse kust door middel van suppleties te beschermen tegen overstroming. Voor het winnen van het zand is een vergunning nodig in het kader van de Ontgrondingenwet. MERs dienen ter onderbouwing van vergunningaanvragen. Ten behoeve van het MEP Winning Suppletiezand 2013 – 2017 hebben Rijkswaterstaat, Stichting LaMer en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan IMARES gevraagd een inventarisatie te maken van lopende onderzoeks- en monitoringprojecten waarvan de uitkomsten relevant kunnen zijn voor de invulling van het MEP. Indien gesignaleerde kennisleemtes al in andere projecten worden ingevuld kan het MEP zandwinning zich beter richten op kennislacunes die nog niet geadresseerd worden in andere studies. Ook kan samenwerking gezocht worden met andere studies op basis van de inventarisatie
Advies Ecologisch Monitoringsprogramma Noordzee ten behoeve van de Kaderrichtlijn Marien en de Vogel- en Habitatrichtlijn
In de Nederlandse Mariene Strategie zijn de doelen en indicatoren vastgesteld aan de hand waarvan de GMT op het Nederlands Continentaal Plat (NCP) in de Noordzee kan worden getoetst. Als volgende implementatiestap voor de KRM dient medio 2014 een monitoringsprogramma voor de KRM voor het NCP operationeel te zijn. Het monitoringsprogramma is erop gericht om inzicht te geven in de status van het mariene ecosysteem. Daarnaast heeft Nederland een aantal Natura2000-gebieden aangemeld of aangewezen op de Noordzee op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). Om over de staat van instandhouding van soorten en habitattypen te kunnen rapporteren is ook voor die gebieden een monitoringsplan nodig. Tevens is er monitoring nodig om een landelijk beeld van de staat van instandhouding te genereren. Het ministerie van I&M en het Ministerie van EL&I hebben IMARES gevraagd een analyse uit te voeren in hoeverre het huidige monitoringsprogramma op zee voor de KRM en VHR bruikbaar is en hoe eventuele leemtes in de huidige monitoring aangevuld kunnen worden
Beoordelingssystematiek beschermde vissoorten van de Grensmaas
Waterkrachtcentrale Borgharen B.V. heeft het voornemen een waterkrachtcentrale (WKC) aan te leggen en in werking te hebben nabij Natura 2000-gebied Grensmaas en heeft daartoe een vergunning aangevraagd in het kader van de Natuurbeschermingswet. De Raad van State heeft de bij de vergunningverlening gehanteerde visschadenorm ontoereikend verklaard en de verleende vergunning vernietigd. Voor het gebied Grensmaas geldt voor de drie soorten rivierprik, zalm en rivierdonderpad behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied. Bovendien is de (landelijke) staat van instandhouding matig ongunstig voor de rivierdonderpad en de rivierprik en zeer ongunstig voor de zalm. In dit rapport wordt een wetenschappelijk onderbouwde beoordelingssystematiek gepresenteerd, die rekening houdt met de matig tot zeer ongunstige staat van instandhouding en de geldende verbeterdoelstelling voor deze drie soorten
OSPAR threatened and/or declining species and habitats in the Netherlands
In order to protect biodiversity, OSPAR has defined a list of ‘threatened and declining species and habitats’ that are in need of protection. This list is based upon nominations of species and habitats that were considered priorities for protection by Contracting Parties and observers to the Commission. In the past few years, for a number of species and habitats OSPAR recommendation have been adopted. Since the Dutch government has the obligation to take measures in accordance with the recommendations, an overview of the present occurrence, monitoring and measures was needed. In this report we provide summary sheets per species or habitat type, in which the distribution and trends of each species in the Dutch part of the OSPAR area is shown
A global cline in a colour polymorphism suggests a limited contribution of gene flow towards the recovery of a heavily exploited marine mammal
Evaluating how populations are connected by migration is important for understanding species resilience because gene flow can facilitate recovery from demographic declines. We therefore investigated the extent to which migration may have contributed to the global recovery of the Antarctic fur seal (Arctocephalus gazella), a circumpolar distributed marine mammal that was brought to the brink of extinction by the sealing industry in the eighteenth and nineteenth centuries. It is widely believed that animals emigrating from South Georgia, where a relict population escaped sealing, contributed to the re-establishment of formerly occupied breeding colonies across the geographical range of the species. To investigate this, we interrogated a genetic polymorphism (S291F) in the melanocortin 1 receptor gene, which is responsible for a cream-coloured phenotype that is relatively abundant at South Georgia and which appears to have recently spread to localities as far afield as Marion Island in the sub-Antarctic Indian Ocean. By sequencing a short region of this gene in 1492 pups from eight breeding colonies, we showed that S291F frequency rapidly declines with increasing geographical distance from South Georgia, consistent with locally restricted gene flow from South Georgia mainly to the South Shetland Islands and Bouvetøya. The S291F allele was not detected farther afield, suggesting that although emigrants from South Georgia may have been locally important, they are unlikely to have played a major role in the recovery of geographically more distant populations