20 research outputs found
Een humaan blootstellingsmodel om geharmoniseerde risicogrenzen te berekenen - model beschrijving en analyse
The human exposure model, as integrated in the European risk assessment tool 'EUSES', lacks several exposure routes to contaminated soil that are part of the Dutch model 'CSOIL'. This report describes how the two models are combined into a new model, called 'Humanex'. This new model is aimed at calculating environmental concentrations for the protection of humans against hazardous effects of chemicals that can disperse into the environment. These concentrations, or so-called environmental risk limits, are based on a cumulative exposure of humans by way of water, soil, air and the diet. The model was analysed in a study on 17 compounds. Analysis showed that substance properties determine which of the potential exposure routes are most important for the total exposure. The study also revealed wich model components could still be improved.Het humane blootstellingsmodel zoals opgenomen in het Europese risicoschattingmodel EUSES mist een aantal blootstellingroutes via de bodem die wel zijn opgenomen in het Nederlandse blootstellingsmodel CSOIL. Dit rapport beschrijft hoe de twee modellen gecombineerd zijn tot een nieuw model.Dit blootstellingsmodel is 'Humanex' genoemd. Het heeft tot doel om concentraties in het milieu te berekenen die de mens beschermen tegen nadelige effecten van chemische stoffen die zich kunnen verspreiden in het milieu. Deze zogenaamde milieurisicogrenzen zijn gebaseerd op gelijktijdige blootstelling van de mens via water, bodem, lucht en het dieet. Het model werd geanalyseerd aan de hand van proefberekeningen met 17 stoffen. De stofeigenschappen bepalen welke van deze routes het meest bijdragen aan de totale blootstelling. De modelanalyse liet tevens zien welke modelonderdelen nog verder kunnen worden verbeterd
Method for derivation of indicative environmental quality standards
Thanks to a new methodology it is possible to obtain, in a quick manner, an indication of eventual risks as a result of the release of chemical substances to the environment. Because of the increasing attention for the responsible management of chemical substances, there is a growing demand for environmental quality standards for these substances. However, the derivation of quality standards is a time-consuming exercise, while an initial indication of an eventual risk for man or the environment is often sufficient for a competent authority or a company. The methodology is in line with (inter)nationally accepted methodologies. In a stepwise fashion, an indicative environmental quality standard is derived, on the basis of substance characteristics from a number of selected databases. Hazard characteristics for both man and the environment are taken into account. The methodology is conservative, because no exhaustive literature search is performed, and data are not extensively checked for validity. This will prevent an underestimation of an eventual risk. Subsequently, if desirable, one can proceed to the more elaborate method for quality standard derivation. Indicative environmental quality standards can be used as directional tools in several different frameworks, including the water and air quality policies.Dankzij een nieuwe methodiek is het mogelijk om op een snelle manier een indruk te verkrijgen van eventuele risico's van het vrijkomen van chemische stoffen in het milieu. Door de groeiende aandacht voor het verantwoord omgaan met chemische stoffen neemt de vraag naar milieukwaliteitsnormen voor deze stoffen toe. Het afleiden van normen is echter een tijdrovende exercitie, terwijl een eerste indicatie van een eventueel risico voor mens of milieu voor een vergunningverlener of bedrijf vaak voldoende is. De methodiek sluit aan bij (inter)nationaal gangbare methodieken. Via een aantal stappen wordt een indicatieve milieukwaliteitsnorm afgeleid, op basis van stofgegevens uit enkele geselecteerde databronnen. Er wordt rekening gehouden met gevaarseigenschappen voor zowel mens als milieu. Omdat geen uitgebreid literatuuronderzoek plaatsvindt, en gegevens niet uitgebreid worden beoordeeld op validiteit, is de methodiek conservatief van aard. Hiermee wordt voorkomen dat een eventueel risico wordt onderschat. Desgewenst kan na afleiding van de indicatieve norm worden overgegaan tot een reguliere normafleiding. Indicatieve milieukwaliteitsnormen kunnen als richtinggevend instrument worden toegepast in verschillende kaders, zoals het lucht- en waterkwaliteitsbeleid
Een humaan blootstellingsmodel om geharmoniseerde risicogrenzen te berekenen - model beschrijving en analyse
Het humane blootstellingsmodel zoals opgenomen in het Europese risicoschattingmodel EUSES mist een aantal blootstellingroutes via de bodem die wel zijn opgenomen in het Nederlandse blootstellingsmodel CSOIL. Dit rapport beschrijft hoe de twee modellen gecombineerd zijn tot een nieuw model.Dit blootstellingsmodel is 'Humanex' genoemd. Het heeft tot doel om concentraties in het milieu te berekenen die de mens beschermen tegen nadelige effecten van chemische stoffen die zich kunnen verspreiden in het milieu. Deze zogenaamde milieurisicogrenzen zijn gebaseerd op gelijktijdige blootstelling van de mens via water, bodem, lucht en het dieet. Het model werd geanalyseerd aan de hand van proefberekeningen met 17 stoffen. De stofeigenschappen bepalen welke van deze routes het meest bijdragen aan de totale blootstelling. De modelanalyse liet tevens zien welke modelonderdelen nog verder kunnen worden verbeterd.The human exposure model, as integrated in the European risk assessment tool 'EUSES', lacks several exposure routes to contaminated soil that are part of the Dutch model 'CSOIL'. This report describes how the two models are combined into a new model, called 'Humanex'. This new model is aimed at calculating environmental concentrations for the protection of humans against hazardous effects of chemicals that can disperse into the environment. These concentrations, or so-called environmental risk limits, are based on a cumulative exposure of humans by way of water, soil, air and the diet. The model was analysed in a study on 17 compounds. Analysis showed that substance properties determine which of the potential exposure routes are most important for the total exposure. The study also revealed wich model components could still be improved.VROM/DGM-SA
Method for derivation of indicative environmental quality standards
Attentie: de methodiek zoals beschreven in dit rapport is aangepast en te vinden in de interim-handreiking 2009 (http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601782025.html)Dankzij een nieuwe methodiek is het mogelijk om op een snelle manier een indruk te verkrijgen van eventuele risico's van het vrijkomen van chemische stoffen in het milieu. Door de groeiende aandacht voor het verantwoord omgaan met chemische stoffen neemt de vraag naar milieukwaliteitsnormen voor deze stoffen toe. Het afleiden van normen is echter een tijdrovende exercitie, terwijl een eerste indicatie van een eventueel risico voor mens of milieu voor een vergunningverlener of bedrijf vaak voldoende is. De methodiek sluit aan bij (inter)nationaal gangbare methodieken. Via een aantal stappen wordt een indicatieve milieukwaliteitsnorm afgeleid, op basis van stofgegevens uit enkele geselecteerde databronnen. Er wordt rekening gehouden met gevaarseigenschappen voor zowel mens als milieu. Omdat geen uitgebreid literatuuronderzoek plaatsvindt, en gegevens niet uitgebreid worden beoordeeld op validiteit, is de methodiek conservatief van aard. Hiermee wordt voorkomen dat een eventueel risico wordt onderschat. Desgewenst kan na afleiding van de indicatieve norm worden overgegaan tot een reguliere normafleiding. Indicatieve milieukwaliteitsnormen kunnen als richtinggevend instrument worden toegepast in verschillende kaders, zoals het lucht- en waterkwaliteitsbeleid.Thanks to a new methodology it is possible to obtain, in a quick manner, an indication of eventual risks as a result of the release of chemical substances to the environment. Because of the increasing attention for the responsible management of chemical substances, there is a growing demand for environmental quality standards for these substances. However, the derivation of quality standards is a time-consuming exercise, while an initial indication of an eventual risk for man or the environment is often sufficient for a competent authority or a company. The methodology is in line with (inter)nationally accepted methodologies. In a stepwise fashion, an indicative environmental quality standard is derived, on the basis of substance characteristics from a number of selected databases. Hazard characteristics for both man and the environment are taken into account. The methodology is conservative, because no exhaustive literature search is performed, and data are not extensively checked for validity. This will prevent an underestimation of an eventual risk. Subsequently, if desirable, one can proceed to the more elaborate method for quality standard derivation. Indicative environmental quality standards can be used as directional tools in several different frameworks, including the water and air quality policies.VROM-DGM-SA
Evaluatie van het gezondheidsrisico dat voortvloeit uit blootstelling aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen in koolteershampoo
Omdat verscheidene PAK, waaronder benzo(a)pyrene (BaP) worden beschouwd als carcinogene stoffen, zijn er vraagtekens gesteld bij de veiligheid van deze producten. Een schatting van de externe dermale blootstelling aan BaP is afgeleid door toepassing van een mathematisch model. Deze schatting was het uitgangspunt in een beoordeling van het additionele risico op huidtumoren. Er werden risicoschattingen afgeleid voor twee verschillende contacttijden en voor twee perioden waarover de shampoo wordt gebruikt. In het meest optimistische scenario resulteert een concentratie van ongeveer 1000 mug BaP/kg product in een additioneel risico op huidtumoren van 1 per 10 exp.6 blootgestelden en in het meest pessimistische scenario wordt dit risiconiveau (1 per 10 exp.6) bereikt bij een concentratie van 100 mug BaP/kg product. In verband met een aantal onzekerheden kan het kankerrisico van het gehele mengsel van PAK in koolteershampoo niet precies worden vastgesteld. Om voor deze onzekerheden te compenseren kan een extra factor van 10 worden toegepast op de concentratie van BaP die samenhangt met het geaccepteerde niveau van additioneel risico. Uitgaande van het meest optimistische scenario zou een maximale concentratie van 100 mug BaP als indicator voor totaal PAK/kg product raadzaam zijn, terwijl in het meest pessimistische scenario een maximale concentratie van 10 mug BaP als indicator voor totaal PAK/kg product raadzaam zou zijn. De schatting van de concentraties aan totaal PAK die een acceptabel risico inhouden op huidtumoren kunnen een onderschatting betekenen voor het risico op systemische tumoren.Because several PAHs, among which benzo(a)pyrene (BaP), are considered to be carcinogenic substances, the safety of these products has been questioned. An estimate of external dermal exposure to BaP has been generated by application of a mathematical model. This estimate was the starting point in an assessment of the additional risk on local skin tumours. In this assessment risk estimates were derived for two different contact times and for two different periods of use. In the most optimistic scenario a concentration of about 1000 mug BaP/kg product results in an additional risk on dermal tumours of 1 per 10 exp.6 exposed persons. In the most pessimistic scenario, the same risk level (1 per 10 exp.6) is reached at about 100 mug BaP/kg product. Because of several uncertainties, the risk of the entire mixture of PAHs in coal-tar shampoos cannot be assessed. In order to compensate for these uncertainties, an additional factor of 10 can be applied to the concentrations of BaP which are associated with the accepted levels of additional risk. Thus, in the most optimistic scenario a maximal concentration of 100 mug BaP as indicator for total PAH/kg product would be advisable, while for the most pessimistic scenario a maximal concentration of 10 mug BaP as indicator for total PAH/kg product would be advisable. Therefore, the estimates of concentrations for total PAH in coal-tar shampoos which are associated with the accepted risk level of 1 per 10 exp.6 exposed persons may implicate an underestimation of the risk on systemic tumours.IG
Evaluatie van het gezondheidsrisico dat voortvloeit uit blootstelling aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen in koolteershampoo
Because several PAHs, among which benzo(a)pyrene (BaP), are considered to be carcinogenic substances, the safety of these products has been questioned. An estimate of external dermal exposure to BaP has been generated by application of a mathematical model. This estimate was the starting point in an assessment of the additional risk on local skin tumours. In this assessment risk estimates were derived for two different contact times and for two different periods of use. In the most optimistic scenario a concentration of about 1000 mug BaP/kg product results in an additional risk on dermal tumours of 1 per 10 exp.6 exposed persons. In the most pessimistic scenario, the same risk level (1 per 10 exp.6) is reached at about 100 mug BaP/kg product. Because of several uncertainties, the risk of the entire mixture of PAHs in coal-tar shampoos cannot be assessed. In order to compensate for these uncertainties, an additional factor of 10 can be applied to the concentrations of BaP which are associated with the accepted levels of additional risk. Thus, in the most optimistic scenario a maximal concentration of 100 mug BaP as indicator for total PAH/kg product would be advisable, while for the most pessimistic scenario a maximal concentration of 10 mug BaP as indicator for total PAH/kg product would be advisable. Therefore, the estimates of concentrations for total PAH in coal-tar shampoos which are associated with the accepted risk level of 1 per 10 exp.6 exposed persons may implicate an underestimation of the risk on systemic tumours.Omdat verscheidene PAK, waaronder benzo(a)pyrene (BaP) worden beschouwd als carcinogene stoffen, zijn er vraagtekens gesteld bij de veiligheid van deze producten. Een schatting van de externe dermale blootstelling aan BaP is afgeleid door toepassing van een mathematisch model. Deze schatting was het uitgangspunt in een beoordeling van het additionele risico op huidtumoren. Er werden risicoschattingen afgeleid voor twee verschillende contacttijden en voor twee perioden waarover de shampoo wordt gebruikt. In het meest optimistische scenario resulteert een concentratie van ongeveer 1000 mug BaP/kg product in een additioneel risico op huidtumoren van 1 per 10 exp.6 blootgestelden en in het meest pessimistische scenario wordt dit risiconiveau (1 per 10 exp.6) bereikt bij een concentratie van 100 mug BaP/kg product. In verband met een aantal onzekerheden kan het kankerrisico van het gehele mengsel van PAK in koolteershampoo niet precies worden vastgesteld. Om voor deze onzekerheden te compenseren kan een extra factor van 10 worden toegepast op de concentratie van BaP die samenhangt met het geaccepteerde niveau van additioneel risico. Uitgaande van het meest optimistische scenario zou een maximale concentratie van 100 mug BaP als indicator voor totaal PAK/kg product raadzaam zijn, terwijl in het meest pessimistische scenario een maximale concentratie van 10 mug BaP als indicator voor totaal PAK/kg product raadzaam zou zijn. De schatting van de concentraties aan totaal PAK die een acceptabel risico inhouden op huidtumoren kunnen een onderschatting betekenen voor het risico op systemische tumoren
Kenschetsing van humane blootstellingspatronen aan milieucontaminanten: mogelijkheden van de USES-benadering
De blootstelling van mensen aan stoffen in het milieu is meestal via verscheidene routes (multi-route blootstelling). Ter voorkoming van gezondheidsschade moet het milieubeleid rekening houden met verspreiding in het milieu en zodoende met multi-route blootstelling. Ook moet voor een beoordeling van mogelijke actuele risico's, die samenhangen met milieuverontreinigende stoffen, met multi-route blootstelling rekening worden gehouden. In twee onderzoeksprojecten "Mens en Milieu" (M&M) en "Integrale Normstelling Stoffen" (INS) speelt bepaling van multi-route blootstelling een belangrijke rol. Bij INS moet op basis van een multi-route blootstellingspatroon een toxicologische advieswaarde voor de mens worden toegerekend naar de te onderscheiden milieucompartimenten. Daartoe is tot op heden nog geen methodiek voorhanden, omdat van de meeste stoffen blootstellingspatronen ontbreken. Het programma M&M spitst zich toe op cumulatieve blootstelling van de mens aan milieuverontreinigende factoren. Voor dit programma is inzicht in het gedrag van milieucontaminanten interessant en de daarmee samenhangende routes van directe en indirecte blootstelling van de mens. Daarnaast is van belang de invloed die individuen middels life-style en activiteitenpatroon zelf op hun blootstelling uitoefenen. Het M&M programma vereist een beschrijving van bovengenoemde factoren op een veel hoger differentatieniveau dan voor INS vereist is omdat het aandacht besteedt aan blootstelling op nationale, regionale en lokale schaal, mede in afhankelijkheid van de veroorzakende bronnen. Dit rapport verkent de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een methodiek ter bepaling van multi-route blootstellingspatronen. Daarbij is uitgegaan van het USES computermodel, dat voor nieuwe en bestaande stoffen en bestrijdingsmiddelen een risicoschatting kan genereren. Tevens kan het worden gebruikt voor prioritering van stoffen. Tijdens een evaluatie berekent USES een multi-route blootstellingspatroon. Het doel van het onderzoek, dat is beschreven in dit rapport, is vast te stellen in hoeverre de USES-benadering bruikbaar is binnen INS en M&M. Tevens is het er op gericht te signaleren waar eventueel nog aanvullingen op deze benadering nodig zijn. Dit rapport moet niet beschouwd worden als een validatie van USES. Met USES zijn de blootstellingspatronen van 5 verbindingen doorgerekend. Deze stoffen verschillen sterk in fysisch-chemische eigenschappen en in de wijze waarop ze worden gebruikt. De berekende patronen zijn vervolgens vergeleken met actuele meetgegevens. De USES benadering bleek geschikt om te worden gebruikt bij INS. Aanvulling is nog nodig voor blootstelling ten gevolge van contact met verontreinigde grond (bv. inslikken) en voor huidcontact met verontreinigd water. Voor M&M zijn uitgebreidere aanvullingen nodig, omdat ruimtelijke en temporele variabiliteit in USES vrijwel niet aan de orde komen en juist dat belangrijke aspecten zijn van dat onderzoeksprogramma.The exposure of humans to environmental contaminants is usually via more than one route at the same time (multi-route exposure). In order to prevent damage to health, environmental policy has to take into account dispersion through the environment and thus multi-route exposure. Additionally, for the evaluation of the risk of actual exposure to substances in the environment, recognition of multi-route exposure is a factor of relevance. For two research projects, "Setting Integrated Environmental Quality Objectives" (IEQO) and "Human Health and the Environment" (H&E) the characterization of multi-route exposure is important. For IEQO a toxicological admissible exposure level has to be allocated to the various environmental compartments (soil, water and air), on the basis of multi-route exposure patterns. However, till now, a methodology for this procedure is not available, because exposure patterns are not available for most chemicals. The programme H&E focuses on determination of cumulative exposures of humans to environment contaminating factors. For this programme insight in the environmental behaviour of contaminants is of interest as well as the routes of direct and indirect exposure of humans which are connected to this behaviour. Besides that, individual life-style an activity patterns and their influence on a persons exposure are of relevance. The H&E programme requires description of the aforementionted factors at a much higher level of differentiation than the IEQO programme does because H&E it looks into exposure at nation wide, regional and local scales, in relationship with the emitting sources. This report explores the possibilities for the development of a methodology for multi-route exposure pattern determination. Starting point is the USES computer model, which can perform risk evaluations for new and existing substances and pesticides. Additionally, it may be used for prioritisation purposes. While performing an evaluation USES generates a multi-route exposure pattern. The purpose of the research described in this report, is to determine to what extent the USES approach can be applied within IEQO and H&E. It should also indicate where the USES approach needs supplementation. The report must not be considered as a validation of USES. With USES the exposure patterns of 5 substances have been determined. These substances were highly different in physico-chemical characteristics and in the way they are used. Subsequently, the computed patterns have been compared to data derived from field studies. The USES approach is appropriate to support the derivation of IEQOs. The approach needs to be supplemented with an estimation of exposure via soil contact (e.g. ingestion) and dermal contact with contaminated water. For the H&E-programme more elaborate supplementation is required, because spatial and temporal variability are no major subjects in USES, while they are important aspects of the H&E research project.DGM/SVS/NDGM/L
Kenschetsing van humane blootstellingspatronen aan milieucontaminanten: mogelijkheden van de USES-benadering
The exposure of humans to environmental contaminants is usually via more than one route at the same time (multi-route exposure). In order to prevent damage to health, environmental policy has to take into account dispersion through the environment and thus multi-route exposure. Additionally, for the evaluation of the risk of actual exposure to substances in the environment, recognition of multi-route exposure is a factor of relevance. For two research projects, "Setting Integrated Environmental Quality Objectives" (IEQO) and "Human Health and the Environment" (H&E) the characterization of multi-route exposure is important. For IEQO a toxicological admissible exposure level has to be allocated to the various environmental compartments (soil, water and air), on the basis of multi-route exposure patterns. However, till now, a methodology for this procedure is not available, because exposure patterns are not available for most chemicals. The programme H&E focuses on determination of cumulative exposures of humans to environment contaminating factors. For this programme insight in the environmental behaviour of contaminants is of interest as well as the routes of direct and indirect exposure of humans which are connected to this behaviour. Besides that, individual life-style an activity patterns and their influence on a persons exposure are of relevance. The H&E programme requires description of the aforementionted factors at a much higher level of differentiation than the IEQO programme does because H&E it looks into exposure at nation wide, regional and local scales, in relationship with the emitting sources. This report explores the possibilities for the development of a methodology for multi-route exposure pattern determination. Starting point is the USES computer model, which can perform risk evaluations for new and existing substances and pesticides. Additionally, it may be used for prioritisation purposes. While performing an evaluation USES generates a multi-route exposure pattern. The purpose of the research described in this report, is to determine to what extent the USES approach can be applied within IEQO and H&E. It should also indicate where the USES approach needs supplementation. The report must not be considered as a validation of USES. With USES the exposure patterns of 5 substances have been determined. These substances were highly different in physico-chemical characteristics and in the way they are used. Subsequently, the computed patterns have been compared to data derived from field studies. The USES approach is appropriate to support the derivation of IEQOs. The approach needs to be supplemented with an estimation of exposure via soil contact (e.g. ingestion) and dermal contact with contaminated water. For the H&E-programme more elaborate supplementation is required, because spatial and temporal variability are no major subjects in USES, while they are important aspects of the H&E research project.De blootstelling van mensen aan stoffen in het milieu is meestal via verscheidene routes (multi-route blootstelling). Ter voorkoming van gezondheidsschade moet het milieubeleid rekening houden met verspreiding in het milieu en zodoende met multi-route blootstelling. Ook moet voor een beoordeling van mogelijke actuele risico's, die samenhangen met milieuverontreinigende stoffen, met multi-route blootstelling rekening worden gehouden. In twee onderzoeksprojecten "Mens en Milieu" (M&M) en "Integrale Normstelling Stoffen" (INS) speelt bepaling van multi-route blootstelling een belangrijke rol. Bij INS moet op basis van een multi-route blootstellingspatroon een toxicologische advieswaarde voor de mens worden toegerekend naar de te onderscheiden milieucompartimenten. Daartoe is tot op heden nog geen methodiek voorhanden, omdat van de meeste stoffen blootstellingspatronen ontbreken. Het programma M&M spitst zich toe op cumulatieve blootstelling van de mens aan milieuverontreinigende factoren. Voor dit programma is inzicht in het gedrag van milieucontaminanten interessant en de daarmee samenhangende routes van directe en indirecte blootstelling van de mens. Daarnaast is van belang de invloed die individuen middels life-style en activiteitenpatroon zelf op hun blootstelling uitoefenen. Het M&M programma vereist een beschrijving van bovengenoemde factoren op een veel hoger differentatieniveau dan voor INS vereist is omdat het aandacht besteedt aan blootstelling op nationale, regionale en lokale schaal, mede in afhankelijkheid van de veroorzakende bronnen. Dit rapport verkent de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een methodiek ter bepaling van multi-route blootstellingspatronen. Daarbij is uitgegaan van het USES computermodel, dat voor nieuwe en bestaande stoffen en bestrijdingsmiddelen een risicoschatting kan genereren. Tevens kan het worden gebruikt voor prioritering van stoffen. Tijdens een evaluatie berekent USES een multi-route blootstellingspatroon. Het doel van het onderzoek, dat is beschreven in dit rapport, is vast te stellen in hoeverre de USES-benadering bruikbaar is binnen INS en M&M. Tevens is het er op gericht te signaleren waar eventueel nog aanvullingen op deze benadering nodig zijn. Dit rapport moet niet beschouwd worden als een validatie van USES. Met USES zijn de blootstellingspatronen van 5 verbindingen doorgerekend. Deze stoffen verschillen sterk in fysisch-chemische eigenschappen en in de wijze waarop ze worden gebruikt. De berekende patronen zijn vervolgens vergeleken met actuele meetgegevens. De USES benadering bleek geschikt om te worden gebruikt bij INS. Aanvulling is nog nodig voor blootstelling ten gevolge van contact met verontreinigde grond (bv. inslikken) en voor huidcontact met verontreinigd water. Voor M&M zijn uitgebreidere aanvullingen nodig, omdat ruimtelijke en temporele variabiliteit in USES vrijwel niet aan de orde komen en juist dat belangrijke aspecten zijn van dat onderzoeksprogramma
Risico beoordeling van tabaksadditieven en rook
Tabaksrook is een complex mengsel van ongeveer 4000 stoffen. Het bevat verbrandingsproducten van de tabak, maar ook van additieven zoals smaakstoffen, die worden toegevoegd om de geur en smaak van het product aantrekkelijker te maken. Het RIVM heeft een methode ontwikkeld om te beoordelen bij welke concentratie in de longen deze stoffen risico's voor de gezondheid veroorzaken. Een dergelijke methode bestond nog niet. Inzicht hierin is belangrijk omdat beleidsmakers hiermee in de toekomst kunnen kiezen op welke schadelijke stoffen zij eventueel kunnen sturen. De methode is voortgekomen uit een internationaal project naar de gezondheidseffecten van tabaksadditieven in brede zin. De methode Voor de methode is een inhalatieblootstellingscenario ontwikkeld. Dit werkt als volgt: eerst wordt berekend welke hoeveelheid van de stof tijdens het roken daadwerkelijk de long binnenkomt (A). Daarna wordt berekend in welke hoeveelheid een stof uit de rook (rookcomponent) gezondheidsschade veroorzaakt (irritatie aan de neus, keel en/of long) als hij in de long terechtkomt. Voor de beoordeling is de hoogste dosering die geen neus, keel en longirritatie veroorzaakt van belang (B). Deze uitkomst wordt vervolgens vergeleken met hoeveel van de stof tijdens het roken daadwerkelijk de long binnenkomt. De verhouding tussen deze waarden (B/A) bepaalt de risicobeoordeling: hoe lager de verhouding, hoe groter de kans op een gezondheidsrisico. Voorbeelden Als voorbeelden voor de methode is het risico op neus-, keel- en longirritatie onderzocht van enkele stoffen die veel in sigaretten voorkomen; andere gezondheidseffecten, zoals kanker of vruchtbaarheidsproblemen, zijn hier niet in meegenomen. Als tabaksadditieven zijn dat de ammoniumverbindingen, glycerol en propyleenglycol. Voor de stoffen in de rook zijn acetaldehyde, acroleïne, formaldehyde en 2-furfural geselecteerd, omdat ze onder andere kunnen vrijkomen als tabaksadditieven verbranden. Hieruit blijkt dat neus, keel en/of longirritatie ontstaat als de sigaretten de additieven glycerol en propyleenglycol bevatten. Hetzelfde geldt voor de rookcomponenten aceetaldehyde, acroleïne en formaldehyde. Deze uitkomsten zijn niet representatief voor alle stoffen in rook. Meer onderzoek naar gezondheidseffecten van meer stoffen is nodig.Cigarette smoke is a complex mixture of approximate 4000 chemicals. These compounds are generally generated during the burning of tobacco, but can also be generated by the burning of tobacco additives such as those used to alter the taste and smell to make tobacco smoking more attractive. The RIVM has developed a method to assess whether the levels of these substances in the lung pose a health risk, given that a worldwide-accepted method to assess the risk of chemicals in cigarette smoke is not yet available. Understanding the health risks of each chemical in cigarette smoke is important because it can help policy makers select compounds which pose the highest risk to humans in the future. This method was developed under an international project aimed at assessing the health risks of tobacco additives. The method In this method an inhalation exposure scenario was developed. In this scenario, the amount of a chemical in cigarette smoke that reaches the lung was estimated (A). Independently, the level at which a chemical in smoke (smoke component) causes irritation to the nose, throat and/or lungs was calculated. For the risk assessment, the highest dose that does not cause nose, throat and/or lung irritation was selected (B) and compared to the amount of a chemical in cigarette smoke that reaches the lung (A). The ratio between these values (B/A) determines the risk; the lower the ratio, the greater the chance of a health risk. Example As examples to illustrate the utility of this method, a risk assessment for irritation of the nose, throat and lung was investigated for some chemicals that are present in cigarette smoke; other health effects such as cancer or reproductive toxicity were not assessed. As tobacco additives, glycerol and propylene glycol were selected. For compounds present in cigarette smoke, acetaldehyde, acrolein, formaldehyde and 2-furfural were selected because they may be generated during the burning of tobacco additives. Results showed that a risk for irritation exists for the tobacco additives glycerol and propylene glycol. Similarly, a risk for nose, throat and/or lung irritation was supported by the smoke components acetaldehyde, acrolein and formaldehyde. These results are not representative of all the compounds in cigarette smoke and more research is needed to investigate the health effects of more chemicals in cigarette smoke
Template voor de veiligheidsbeoordeling van voedingssupplementen met kruiden
Consumenten gebruiken voedingssupplementen met kruiden vanwege hun natuurlijke imago en (veronderstelde) gezondheidsvoordelen. Deze kruidenpreparaten moeten veilig zijn volgens de Algemene Levensmiddelen Verordening en het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten. Vaak is het lastig om de veiligheid te beoordelen. Er is namelijk weinig informatie beschikbaar over de samenstelling van het voedingssupplement en de mogelijk schadelijke eigenschappen van de ingrediënten. Het RIVM heeft nu een sjabloon ontwikkeld waarmee de veiligheid van voedingssupplementen, en in het bijzonder kruidenpreparaten, op eenzelfde manier beoordeeld kan worden. Het sjabloon geeft eerst aan welke gegevens beschreven moeten worden. Afhankelijk van de hoeveelheid en kwaliteit van de beschikbare gegevens geeft het RIVM aan hoe hiermee de veiligheid beoordeeld kan worden. Er zijn veel verschillende voedingssupplementen te koop, onder meer via internet. De veiligheid en samenstelling van voedingssupplementen worden niet beoordeeld, bijvoorbeeld in een toelatingsprocedure, vóórdat ze op de markt worden gebracht. Dit wordt alleen gedaan als er aanwijzingen zijn dat een supplement misschien een risico voor de gezondheid vormt. Een eventuele beoordeling door de overheid gebeurt pas nadat de producten al op de markt beschikbaar zijn.Consumers are using plant food supplements due to their 'natural' image and (supposed) health benefits. Plant food supplements must be safe according to the General Food Law and the Herbal Preparations Decree under the Dutch Commodities Act. However, safety assessments of these products are often problematic because of the limited information available about the composition of the supplement and the toxicity of the ingredients used. RIVM has developed a template for performing safety assessments for dietary supplements, particularly plant food supplements, in a standardized way. Firstly, the template provides an overview of the information that is required. Depending on the extent and quality of this information, RIVM provides guidance on how this can be used to assess safety. A wide range of dietary supplements are now commercially available, including on the internet. However, no premarket assessment of the safety and composition of dietary supplements is required, for instance as part of an authorization. Such assessments are only performed if there is an indication that a particular commercially available supplement may pose a risk to human health. A possible assessment by the government is carried out after the supplements are on the market.NVW