693 research outputs found
Ethnic Media and Identity Construction: The Representation of Women in the An Ethnic Newspaper in South Africa
Media are powerful agents of socialisation. Through representation, media helps in constructing and reproducing gender identities. The representation of how women are constructed by the media has travelled due to globalization. The 2006 Global Media Monitoring Project reveals that women are under-represented in news. The media are therefore construed as constructing gender subjectivity. For example, women are literally absent in news, politics and economics and hardly ever appear as spokespersons or as field experts. These subjective representations are often framed though the lenses of the media producers and are influenced by the political economy of the media. Media are therefore seen as representing a distorted version of women. Gallagher (2004), however states that in South Africa, the process of changing gender in the newsroom has started and media audiences, texts and institutions have changed, largely due to the persistent gender advocacy. Based on this, this paper sets out to investigate how Indian women are represented in a South African newspaper targeted at a cross-national ethnic readership. A qualitative methodology was used to analyse content and photographs appearing in ten consecutive publications of the newspaper. Themes emanating from the literature review were used to analyse newspaper content. The major findings of the investigation indicate that representations of the South African Indian woman has undoubtedly expanded, taking into account new roles and offering new identities, however certain stereotypical identities continue to prevail.
DOI: 10.5901/ajis.2013.v2n8p69
Borella, G. (Ed.), Colin Ward: Architettura del dissenso. Forme e pratiche alternative dello spazio urbano
Scheepstype: Tjalk. In augustus 1964 is dit schip op kavel F 34 aan de Lisdoddeweg bij het ploegen ontdekt en aansluitend verkend. In 1972 is het schip opgegraven en systematisch onderzocht. Het gaat om een stevig gebouwd, platboomd schip uit het midden van de zeventiende eeuw met een lengte van ongeveer 13,5 m en een breedte van 4 m. Een tjalk is een karveel gebouwd vrachtschip, met ronde boegen en een hoekig kim. Tjalken hadden een mast met spriet- of gaffeltuig en zijzwaarden. In de woonruimte van het schip bevonden zich een stookplaats, twee kooien en bergruimtes. De woonruimte was door een schot van het laadruim gescheiden. De kooien bevonden zich aan bakboord en aan stuurboord. De kooi aan bakboord was voorzien van een opbergkastje. De stookplaats bestond uit een rechthoekige houten kist, gevuld met zand met daarop een vloerplaat van gele bakstenen. De achterwand werd gevormd door een gietijzeren plaat. Een houten schouw zorgde voor de rookafvoer. In het schip zijn delen van de inventaris aangetroffen, onder andere enkele borden, kookpotten, een steelpan en een steengoed kruik maar ook gereedschap, diverse schoenen en laarzen en een zakbijbeltje
Opgravingsdocumentatie scheepswrak ZN-42(I) / ZN42(I) (Zuidelijk Flevoland)
Scheepstype: Waterschip. Het schip op kavel N42 in Zuidelijk Flevoland, ten noordwesten van de Eemhof aan het Eempad, is een overnaads gebouwd vissersschip van het type waterschip. Het hout gebruikt voor de bouw van het schip is gekapt tussen 1527 en 1530 n. Chr. Het schip zal niet lang daarna zijn gebouwd. Het is vermoedelijke vergaan rond 1560. Waterschepen waren de grootste en belangrijkste vissersschepen van de Zuiderzee. Ze zijn voorzien van een bun gevuld met water, waar de gevangen vis levend in vervoerd kan worden. De vroegste types waterschepen werden overnaads gebouwd, maar vanaf het tweede kwart van de zestiende eeuw werden deze schepen karveel gebouwd, dat wil zeggen gladboordig. Het schip heeft een lengte van iets meer dan 17 m bij een breedte van 5 m en een holte van bijna 2 m. Zowel in het voor- als achterschip zijn ballaststenen aangetroffen, die zorgden voor een goede trim van het schip. Verschillende voorwerpen die tot de inventaris behoren hebben betrekking op de voedselbereiding en -consumptie. Vormen van eenvoudig roodbakkend aardewerk die zijn aangetroffen, betreffen kookpottten, koekenpannen, bierpullen, voorraadkannen, schalen en een bord. Daarnaast zijn verschillende messen en mesheften gevonden. Ook de tegels van de stookplaats ontbreken niet. Op een zogenaamde vuurkist, een houten bak gevuld met zand waarop de tegels lagen, werd een open vuur gestookt. Opmerkelijk is de aanwezigheid van botmateriaal van varken, rund en kleine vogels: men consumeerde aan boord niet alleen de zelf gevangen vis! Tot de inventaris behoort ook een groot aantal schoenen. Twee schoenen waren nog redelijk compleet, de overige waren mogelijk voor hergebruik aan boord (van het leer werden onder andere pompleertjes gemaakt)
Almere Wijk 13 / de Almeerder Kogge / de Kogge van de Kruidenwijk
Scheepstype: Kogge. In 1986 werden scheepsresten aangetroffen tijdens rioleringswerkzaamheden in wijk 13 te Almere Stad (Cypergrasstraat/Dadelklaverstraat). In april van datzelfde jaar is het vaartuig opgegraven. Op grond van de constructie en de rompvorm kan het schip worden herkend als een kogge. Het vlak is in het middenschip platboomd en karveel gebouwd. Richting stevens wordt het overnaads en krijgt het onderwaterschip de gepiekte vorm, typerend voor laat-middeleeuwse schepen. De overnaadse planken zijn aan elkaar bevestigd met twee keer omgeslagen spijkers. De naden tussen de planken zijn voorzien van gesinteld mosbreeuwsel. De achtersteven is niet aangetroffen, maar zal net als de voorsteven recht en vallend zijn geweest. Vingerlingen op de stevenhaak duiden op een stevenroer. Vrij ver voor in het schip is een kort mastspoor aanwezig. Het ruim is voorzien van een buikdenning. Lading is niet aangetroffen, maar de gesloten laadvloer wijst er op dat de schipper zijn lading droog wilde houden. Over de lengte van het ruim bevond zich hoger in het schip een gangboord met luikhoofd. De dwarsbalken in het schip zijn met rozebouten aan de zijden bevestigd. De lengte over alles bedraagt bijna 16 m, de breedte 4,2 m en de holte 1,7 m. De inventaris van het vaartuig is vrijwel compleet aangetroffen. Opmerkelijk is het ontbreken van aanwijzingen voor een stookplaats en kookgerei. Voedsel werd wel aan boord geconsumeerd getuige de aanwezigheid van twee steengoedkannen en een kom. Voor het onderhoud van het schip zijn de standaard gereedschappen aan boord: een bijl, een dissel, een zaag en een marlpriem. Een interessant stuk gereedschap vormt de turfspade; een aanwijzing voor de vervoerde lading? Nog meer tot de verbeelding spreken de vondsten van een unieke klepper en een ruiterspoor. Mogelijk hebben ze toebehoord aan een (welgestelde) melaatse opvarende, die als passagier aan boord was. Verder zijn acht menselijke botten aangetroffen; onderzoek heeft aangetoond dat de man aan scheurbuik had geleden. Deze gezondheidsproblemen duiden eerder op iemand uit het gewone volk. Beenderen en klepper horen waarschijnlijk dus niet bij elkaar. Het uitgevoerde jaarringonderzoek heeft geen datering opgeleverd. De datering van de voorwerpen uit de aangetroffen inventaris geven aan dat het schip is vergaan in het vroege tweede kwart van de vijftiende eeuw
Opgravingsdocumentatie scheepswrak Scheveningen (+ Noordzee)
Scheepstype: onbekend. In maart 1996 werd scheepshout aangetroffen op het strand bij Scheveningen ter hoogte van paal 97/500. De vondst betrof een kielbalk met een lengte van 6,90 meter en een dikte variërend van 30 cm tot 60 cm aan de voorzijde ter hoogte van de ronding. Vanaf de onderzijde zijn bronzen pennen ingeslagen. Deze bronzen pennen zijn aan de binnenkant zichtbaar. Aan één zijde is nog een deel van een gang aanwezig met een lengte van 1,65 meter. De breedte van de gang is 34 cm. Het schip was waarschijnlijk karveel gebouwd. Op de gang zijn restanten van koperen spijkers aangetroffen waarschijnlijk van een dubbeling. Gezien het gebruik van bronzen pennen wordt de kielbalk gedateerd in de 19e eeuw
Opgravingsdocumentatie scheepswrak Stevensweerd
Scheepstype: onbekend. In 1960 is bij het ontginnen van een weiland scheepshout aangetroffen. De wrakstukken waren van eikenhout en bestonden uit een boord waarop krommers waren bevestigd door middel van eikenhouten pennen. Er is ook een ijzeren kanonskogel gevonden. Het is mogelijk afkomstig van een schip dat munitie aanvoerde naar fort Stevensweerd. De krommer is door een particulier ter conservering meegenomen. Het was niet mogelijk om uit de beperkte resten een scheepstype of datering af te leiden. De locatie van het wrak, in een "slenk", een Maasgedeelte waar mogelijk snelle sedimentatie plaatsvond, maakte dat ook uit de bodemlagen geen datering voor de ondergang van het scheepje kon worden ontleend
Opgravingsdocumentatie scheepswrak Haringvliet-bouwput
Scheepstype: onbekend. In 1959 werd aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort telefonisch de vondst gemeld van een scheepsrest bij de werkzaamheden voor de sluisbouw in het Haringvliet. Het bleek dat in de bouwput op 12 m onder N.A.P. eikenhouten spantdelen en stukken hout, vermoedelijk van huidgangen, waren aangetroffen. De mogelijkheid van de aanwezigheid van meer scheepshout werd niet uitgesloten geacht. De Deltadienst zou het een en ander tijdens de werkzaamheden goed in het oog houden en waarschuwen als nog meer aangetroffen werd. Blijkens telefonische melding is dit niet meer het geval geweest, waardoor G.D. van der Heide van de Directie van de Wieringermeer geen aanleiding vond de vindplaats te bezoeken. De vondsten werden als volgt beschreven: enkele plankdelen van eikenhout, dik 5 a 6 cm; spantresten 12 x 17 cm; stuk van een scheepskiel 60 x 6 a 7 cm. Het gevonden materiaal bevatte vele houten pennen. Het bovengenoemde gaf G.D. van der Heide aanleiding tot de veronderstelling dat er van het schip weinig méér gevonden zou worden, aangezien men al een stuk van de kiel had aangetroffen. Het betrof volgens hem een schip van zeer middelmatige afmetingen, maar er was geen aanleiding of mogelijkheid tot verder onderzoek.
Blijkens de inschrijving van enige koperen spijkers (opgenomen in de maritieme rijkscollectie) is er later nog een wrak op dezelfde vindplaats (‘Haringvliet nabij Hellevoetsluis’) onderzocht, ‘verkend in november 1970(?)’. Mogelijk zijn o.a. diverse stukken scheepssier in 1971 van dezelfde vindplaats afkomstig, maar dit is blijkbaar niet geheel duidelijk. Deze vondsten zijn niet in de maritieme rijkscollectie opgenomen geweest, maar wel fotografisch gedocumenteerd. Sommige vondsten waren voorzien van opschriften (letters en cijfers). Zeker één stuk scheepssier, met een bebaard figuur, werd qua datering geschat op vermoedelijk de 17de of 18de eeuw
Opgravingsdocumentatie scheepswrak Nieuw St. Joostland
Scheepsresten in 1961 aangetroffen tijdens het zandzuigen in Zuid-Sloe nabij Vlissingen. Het betreft diverse schijfblokken en scheepshout, waaronder een wrang en merkwaardig gevormde stukken spant. Er worden ook scherven gevonden maar het is onduidelijk of deze bij het schip horen. Het gaat om een overnaads gebouwd schip dat vermoedelijk niet lang in de vaart is geweest. Ondanks de vermoedelijke overnaadse bouw komt werd de ouderdom van het wrak niet veel hoger ingeschat dan de tweede helft 18e eeuw of jonger
Opgravingsdocumentatie scheepswrak Rheden-Rhederlaag
Scheepstype: punterachtige. In oktober 1986 werd in een zandzuigplas bij Rheden een klein scheepje gevonden. Het hout was dermate aangetast dat alleen vastgesteld kon worden dat het om een punterachtig scheepje gaat zoals ook in de Regge in Overijssel is gevonden (zie dossier Hellendoorn). Voor meer informatie over punterachtige scheepjes zie: K. Vlierman 1996, ‘Kleine bootjes en middeleeuws scheepshout met constructiedetails’ (Scheepsarcheologie II. Flevobericht 404; Nederlands Instituut voor Scheeps- en Onderwater Archeologie/ROB (NISA), p. 10
Opgravingsdocumentatie scheepswrak OK-73-74 / OK-73-74 (Oostelijk Flevoland)
Scheepstype: Vrachtschip. In 1963 is een scheepswrak aangetroffen bij het uitdiepen van een kavelsloot tussen kavels K 73 en K 74, gelegen ten noorden van de Lage Vaart. In 1971 is het schip opgegraven. Het betreft een lang, smal scheepje met karveel gebouwd vlak, een hoekige kim en overnaads gebouwde zijden bestaande uit twee gangen. In het voor- en achterschip gaat het vlak vloeiend over in de zijden en is daar overnaads gebouwd. De naden tussen de gangen zijn voorzien van gesinteld mosbreeuwsel. Het schip heeft rechte vallende stevens en is uitgerust met een stevenroer, gezien de vingerlingen op de achtersteven. De afmetingen bedragen: lengte 15,8 m over de stevens, breedte 2,4 m en holte 78 cm. De gaten op het binnenboord dienden waarschijnlijk voor de bevestiging van een zetboord. Op twee plaatsen zijn de inhouten ingekapt voor een mastspoor. In het schip is een interessante inventaris aangetroffen, die onder andere bestaat uit eet- en drinkgerei (twee steengoedkannen), gereedschap (twee dissels, een bijl, een avegaar, een nijptang en een breeuwijzer). Voorts zijn aangetroffen een nierdolk met restanten van een schede en elf munten, geslagen te Utrecht, Kampen, Groningen, Münster, Vlaanderen en Frankrijk. Van het vaartuig zijn geen jaarringmonsters genomen voor de datering van de bouw. De verstoring van het bodemprofiel geeft aan dat het is gezonken in de Almere-fase, in de tweede helft van de vijftiende eeuw. De datering van de ondergang op grond van de verschillende voorwerpen uit de inventaris (onder andere munten) sluit hierbij aan: datering in het midden van de tweede helft van de vijftiende eeuw
- …