12 research outputs found

    Hemophilic arthropathy in patients with von Willebrand disease

    No full text
    von Willebrand disease (VWD) affects approximately 1% of the population. Joint bleeds are not a predominant symptom of VWD, however they do occur. Especially in patients with severe VWD, joint bleeds have been described in up to 45% of the patients. Recurrent hemarthroses can lead to joint destruction which is the main cause of morbidity, as is observed in hemophilia patients. In VWD however, the occurrence, severity, onset, treatment and impact of arthropathy have not been well described. This literature review summarizes all publications on arthropathy in patients with hereditary VWD, published until 1-5-2012. joint bleeds in VWD are associated with low FVIII levels and seem to occur at young age. Depending on the severity of VWD, arthropathy occurs in 2-30% of the patients. Radiological joint damage can be seen but has not systematically been studied. Arthropathy can affect daily functioning and interfere with the quality of life. For acute management of joint bleeds FVIII/VWF concentrates can be used in VWD patients unresponsive to desmopressin or desmopressin in responsive VWD patients. When severe joint bleeds have caused synovitis and arthropathy, chemical or radioactive synovectomy and surgical joint procedures seem feasible to prevent further joint damage. Additional research is needed to learn more about the severity, onset and impact of arthropathy in VWD. Ongoing studies will hopefully answer the question whether prophylactic treatment with coagulation factor concentrates should be considered standard of care in severe VWD to prevent arthropathy. (C) 2012 Elsevier Ltd. All rights reserved

    Vrouwspecifieke bloedingsproblemen bij aangeboren stollingsstoornissen

    No full text
    Eén op de honderd vrouwen heeft een erfelijke stollingsstoornis. In dit overzichtsartikel worden de prevalentie, de behandeling en het voorkómen van vrouwspecifieke bloedingsproblemen bij erfelijke stollingsstoornissen besproken. Vrouwen met aangeboren stollingsstoornissen hebben vaker dan mannen klinische verschijnselen door de extra hemostatische uitdaging van menstruatie en bevalling. De diagnostiek van deze ziekten blijkt nog steeds een uitdaging, met een aanzienlijke diagnostische vertraging als gevolg. Ongeveer 20% van de vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies (HMB) heeft een onderliggende stollingsstoornis. HMB is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. Om de best mogelijke behandeling te realiseren, is goed overleg en afstemming tussen de gynaecoloog, hemofiliebehandelaar of internist-hematoloog en de vrouw in kwestie nodig. Het risico op postpartumbloedingen bij vrouwen met een stollingsstoornis is ondanks de huidige zorg nog steeds verhoogd ten opzichte van de algemene populatie. Ruim voor de bevalling dient dan ook een partusplan te worden opgesteld, zodat alle noodzakelijke gegevens en behandeladviezen vastliggen voor een veilige bevalling

    Vrouwspecifieke bloedingsproblemen bij aangeboren stollingsstoornissen

    No full text
    Eén op de honderd vrouwen heeft een erfelijke stollingsstoornis. In dit overzichtsartikel worden de prevalentie, de behandeling en het voorkómen van vrouwspecifieke bloedingsproblemen bij erfelijke stollingsstoornissen besproken. Vrouwen met aangeboren stollingsstoornissen hebben vaker dan mannen klinische verschijnselen door de extra hemostatische uitdaging van menstruatie en bevalling. De diagnostiek van deze ziekten blijkt nog steeds een uitdaging, met een aanzienlijke diagnostische vertraging als gevolg. Ongeveer 20% van de vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies (HMB) heeft een onderliggende stollingsstoornis. HMB is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. Om de best mogelijke behandeling te realiseren, is goed overleg en afstemming tussen de gynaecoloog, hemofiliebehandelaar of internist-hematoloog en de vrouw in kwestie nodig. Het risico op postpartumbloedingen bij vrouwen met een stollingsstoornis is ondanks de huidige zorg nog steeds verhoogd ten opzichte van de algemene populatie. Ruim voor de bevalling dient dan ook een partusplan te worden opgesteld, zodat alle noodzakelijke gegevens en behandeladviezen vastliggen voor een veilige bevalling

    Major differences in clinical presentation, diagnosis and management of men and women with autosomal inherited bleeding disorders

    No full text
    Background: In recent years, more awareness is raised about sex-specific dilemmas in inherited bleeding disorders. However, no large studies have been performed to assess differences in diagnosis, bleeding phenotype and management of men and women with bleeding disorders. Therefore, we investigated sex differences in a large cohort of well-defined patients with autosomal inherited bleeding disorders (von Willebrand disease (VWD), rare bleeding disorders (RBDs) and congenital platelet defects (CPDs)). Methods: We included patients from three nationwide cross-sectional studies on VWD, RBDs and CPDs in the Netherlands, respectively the WiN, RBiN and TiN study. In all studies a bleeding score (BS) was obtained, and patients filled in an extensive questionnaire on the management and burden of their disorder. Findings: We included 1092 patients (834 VWD; 196 RBD; 62 CPD), of whom 665 (60.9%) were women. Women were more often referred because of a bleeding diathesis than men (47.9% vs 36.6%, p = 0.002). Age of first bleeding was similar between men and women, respectively 8.9 ± 13.6 (mean ±sd) years and 10.6 ± 11.3 years (p = 0.075). However, the diagnostic delay, which was defined as time from first bleeding to diagnosis, was longer in women (11.6 ± 16.4 years) than men (7.7 ± 16.6 years, p = 0.002). Similar results were found when patients referred for bleeding were analyzed separately. Of women aging 12 years or older, 469 (77.1%) had received treatment because of sex-specific bleeding. Interpretation: Women with autosomal inherited bleeding disorders are more often referred for bleeding, have a longer diagnostic delay, and often require treatment because of sex-specific bleeding. Funding: The WiN study was supported (in part) by research funding from the Dutch Hemophilia Foundation (Stichting Haemophilia), Shire (Takeda), and CSL Behring (unrestricted grant)
    corecore