11 research outputs found

    Bresgroei in een zanddijk: Feitenverslag van een proef

    No full text
    Feitenverslag van een proef uitgevoerd 13 december 1989 in de Zwingeul te Zeeuwsch-Vlaanderen naar het bezwijkgedrag van een zanddijk.TAW/EN

    Vaarwegverdieping van de Wielingen

    No full text
    Centraal in de hier gepresenteerde studie staat de voorgestelde vaarwegverdieping van de vaargeul "Wielingen". Na een uiteenzetting van het in dit rapport behandelde probleem in §3, wordt in §4 het studiegebied en de voorgestelde vaarwegverdieping behandeld. In §5 wordt het sedimentatiegedrag van de geul uitgewerkt met methoden, die loKaal op de geul toepasbaar zijn. Eerst worden in een systematisch overzicht de gangbare berekenikgsmethoden gepresenteerd, waarna een keuzebepaling en enkele op het studiegebied gerichte berekeningen aan de orde komen. §6 beschouwt de verdiepingsproblematiek in een groter kader, namelijk De Wielingen en de haar omringende gebieden. Een systeem van resulterende zandtransporten is kwalitatief en, waar dat mogelijk is, kwantitatief nader uitgewerkt. In Appendix A wordt de in de voorstudie [2] geanalyseerde stromingstoestand geschematiseerd. Dit onder meer ter ondersteuning van de beschouwingen in § 5 en 6. Tevens wordt de stroom-verandering t.g.v. de verdieping lokaal èn in een groter Kader nader geanalyseerd (Dit laatste m.b.v. een WAGUA-getijmodel) . De Appendices B en C zijn bereKeningsbijlagen behorend bij de paragrafen 5 en 6. Een nabeschouwing en conclusies van de hier gepresenteerde studie zijn opgenomen in §7, tevens zijn hierin enige aanbevelingen opgenomen.KustwaterbouwkundeHydraulic EngineeringCivil Engineering and Geoscience

    Duinvoetverdediging Bergen aan Zee

    No full text
    In de zeereep bij Bergen aan Zee bevindt zich lokaal bebouwing waarvan de faalkans begin februari 1990 werd ingeschat op 1/20 à 1/50 per jaar. De Directie Noord Holland van Rijkswaterstaat is momenteel bezig met een vergelijkende studie van een aantal alternatieven om deze faalkans te verlagen tot 1/500 per jaar. De in behandeling zijnde alternatieven zijn: a) Uitvoeren van een lokale zandsuppletie op het strand voor de beschouwde objecten (lengte ca. 500 m). Hierbij wordt veel erosie aan de uiteinden van de suppletie verwacht (kopeffecten). b) Integratie van bovengenoemde suppletie in een grotere suppletie (van Petten tot Egmond) in het kader van het toekomstige beleid van kustlijnhandhaving. De kopeffecten zijn in deze situatie geringer dan onder a) c) Aanleg van een duinvoetverdediging voor de beschouwde objecten over een lengte van ca. 500 m. Door de Directie Noord-holland zijn aan de Dienst Weg- en Waterbouwkunde m.b.t. alternatief c) concreet de volgende vragen gesteld: 1. Welke globale liggingsdimensies dient een duinvoetverdediging in de situatie voor Bergen aan Zee te hebben, gegeven een faalkans van de objecten in de zeereep van 1/500 per jaar? 2. Welke materialen en constructietypen komen in aanmerking om in de duinvoetverdediging toe te passen? Aan bod dienen te komen: - materiaal en dikte-indikatie van de toplaag en van de evt. funderingslaag - constructieve beperkingen; ervaringen met bestaande constructies - kostenindikatie M.b.t. deze vragen wordt het volgende geconcludeerd: 1. Het ontgrondingsniveau wordt marginaal beïnvloed door de helling van het onderste deel van de constructie. Het model DUINVOET legt het niveau van de teen op niet lager dan NAP -5.0 m en DUROSTA legt dat niveau op NAP -2.0 m. De oploop wordt m.n. bepaald door de helling van het bovenste gedeelte. In de drie beschouwde gevallen treedt geen afslag meer op met de top op NAP + 12m. Als enige afslag geaccepteerd wordt kan dit niveau enige meters lager komen te liggen (bv. 5m afslag; top op NAP +9m). Uit economische overwegingen is een helling van 1:2 over de totale hoogte aan te bevelen. 2. Uit de kostenraming blijkt dat de meeste alternatieven in het interval f 100 a f 150 per m2 vallen. Uitschieter naar boven zijn de gezette betonzuilen; uitschieter naar onder is het zandzakken-alternatief. Bij dit laatste alternatief moet worden opgemerkt dat de ervaringen niet al te best zijn; tevens is het materiaal vandalisme- gevoelig. Kostenbesparend m.b.t. grondverzet kan zijn het toepassen van een damwandconstructie. Aan de randen van de verdediging (in langsrichting gezien) treedt bij afslag van de naastgelegen duinen een minder diepe ontgrondingskuil op dan in het midden van de verdediging. De lengte van dit invloedsgebied ligt in de orde van 100 a 150 meter

    Mondingsgebied van de Westerschelde: Getijstromingen, golfklimaatgegevens, bodemligging en morfologische processen

    No full text
    Deze nota heeft als studielolcatie het mondingsgebied van de Westerschelde. Van dit gebied is een beschrijving opgesteld van stromingen onder invloed van het getij. Ook zijn de beschikbare golfklimaatgegevens geïnventariseerd en ten dele geanalyseerd. Verder bestaat deze nota uit een beschrijving van de bodemligging en van de natuurlijke morfologische processen van de laatste decennia in het studiegebied

    BEROSIN: Evaluatie proefprojecten en mogelijke verdere toepassingen van deze vorm van kustverdediging

    No full text
    Dit document behandelt een alternatieve vorm van kustverdediging: het BEROSIN-systeem. In hoofdzaak wordt ingegaan op de werking en toepassingsmogelijkheden ervan. Het systeem bestaat uit een doek van polypropyleen dat aan de randen met behulp van ankers op zijn plaats gehouden wordt boven een zandige ondergrond. Het doek kan 0,5 tot 2 meter zand vangen (vertikaal), waarna het strak komt te staan en in principe gaat werken als een vorm van 'harde' verdediging, een soort van bodembescherming. De Directie Noord Nederland heeft een tweetal proefprojecten met het BEROSIN-systeem uitgevoerd, maar heeft nog geen goede totaal-visie op het systeem ontwikkeld. In deze studie zijn voor genoemde proefprojecten zowel de bevindingen van de Directie Noord-Nederland als van de fabrikant in beschouwing genomen. Tevens is de werking van het systeem vergeleken met gangbare methoden van kustverdediging en zijn de mogelijkheden van toepassing van het systeem beschreven. Geconcludeerd wordt dat het BEROSIN-systeem beschouwd kan worden als een constructie, die de zandverdeling beïnvloedt; hierbij treedt lijzijde-erosie op. Voor de kerntaak van Rijkswaterstaat (bestrijding van grootschalige structurele erosie en overall-handhaving van de kustlijn) biedt het BEROSIN-systeem geen algemeen toepasbare oplossing. Kansrijke toepassingslokaties voor het systeem langs de Nederlandse kust zijn dan ook schaars. Lokaal en voor andere doeleinden zijn er wellicht wel zinvolle toepassingen denkbaar, zoals bijvoorbeeld het beteugelen van erosierond om constructies of het steiler opzetten van een stuk onderwateroever om een breder strand te kunnen realiseren. In gebieden landwaarts van de kustlijn (Waddenzee,Westerschelde,meren en rivieren) zijn misschien meer algemene toepassingen mogelijk. Dit valt echter buiten het kader van dit onderzoek.KUSTAD

    Windmolens en Waterkeringen: Technische eisen voor het plaatsen van windmolens op of nabij waterkeringen

    No full text
    Door de beperkte ruimtecapaciteit voor windmolens op het vasteland en het feit dat kustlocaties het meest gunstig zijn vanuit het oogpunt van windintensiteit is er een groeiende vraag ontstaan naar locaties voor windmolens op of in de nabijheid van een waterkering. Bij de overweging of tot plaatsing wordt overgegaan is het raadzaam eerst te bezien of plaatsing nabij de waterkering mogelijk is (buiten de in de keur gedefinieerde invloedszone). Een fysieke scheiding van de waterkering en de windmolens betekent immers minder strenge eisen en procedures. Wanneer echter plaatsing van windmolens in de invloedszone van de waterkering overwogen wordt, dient in het besluitvormingsproces een afweging gemaakt te worden tussen alle positieve en negatieve effecten van deze plaatsing. Het doel van deze notitie is om de beheerder van waterkeringen handvatten te bieden in bovengenoemd besluitvormingsproces. Daartoe zijn de technische aspecten die de veiligheid van een waterkering kunnen aantasten alsmede de beheersaspecten geïnventariseerd. Ook is geadviseerd ten aanzien van technische eisen en randvoorwaarden voor het plaatsen van windmolens op dijken (en dammen). Op technisch gebied heeft de aanwezigheid van de windmolens in beginsel een negatieve invloed op de mechanismen die tot falen van de waterkering kunnen leiden. Meestal is de negatieve invloed te minimaliseren; per faalmechanisme is geadviseerd ten aanzien van te nemen maatregelen. Vanuit het oogpunt van beheer kunnen de gevolgen van de aanwezigheid van windmolens alleen kwalitatief beschreven worden. Windmolens kunnen een vermindering van de toegankelijkheid veroorzaken waardoor het onderhoud van de waterkering en het snel ingrijpen bij calamiteiten wordt bemoeilijkt. Ook kunnen de windmolens (inclusief de bekabeling) een belemmering vormen voor toekomstige aanpassingen (verhoging of versterking) van de waterkeringen. Op basis van het uitgangspunt dat de veiligheid niet wezenlijk mag verminderd worden door het plaatsen van windmolens en dat het beheer van de waterkeringen geen ontoelaatbare beperkingen mag ondergaan, worden verschillende zones gedefinieerd in drie categorieën waarin plaatsing 'zeer ongewenst', 'ongewenst' of 'mogelijk onder voorwaarden' is. Per zone is ook aangeven welke technische maatregelen in acht genomen moeten worden, wanneer met overgaat tot plaatsing van een windmolen in die zone

    De veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland, resultaten van de eerste toetsronde 1996-2001; achtergrondrapport

    No full text
    Op 15 januari 1996 is de Wet op de waterkering in werking getreden. DezeWet schrijft voor dat de waterkeringbeheerder iedere vijf jaar aan GedeputeerdeStaten dient te rapporteren over de algemene waterstaatkundige toestand vande primaire waterkeringen in zijn beheersgebied. Gedeputeerde Statenrapporteert vervolgens aan de Minister van Verkeer en Waterstaat over alleprimaire waterkeringen in zijn provincie. De Minister informeert uiteindelijk debeide Kamers der Staten-Generaal over de waterstaatkundige toestand van alleprimaire waterkeringen in Nederland. Voor u ligt het \u93 AchtergrondrapportVeiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland \u94, met daarin drie delen. Deel 1 geeft resultaten van de eerste toetsronde van 1996-2001, per dijkring-gebied en verbindende waterkering. Omdat de steenzettingenproblematiek nietin de toetsing is meegenomen, is de stand van de steenzettingenproblematiekapart in deel 2 van dit achtergrondrapport opgenomen. Deel 3 gaat in op deuitgangspunten en achtergronden bij de resultaten van het hoofdrapport. De begeleiding van het gehele project was in handen van een ambtelijkebegeleidingsgroep met daarin vertegenwoordigers van de Unie vanWaterschappen, het Interprovinciaal Overleg en het Rij

    Observations Of Suspended Particle Size Distribution On An Energetic Ebb-Tidal Delta

    No full text
    Sustainable management of barrier islands and tidal inlet systems requires a knowledge of sediment transport pathways throughout the system. This paper places in situ suspended sediment observations (obtained using a LISST) in context with seabed sediment samples and hydrodynamic measurements to identify such pathways. The results indicate two distinct populations of sediment in suspension on the ebb-tidal delta: locally resuspended fine sand and (largely flocculated) mud exported from the Wadden Sea on ebb tide. This reinforces the notion of the strong dependence of sediment pathways on particle size. Future work will combine additional lines of evidence to better distinguish suspended sand from sand-sized flocs and provide a more robust definition of these pathways.Green Open Access added to TU Delft Institutional Repository ‘You share, we take care!’ – Taverne project https://www.openaccess.nl/en/you-share-we-take-care Otherwise as indicated in the copyright section: the publisher is the copyright holder of this work and the author uses the Dutch legislation to make this work public.Coastal EngineeringEnvironmental Fluid Mechanic

    Addendum bij het Technisch Rapport Asfalt voor Waterkeren

    No full text
    Sinds het uitkomen van het Technisch Rapport Asfalt voor waterkeren in 2002 zijn er veel nieuwe ontwikkelingen geweest op het gebied van asfalt dijkbekledingen, deels door veranderingen op de aanbestedingmarkt, deels door ontwikkelingen op het gebied van het toetsen op veiligheid en ook door het beschikbaar komen van nieuwe onderzoekstechnieken. In dit hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen die kunnen worden toegepast bij ontwerp, aanleg, beheer en toetsing van asfalt dijkbekledingen.TAW/EN
    corecore