1,250 research outputs found

    Differences by sex and gender in the association between minority stress and alcohol use among sexual and gender minority youth:A daily diary study

    Get PDF
    Rationale Sexual and gender minority (SGM) youth consume more alcohol than their heterosexual, cisgender peers. The experience of minority stress is theorized to explain these disparities. Research often neglects the day-to-day variability in minority stress that SGM youth encounter and whether alcohol use is associated with daily experiences of minority stress. Further, there is heterogeneity in alcohol use among SGM youth. Sex assigned at birth and gender identity could potentially explain this heterogeneity. Objective Therefore, this study aimed to examine whether daily experiences of minority stress were associated with daily alcohol use among SGM youth and how these associations differed by sex assigned at birth and gender identity. Methods A 14-day daily diary study was conducted among 393 Dutch SGM youth (M age = 18.36 SD = 2.65). Results Results showed few significant associations between both mean levels of minority stress and daily experiences with minority stress with alcohol use. However, higher mean levels of prejudice events were associated with higher odds of daily alcohol use (OR = 7.01, 95% CI: 1.20–40.89). Daily experiences with identity concealment were associated with lower odds of daily alcohol use for males (OR = 0.72, 95% CI: 0.60–0.86), but not for females (OR = 1.11, 95% CI: 0.93–1.32). Further, for cisgender youth, daily experiences with prejudice events were associated with higher odds of alcohol use (OR = 1.99, 95% CI: 1.05–3.78), but this was not the case for gender minority youth (OR = 0.42, 95% CI: 0.15–1.18). Conclusions The findings showed few significant associations between minority stressors and alcohol use, but daily experiences of concealment and prejudice events were associated with daily alcohol use and these associations varied by sex assigned at birth and gender identity, respectively

    Differences in Adolescents' Alcohol Use and Smoking Behavior between Educational Tracks:Do Popularity Norms Matter?

    Get PDF
    Explanations about differences in drinking and smoking rates between educational tracks have so far mainly focused on factors outside the classroom. The extent to which these behaviors are rewarded with popularity within a classroom—so called popularity norms—and their interaction with individual characteristics could explain the observed differences in risk behavior. 1860 adolescents (M(age) = 13.04; 50% girls) from 81 different classrooms reported three times during one academic year about their own and their classmates behavior. Overall, in vocational tracks popularity norms for alcohol and smoking were more positive and predicted classroom differences in alcohol and smoking. Knowledge about classroom processes can advance the field in unraveling the functional aspects of risk behavior in adolescence. Preregistration: The hypotheses and the analytical plan of this study were preregistered under number #39136 (https://aspredicted.org/blind.php?x=gx77p6)

    Accuratesse en gebruik van schoolprestatie-indicatoren

    Get PDF
    In het artikel worden twee publicaties over schoolprestatie-indicatoren met elkaar vergeleken. Ten eerste gaat het om de IST/RST-rapporten van de Inspectie van het Onderwijs. Dergelijke rapporten verschijnen naar aanleiding van onderzoeken op scholen die de Inspectie eens in de drie jaar of vaker (afhankelijk van de situatie op de school) uitvoert. Deze rapporten worden gepubliceerd op het internet en zijn voor iedereen toegankelijk. Ten tweede gaat het om de kwaliteitsindicatoren van de Evaluatiegroep voor het Onderwijs in Groningen. Vrijwel alle Groningse basisscholen ontvangen jaarlijks een rapport met indicatoren voor de prestaties en het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in de groepen vier en acht. Deze rapporten worden vertrouwelijk behandeld en niet openbaar gemaakt. Visscher, Dijkstra, Karsten en Veenstra (2001) hebben standaarden opgesteld voor het publiceren van schoolprestatie-indicatoren. De vergelijking die in dit artikel aan de orde komt, is vooral gericht op de standaarden voor accuratesse en gebruik. Om de accuratesse van beide publicaties te bepalen is gekeken naar de gegevens van 31 basisscholen in de stad Groningen, waarvan zowel de genoemde Inspectiegegevens als de gegevens van de Evaluatiegroep beschikbaar zijn. Van beide publicaties kan gezegd worden dat ze relatief goed scoren op accuratesse. De analyses laten echter wel verschillen zien in prestatie-oordelen. Zo scoort ongeveer een zesde van de scholen bij de meerniveauanalyses van de Evaluatiegroep anders dan bij de (geaggregeerde) schoolniveau-analyses van de Inspectie. De bruikbaarheid van de informatie in beide publicaties lijkt voldoende te zijn voor schoolleiders en bestuurders. Wel zijn schoolleiders en bestuurders het er over eens dat geen van beide publicaties geschikt is om zonder uitleg aan ouders of teamleden voor te leggen. Het voordeel van het IST/RST-rapport van de Inspectie, is volgens schoolleiders en bestuurders de uitgebreide schriftelijke rapportage. Het voordeel van het rapport van de Evaluatiegroep is dat het jaarlijks verschijnt en een sterk visuele presentatie biedt van de jaarlijkse ontwikkeling in uitkomsten. Minder positief zijn gebruikers over het ontbreken van aanbevelingen voor schoolverbetering. In het kader van de ontwikkeling naar decentralisatie en een grotere autonomie voor scholen en de daarmee gepaard gaande vraag aan scholen om verantwoording af te leggen, is het voor schoolleiders steeds belangrijker om zich uitgebreid te informeren over de bruikbaarheid en accuratesse van de voor kwaliteitszorg beschikbare instrumenten

    Accuratesse en gebruik van schoolprestatie-indicatoren

    Get PDF
    In het artikel worden twee publicaties over schoolprestatie-indicatoren met elkaar vergeleken. Ten eerste gaat het om de IST/RST-rapporten van de Inspectie van het Onderwijs. Dergelijke rapporten verschijnen naar aanleiding van onderzoeken op scholen die de Inspectie eens in de drie jaar of vaker (afhankelijk van de situatie op de school) uitvoert. Deze rapporten worden gepubliceerd op het internet en zijn voor iedereen toegankelijk. Ten tweede gaat het om de kwaliteitsindicatoren van de Evaluatiegroep voor het Onderwijs in Groningen. Vrijwel alle Groningse basisscholen ontvangen jaarlijks een rapport met indicatoren voor de prestaties en het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in de groepen vier en acht. Deze rapporten worden vertrouwelijk behandeld en niet openbaar gemaakt. Visscher, Dijkstra, Karsten en Veenstra (2001) hebben standaarden opgesteld voor het publiceren van schoolprestatie-indicatoren. De vergelijking die in dit artikel aan de orde komt, is vooral gericht op de standaarden voor accuratesse en gebruik. Om de accuratesse van beide publicaties te bepalen is gekeken naar de gegevens van 31 basisscholen in de stad Groningen, waarvan zowel de genoemde Inspectiegegevens als de gegevens van de Evaluatiegroep beschikbaar zijn. Van beide publicaties kan gezegd worden dat ze relatief goed scoren op accuratesse. De analyses laten echter wel verschillen zien in prestatie-oordelen. Zo scoort ongeveer een zesde van de scholen bij de meerniveauanalyses van de Evaluatiegroep anders dan bij de (geaggregeerde) schoolniveau-analyses van de Inspectie. De bruikbaarheid van de informatie in beide publicaties lijkt voldoende te zijn voor schoolleiders en bestuurders. Wel zijn schoolleiders en bestuurders het er over eens dat geen van beide publicaties geschikt is om zonder uitleg aan ouders of teamleden voor te leggen. Het voordeel van het IST/RST-rapport van de Inspectie, is volgens schoolleiders en bestuurders de uitgebreide schriftelijke rapportage. Het voordeel van het rapport van de Evaluatiegroep is dat het jaarlijks verschijnt en een sterk visuele presentatie biedt van de jaarlijkse ontwikkeling in uitkomsten. Minder positief zijn gebruikers over het ontbreken van aanbevelingen voor schoolverbetering. In het kader van de ontwikkeling naar decentralisatie en een grotere autonomie voor scholen en de daarmee gepaard gaande vraag aan scholen om verantwoording af te leggen, is het voor schoolleiders steeds belangrijker om zich uitgebreid te informeren over de bruikbaarheid en accuratesse van de voor kwaliteitszorg beschikbare instrumenten

    Accuratesse en gebruik van schoolprestatie-indicatoren

    Get PDF
    In het artikel worden twee publicaties over schoolprestatie-indicatoren met elkaar vergeleken. Ten eerste gaat het om de IST/RST-rapporten van de Inspectie van het Onderwijs. Dergelijke rapporten verschijnen naar aanleiding van onderzoeken op scholen die de Inspectie eens in de drie jaar of vaker (afhankelijk van de situatie op de school) uitvoert. Deze rapporten worden gepubliceerd op het internet en zijn voor iedereen toegankelijk. Ten tweede gaat het om de kwaliteitsindicatoren van de Evaluatiegroep voor het Onderwijs in Groningen. Vrijwel alle Groningse basisscholen ontvangen jaarlijks een rapport met indicatoren voor de prestaties en het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in de groepen vier en acht. Deze rapporten worden vertrouwelijk behandeld en niet openbaar gemaakt. Visscher, Dijkstra, Karsten en Veenstra (2001) hebben standaarden opgesteld voor het publiceren van schoolprestatie-indicatoren. De vergelijking die in dit artikel aan de orde komt, is vooral gericht op de standaarden voor accuratesse en gebruik. Om de accuratesse van beide publicaties te bepalen is gekeken naar de gegevens van 31 basisscholen in de stad Groningen, waarvan zowel de genoemde Inspectiegegevens als de gegevens van de Evaluatiegroep beschikbaar zijn. Van beide publicaties kan gezegd worden dat ze relatief goed scoren op accuratesse. De analyses laten echter wel verschillen zien in prestatie-oordelen. Zo scoort ongeveer een zesde van de scholen bij de meerniveauanalyses van de Evaluatiegroep anders dan bij de (geaggregeerde) schoolniveau-analyses van de Inspectie. De bruikbaarheid van de informatie in beide publicaties lijkt voldoende te zijn voor schoolleiders en bestuurders. Wel zijn schoolleiders en bestuurders het er over eens dat geen van beide publicaties geschikt is om zonder uitleg aan ouders of teamleden voor te leggen. Het voordeel van het IST/RST-rapport van de Inspectie, is volgens schoolleiders en bestuurders de uitgebreide schriftelijke rapportage. Het voordeel van het rapport van de Evaluatiegroep is dat het jaarlijks verschijnt en een sterk visuele presentatie biedt van de jaarlijkse ontwikkeling in uitkomsten. Minder positief zijn gebruikers over het ontbreken van aanbevelingen voor schoolverbetering. In het kader van de ontwikkeling naar decentralisatie en een grotere autonomie voor scholen en de daarmee gepaard gaande vraag aan scholen om verantwoording af te leggen, is het voor schoolleiders steeds belangrijker om zich uitgebreid te informeren over de bruikbaarheid en accuratesse van de voor kwaliteitszorg beschikbare instrumenten

    PCN10 ARE FURTHER STUDIES OF BREAST CANCER TUMOR MARKERS TO DETECT RECURRENCE WORTHWHILE? A VALUE OF RESEARCH ANALYSIS

    Get PDF
    Cuello, Ramon (escultor)Primer pla de l'obra. Davant de la casa on vivia l'escultor a Sants hi havia hagut una fonda on paraven les diligĂšncies que unien l'interior de Catalunya amb el port de Barcelona. De metall, mesura 2,58 x 0,80 x 0,80 metres

    Perceptions of genetic discrimination among people at risk for Huntington’s disease: a cross sectional survey

    Get PDF
    Objective To assess the nature and prevalence of genetic discrimination experienced by people at risk for Huntington’s disease who had undergone genetic testing or remained untested

    Moral emotions and moral disengagement: concurrent and longitudinal associations with aggressive behavior among early adolescents

    Get PDF
    The complex temporal associations among moral disengagement, moral emotions, and aggressive behavior were investigated within a short-term four-wave longitudinal study in a sample of early adolescents (at T1: N = 245; Mage= 12.16 years; SD = 0.85). Moral disengagement and aggressive behavior were investigated by validated self-report scales. Shame and guilt were assessed in response to six-story vignettes. A series of four-wave longitudinal mediation analyses were conducted to test several theoretically meaningful models. Mediation models revealed positive reciprocal longitudinal effects between aggressive behavior and moral disengagement. Aggressive behavior negatively predicted moral emotions, and moral disengagement was negatively associated with moral emotions over time. When testing competing models including all three variables in one model, no theoretical meaningful mediation process emerged: Instead, high moral disengagement predicted lower moral emotions but higher aggressive behavior over time. Results are discussed regarding their practical importance for prevention and intervention programs
    • 

    corecore