326 research outputs found

    Megaoesofagus bij hond en kat

    Get PDF
    Megaoesofagus wordt gekarakteriseerd door een gedilateerde slokdarm met een verminderde peristaltiek. Het is de meest voorkomende oorzaak van regurgitatie bij de hond. De ziekte komt zelden voor bij de kat. De aandoening kan congenitaal zijn of verworven worden. Bij de aangeboren vorm komen de symptomen meestal pas tot uiting rond de speenleeftijd. Een erfelijke basis werd aangetoond bij bepaalde rassen. De verworven vorm ontstaat meestal op volwassen leeftijd, met een erg ruime leeftijdsmarge. Regurgitatie en ademhalingsproblemen zijn de meest voorkomende symptomen. De diagnose wordt gesteld door middel van radiografie of fluoroscopie. Bijkomende onderzoeken zijn doorgaans aangewezen om een onderliggende oorzaak op te sporen. In ongeveer de helft van de gevallen wordt geen onderliggende oorzaak gevonden en wordt de megaoesofagus beschouwd als zijnde idiopathisch. Patiënten met megaoesofagus worden meestal conservatief en symptomatisch behandeld. De onderliggende ziekte, slechte voeding en verslikkingspneumonie vereisen een directe en grondige aanpak. De prognose is vaak gereserveerd bij de hond. Bij congenitale megaoesofagus beschrijft men iets gunstigere vooruitzichten. Katten lijken beter te reageren op de ingestelde behandeling

    Serum C-reactive protein concentrations in dogs with idiopathic epilepsy

    Get PDF
    Inflammatory reactions in dogs are associated with systemic changes in serum, called the acute phase response; changes in the concentration of acute phase proteins in the serum take place. C-reactive protein (CRP) is a positive acute phase protein, which increases during inflammation. The role of inflammation in epilepsy remains unclear. In this study, the inflammatory response in dogs with idiopathic epilepsy (1E) was investigated. The aims of the study were: 1. to measure serum CRP concentrations in dogs with IE and in healthy dogs, 2. to measure serum CRP concentrations in dogs with acute cluster seizures and in dogs with isolated seizures and 3. to observe the evolution of serum CRP concentrations in time after the last seizure. This study showed no significant differences in serum CRP concentrations between dogs with IE (7.8 mg/I) and dogs of the control group (8.3 mg/I). Furthermore, the results showed higher mean serum CRP concentrations in dogs with IE exhibiting cluster seizures (11,8 mg/I) than in dogs with isolated seizures (5.7 mg/I). However, these results were not statistically significant (P = 0,077). Finally, no statistically significant decrease in serum CRP concentrations was seen with time after the last epileptic seizure in dogs with IE (P = 0,077)

    Primaire idiopatische epilepsie bij de hond: praktische aanpak en een update van de behandeling.

    Get PDF
    Primaire idiopathische epilepsie is een frequent voorkomende neurologische aandoening bij de hond. De diagnose wordt gesteld door alle andere oorzaken van epilepsie uit te sluiten. Bij een groot deel van de honden kunnen de aanvallen voldoende onder controle gehouden worden met standaardanti-epileptica, zoals fenobarbital en/of kaliumbromide. Voor honden met refractaire epilepsie zijn er een aantal recente humane anti-epileptica voorhanden die kunnen worden toegevoegd aan de standaardbehandeling. De anti-epileptische werking van deze recentere producten bij de hond is gebaseerd op kortetermijnstudies met een klein aantal honden. Uitgebreidere langetermijnstudies zijn nodig vooraleer definitieve besluiten kunnen getrokken worden. Alternatieve behandelingen, zoals nervus vagusstimulatie en de chirurgische verwijdering van de epileptogene focus, zijn mogelijke opties voor de toekomst

    Tongue and tail necrosis in an atypical case of acute steroid responsive meningitis-arteritis in a dog

    Get PDF
    Acute steroid responsive meningitis-arteritis (SRMA) is a common neurological disorder in young dogs. Typical clinical symptoms of the acute form of SRMA are neck pain, depression and fever. This case report describes a 1.5-year-old Pointer with uncommon neurological deficits (unilateral multiple cranial nerve deficits and Homer's syndrome) and an exceptional necrosis of the tongue. This was believed to be part of the systemic vasculitis accompanying SRMA. The patient also developed tail necrosis and iatrogenic calcinosis cutis, which complicated further treatment of the dog

    Accuracy of transcranial magnetic stimulation and a Bayesian latent class model for diagnosis of spinal cord dysfunction in horses

    Get PDF
    Background: Spinal cord dysfunction/compression and ataxia are common in horses. Presumptive diagnosis is most commonly based on neurological examination and cervical radiography, but the interest into the diagnostic value of transcranial magnetic stimulation (TMS) with recording of magnetic motor evoked potentials has increased. The problem for the evaluation of diagnostic tests for spinal cord dysfunction is the absence of a gold standard in the living animal. Objectives: To compare diagnostic accuracy of TMS, cervical radiography, and neurological examination. Animals: One hundred seventy-four horses admitted at the clinic for neurological examination. Methods: Retrospective comparison of neurological examination, cervical radiography, and different TMS criteria, using Bayesian latent class modeling to account for the absence of a gold standard. Results: The Bayesian estimate of the prevalence (95% CI) of spinal cord dysfunction was 58.1 (48.3%-68.3%). Sensitivity and specificity of neurological examination were 97.6 (91.4%-99.9%) and 74.7 (61.0%-96.3%), for radiography they were 43.0 (32.3%-54.6%) and 77.3 (67.1%-86.1%), respectively. Transcranial magnetic stimulation reached a sensitivity and specificity of 87.5 (68.2%-99.2%) and 97.4 (90.4%-99.9%). For TMS, the highest accuracy was obtained using the minimum latency time for the pelvic limbs (Youden's index = 0.85). In all evaluated models, cervical radiography performed poorest. Clinical Relevance: Transcranial magnetic stimulation-magnetic motor evoked potential (TMS-MMEP) was the best test to diagnose spinal cord disease, the neurological examination was the second best, but the accuracy of cervical radiography was low. Selecting animals based on neurological examination (highest sensitivity) and confirming disease by TMS-MMEP (highest specificity) would currently be the optimal diagnostic strategy
    corecore