22 research outputs found

    Recruiting participants for interventions to prevent the onset of depressive disorders: Possibile ways to increase participation rates

    Get PDF
    Background: Although indicated prevention of depression is available for about 80% of the Dutch population at little or no cost, only a small proportion of those with subthreshold depression make use of these services. Methods: A narrative review is conducted of the Dutch preventive services in mental health care, also addressing the problem of low participation rates. We describe possible causes of these low participation rates, which may be related to the participants themselves, the service system, and the communication to the public, and we put forward possible solutions to this problem. Results: There are three main groups of reasons why the participation rates are low: reasons within the participants (e.g., not considering themselves as being at risk; thinking the interventions are not effective; or being unwilling to participate because of the stigma associated with depression); reasons within the health care system; and reasons associated with the communication about the preventive services. Possible solutions to increasing the participation rate include organizing mass media campaigns, developing internet-based preventive interventions, adapting preventive interventions to the needs of specific subpopulations, positioning the services in primary care, integrating the interventions in community-wide interventions, and systematically screening high-risk groups for potential participants. Discussion: Prevention could play an important role in public mental health in reducing the enormous burden of depression. However, before this can be realized more research is needed to explore why participation rates are low and how these rates can be improved

    Evaluatie 'kleine projecten' psychiatrie.

    No full text
    Drie uit tien vernieuwende projecten in de langdurige psychiatrische zorg kunnen zo worden overgenomen door andere instellingen, zo blijkt uit een evaluatie. Acht van de tien realiseren de gewenste doelstellingen. Een uitzendbureau waar cliënten binnen de psychiatrische instelling vacatures zoeken en bemiddelen voor andere cliënten, zodat zij hun kennis en vaardigheden kunnen inzetten; een cursus voor broers en zussen van schizofreniepatiënten die ze met praktijkoefeningen helpt tot een zo normaal en voor allemaal zo plezierig mogelijk contact te komen; of een computerprogramma en vragenlijst die patiënten helpen hun ervaringskennis te benutten en met de psychiater tot gezamenlijke besluitvorming te komen. Dit zijn drie voorbeelden van innovatieve projecten binnen de psychiatrie die zijn bedoeld om de kwaliteit van leven van patiënten in de langdurige psychiatrische zorg te verbeteren. Geruststellende gedachte Het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) evalueerde tien van deze kleine innovatieve projecten. Projecten en de evaluatie zijn gefinancierd door het Innovatiefonds Zorgverzekeraars. NIVEL-programmaleider Peter Verhaak: “Effecten kun je in zo’n onderzoek niet meten, maar de projecten blijken wel in een behoefte te voorzien. Bij de cursus voor broers en zussen van schizofreniepatiënten geven bijvoorbeeld ouders aan dat ze enthousiast zijn over dat initiatief. Zij vinden het een heel geruststellende gedachte dat als zij er niet meer zijn, hun andere kinderen nog in contact blijven met hun broer of zus met schizofrenie. Maar over het algemeen is op zo’n korte termijn nog moeilijk aan te geven wat deze projecten opleveren. We hebben daarom bij onze evaluatie gekeken naar plan van aanpak, doelen, uitvoerbaarheid en randvoorwaarden voor succes.” Voortzetten In zes projecten is het plan van aanpak uitgevoerd, in vier voor een deel. In acht van de tien projecten worden de geplande doelen gehaald. Zes van de tien projecten zetten hun activiteiten voort, en drie daarvan lopen zo goed dat anderen ze zo kunnen overnemen. De andere drie nemen zich in ieder geval voor door te gaan. Verhaak: “De evaluatie van deze projecten heeft ons geleerd met welke factoren je rekening moet houden wanneer je met een vernieuwend project aan de slag gaat en kan zo bijdragen aan het succes van nieuwe projecten in de toekomst.

    Consulting room computers and their effect on general practitioner-patient communication.

    No full text
    BACKGROUND: In the western medical world, computers form part of the standard equipment in the consulting rooms of most GPs. As the use of a computer requires time and attention from GPs, this may well interfere with the communication process. Yet, the information accessed on the computer may also enhance communication. OBJECTIVES: The present study affords insight into the relationship between computer use and GP-patient communication recorded by the same GPs over two periods. METHOD: Videotaped GP consultations collected in 2001 and 2008 were used to observe computer use and GP-patient communication. In addition, patients questionnaires about their experiences with communication by the GP were analysed using multilevel models with patients (Level 1) nested within GPs (Level 2). RESULTS: Both in 2008 and in 2001, GPs used their computer in almost every consultation. Still, our study showed a change in computer use by the GPs over time. In addition, the results indicate that computer use is negatively related to some communication aspects: the patient-directed gaze of the GP and the amount of information given by GPs. There is also a negative association between computer use and the body posture of the GP. Computer use by GPs is not associated with other (analysed) non-verbal and verbal behaviour of GPs and patients. Moreover, computer use is scarcely related to patients' experiences with the communication behaviour of the GP. CONCLUSIONS: GPs show greater reluctance to use computers in 2008 compared to 2001. Computer use can indeed affect the communication between GPs and patients. Therefore, GPs ought to remain aware of their computer use during consultations and at the same time keep the interaction with the patient alive. (aut.ref.

    De opmars van POH-GGZ.

    No full text
    Achtergrond: Omdat huisartsen behoefte hadden aan ondersteuning bij signalering, vraagverheldering en eventuele doorgeleiding naar de meest aangewezen hulp van psychische problemen, is in 2008 de inzet mogelijk gemaakt van de praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ). In dit onderzoek gaan we na hoe de POH-GGZ na twee jaar functioneert. Methode: Online enquête onder alle POH’s-GGZ waarvan de naam achterhaald kon worden via de ROS’en (Regionale Ondersteuningsstructuren voor de eerste lijn). Respons: 64%. De vragenlijst betreft de geografische spreiding over Nederland, inbedding van de POH-GGZ, opleiding en takenpakket, werkbelasting, knelpunten, en positieve punten of uitdagingen. Resultaten: Ongeveer een op de acht huisartsen in Nederland werkte eind 2009 samen met een POH-GGZ; daarnaast hadden ze veelal ook samenwerkingsafspraken met andere GGZ-functionarissen in de eerste lijn (algemeen maatschappelijk werkers, sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen en/of eerstelijnspsychologen). In ongeveer de helft van de gevallen is de POH-GGZ in dienst van huisartsen, in de andere helft van een tweedelijns-GGZ of een ondersteuningsorganisatie, of de POH-GGZ werkt als zelfstandige zonder personeel (ZZP). De belangrijkste knelpunten zijn tijdgebrek en het ontbreken van een sociale kaart. De belangrijkste positieve punten zijn het afwisselende werk, de zelfstandigheid en het directe cliëntencontact. Discussie en conclusie: Men vindt de aansturing vanuit de eerste lijn belangrijk voor een generalistische en kortdurende aanpak, maar dit leidt niet tot een kortere behandelduur of een andere taakvervulling. (aut.ref.
    corecore