16 research outputs found
Investigation of the Exclusive 3He(e,e'pp)n Reaction
Cross sections for the 3He(e,e'pp)n reaction were measured over a wide range
of energy and three- momentum transfer. At a momentum transfer q=375 MeV/c,
data were taken at transferred energies omega ranging from 170 to 290 MeV. At
omega=220 MeV, measurements were performed at three q values (305, 375, and 445
MeV/c). The results are presented as a function of the neutron momentum in the
final-state, as a function of the energy and momentum transfer, and as a
function of the relative momentum of the two-proton system. The data at neutron
momenta below 100 MeV/c, obtained for two values of the momentum transfer at
omega=220 MeV, are well described by the results of continuum-Faddeev
calculations. These calculations indicate that the cross section in this domain
is dominated by direct two-proton emission induced by a one-body hadronic
current. Cross section distributions determined as a function of the relative
momentum of the two protons are fairly well reproduced by continuum-Faddeev
calculations based on various realistic nucleon-nucleon potential models. At
higher neutron momentum and at higher energy transfer, deviations between data
and calculations are observed that may be due to contributions of isobar
currents.Comment: 14 pages, 1 table, 17 figure
Leerplichtige leerlingen zonder onderwijs
Dit onderzoek gaat over hoeveel leerplichtige leerlingen niet deelnemen aan onderwijs,
welke kenmerken ze hebben en wat de oorzaken zijn. Leerlingen die twee maanden of
langer van school verzuimen worden thuiszitters genoemd. Voor dit onderzoek is
gebruik gemaakt van de landelijke cijfers met betrekking tot aantallen verzuimde
leerlingen van het Cfi, CBS-gegevens over aantallen leerplichtige leerlingen en
gegevens van een survey onder de leerplichtafdelingen van de Nederlandse gemeenten
met vragen die het verzuim nader specificeren. Daarnaast zijn een zestal dieptestudies
uitgevoerd bij gemeenten die verschillen in urbaniciteit (van zeer kleine gemeenten met
minder dan 10.000 inwoners tot en met de grote steden). Hieraan voorafgaand zijn bij
twee gemeenten pilot-studies verricht en zijn een groot aantal jaarverslagen van de
leerplichtafdelingen bestudeerd om dit veld beter te leren kennen en de vragenlijst te
construeren.
Uit gegevens van het Cfi over het schooljaar 2003-2004 blijkt dat het absolute
verzuim (leerplichtige staat niet bij een school ingeschreven) 0.03 procent van de
populatie leerplichtige leerlingen is en het relatieve verzuim (al het overige verzuim) 1.7
procent. Op landelijk niveau zijn er gedurende het schooljaar ongeveer 50.000 leerlingen
waarvan er een verzuimmelding aan de leerplichtambtenaar wordt doorgegeven. Van
het absoluut verzuim blijkt op basis van cijfers uit een vragenlijst bij gemeenten dat 18-
43% twee maanden of langer duurt. Van het relatief verzuim is dit 4-14%. Landelijk
betekent dit dat 5-10% van het totale verzuim twee maanden of langer duurt. Per
schooljaar kunnen 2500 á 5000 leerlingen in Nederland thuiszitter genoemd worden. Uit
het vragenlijstonderzoek bij gemeenten en enkele dieptestudies blijkt dat per schooljaar
ongeveer 10% van het thuiszitten wordt veroorzaakt door wachtlijsten bij het speciaal
onderwijs.
Als oorzaak voor het thuiszitten wordt door leerplichtambtenaren redelijk vaak de
procedure rond de indicatie-stelling genoemd. Deze zou te lang duren en omgeven zijn
met een ingewikkelde bureaucratie. Daarnaast geven leerplichtambtenaren aan dat
leerlingen die de LGF-indicatie uiteindelijk niet krijgen, nauwelijks te plaatsen zijn
(waardoor deze leerlingen thuis zitten). Onderzocht moet worden hoe de bestaande
procedure rond indicatie-stelling kan worden vereenvoudigd en versneld. Mogelijk kan
een aanzet hiertoe gevonden worden in het onlangs uitgevoerde Bopo-onderzoek:
“Functionele indicatiestelling: internationale literatuurstudie” (van der Aalsvoort &
Eendhuizen, 2005). Mogelijk kunnen de capaciteitsproblemen bij de benodigde
diagnostiek worden opgelost door ook deskundigen uit andere -aan de GZ-psychologie
verwante- disciplines toe te staan de diagnostiek te laten verrichten. Ook het aantal te
verrichten diagnoses zou kunnen worden verlaagd door bij bepaalde groepen van
geïndiceerde leerlingen de frequentie van de herindicaties (momenteel om de twee jaar)
te verlagen.
Absoluut verzuim is vaak het gevolg van administratieve fouten die gemaakt
worden bij verhuizingen en schoolwisselingen. In de grote steden wordt absoluut verzuim soms veroorzaakt doordat ouders, veelal afkomstig uit arme landen, niet weten
dat hun kind naar school moet.
In kleinere gemeenten wordt er minder verzuimd dan in grotere. De grote steden
springen er qua schoolverzuim in negatieve zin uit. Hier is veel meer verzuim, maar er
zijn ook meer middelen op dit probleem aan te pakken. Beleid dat er op gericht is om
korte lijnen met het onderwijsveld te hebben lijkt het meest effectief te zijn. Dit kan
ondermeer bereikt worden door de leerplichtambtenaren een deel van hun tijd op de
scholen te laten werken. De melding van verzuim door scholen verbetert dan ook. Kleine
gemeenten hebben mogelijk te weinig ‘volume’ om de functie van leerplichtambtenaar
zinvol in te vullen. Mede daarom werken steeds meer gemeenten samen.
Op het VMBO wordt het meest verzuimd, veel meer dan op het HAVO/VWO.
Vergeleken met het voortgezet onderwijs wordt er op het basisonderwijs vrij weinig
verzuimd. Leerlingen aan het eind van de leerplichtige leeftijd verzuimen het vaakst en
zitten het vaakst thuis, meestal omdat ze geen zin aan school of aan verder leren
hebben. Deze leerlingen hebben vaak een slechte schoolloopbaan achter de rug en in
hun omgeving heerst soms een anti-school cultuur (Finn, 1989). In veel gevallen zal het
thuiszitten tot voortijdig schoolverlaten leiden. Voortijdige schoolverlaters hebben geen
startkwalificatie en zijn daardoor kwetsbaar op de arbeidsmarkt.
Ongeveer 5000 verzuimers (dat is 10% van al het verzuim) worden geplaatst op
een instelling of project zonder onderwijs. Voor veel kinderen op een kinder-dagcentrum
(KDC) zijn onderwijsdoelstellingen moeilijk te realiseren, ze zijn hier op hun plaats.
Daarnaast zijn er veel gemeentelijke projecten gericht op de opvang van
probleemleerlingen zoals de Time-out of Herstart projecten waar vaak geen expliciete
onderwijsdoelstelling wordt nagestreefd. Vaak hebben ze ten doel de verzuimer weer
voor school te motiveren. Op ROC’s ontstaan steeds meer opleidingen van een zeer
laag niveau: er wordt soms wel gesproken van “niveau 0 opleidingen”. Het gevaar
hiervan is dat probleemleerlingen met een steeds grotere onderwijsachterstand komen
te zitten. Dit gevaar wordt in de door ons onderzochte grote stad erkend en heeft daar
geleid tot de opheffing van projecten waar te weinig aandacht werd besteed aan
onderwijs. Opvangprojecten moeten juist extra veel aandacht besteden aan onderwijs
omdat probleemleerlingen veelal met een achterstand kampen, hetgeen juist een van de
oorzaken van het thuiszitten is. Het is daarom de vraag of een groei van voorzieningen
waar niet of nauwelijks onderwijs wordt gegeven een wenselijke trend is?
Onderwijsvoorzieningen voor deze probleemleerlingen hebben een dilemma: hoe
moeten zij deze leerlingen, die afgeknapt zijn op school en leren, motiveren om hun
achterstand in te lopen?
Verder is sprake van thuisonderwijs dat vaak genoemd wordt als gevolg van het
feit dat er voor de levensvisie van ouders geen school in de buurt is. Het zou landelijk
om zo’n 1000 leerlingen gaan waarvan een deel thuisonderwijs krijgt en een deel niet
door de overheid bekostigd onderwijs volgt. Onduidelijk is of er ontheffing van de
leerplicht wordt verleend en wat de kwaliteit van dit onderwijs is. Momenteel buigt de
onderwijsinspectie zich over dit probleem. De te onderscheiden categorieën van thuiszitters zijn zeer divers te noemen: van
tienermoeders, kinderen die niet van hun ouders naar school mogen tot leerlingen die op
een wachtlijst staan. De lijst met redenen voor verzuim, de psycho-sociale
achtergronden en de combinaties daarvan lijkt welhaast oneindig: “ieder geval is weer
uniek”. Het grootste probleem bij het plaatsen van verzuimers is echter dat ze niet meer
naar school willen. Leerplichtambtenaren worden naast wachtlijsten voor het speciaal
onderwijs ook vaak geconfronteerd met wachtlijsten in de jeugdhulpverlening.
De verzuimmelding door scholen worden steeds beter, maar er zijn nog steeds
behoorlijk wat scholen die verzuim niet of onzorgvuldig melden. Scholen lossen
problemen liever intern op. Langdurig verzuim wordt vrijwel altijd aan leerplicht gemeld,
maar dan is het soms te laat om een oplossing te vinden. Ook zijn er veel problemen
met de digitale verzuimregistratie door leerplichtambtenaren. Vrijwel iedere gemeente
heeft weer een ander systeem om verzuim te registreren. Een landelijk registratieformat
wordt daarom aanbevolen. Hierbij moet worden nagegaan of de gegevens van scholen
bij de Informatie Beheer Groep kunnen worden geïntegreerd.