31 research outputs found
The effects of the implementation of snoezelen on the quality of working life in psychogeriatric care
BACKGROUND: Dementia among nursing home residents is often accompanied by high care dependency and behavioral disturbances, resulting in an increased workload for the caregivers. Snoezelen, integrated into 24-hour dementia care, is an approach that might improve the quality of working life of dementia caregivers. This study aims to investigate the effectiveness of integrated snoezelen on work-related outcomes (workload and psychological outcomes) of caregivers in psychogeriatric nursing homes. METHODS: A quasi-experimental pre- and post-test design was used, comparing six psychogeriatric wards that implemented snoezelen in 24-hour care to six control wards that continued giving usual care. One hundred and twenty-nine Certified Nursing Assistants (CNAs) were included in the pre-test and 127 CNAs in the post-test. The six intervention wards received a 4-day in-house training program. The intervention further consisted of implementation activities on the ward (e.g. stimulus preference screening, workgroup), three in-house follow-up meetings and two general meetings. Measurements on workload, perceived problems, stress reactions, job satisfaction and burnout were performed at baseline and after 18 months. RESULTS: A significant treatment effect in favor of the experimental group was found for time pressure, perceived problems, stress reactions and emotional exhaustion. CNAs of the experimental group also improved on their overall job satisfaction score. In particular, they were more satisfied with the quality of care and with their contact with residents. CONCLUSION: The implementation of snoezelen improved the quality of the working life of dementia caregiver
Variation in GPs' referral rates to specialists in internal medicine.
In this article multilevel analysis (MLA) is used in order to analyse a large data set on general practitioners' (GPs') referrals to specialists in internal medicine. The hypothesis is tested that patients' morbidity is the main determinant of GPs referral rates. From a Dutch survey among 161 GPs, referrals to specialists in internal medicine were selected. The results corroborate the main hypothesis: approximately half of the variation in the overall chance of being referred is associated with patient characteristics and approximately 45% with patients' morbidity measured in terms of the GPs' diagnosis. Referral chances differ mainly with diagnosis, which implies that the variation in the referral rates reflects a variation in case mix rather than differences in the quality of care or efficiency. The only doctor or practice characteristics that affect referral chances are the number of instruments available in a practice (more instruments, fewer referrals) and GPs' list sizes (larger lists, more referrals). (aut.ref.
Innovaties in de zorg: een evaluatie van 17 kleinschalige dementie-projecten in zorginstellingen.
De dementiezorg kan beter. Kleinschalige innovatieve projecten zijn een goede eerste stap om de zorg aan ouderen met dementie te verbeteren. Zo blijkt uit de evaluatie van 17 dementieprojecten in zorginstellingen.
De ouderenzorg staat al lange tijd onder druk, en door de vergrijzing en een groeiend aantal ouderen met dementie zal die druk alleen maar toenemen. Nederland telt nu ongeveer 324 verpleeghuizen, 960 verzorgingshuizen en 210 gecombineerde instellingen waar in totaal ongeveer 160.000 ouderen worden verzorgd en verpleegd. In 2050 hebben naar verwachting 412.000 mensen dementie. Een derde van hen zal worden opgenomen in een zorginstelling. Er is nu al een tekort aan voldoende gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt. De werkdruk zal dus alleen nog maar verder toenemen.
Moeilijke omstandigheden
Medewerkers op afdelingen voor bewoners met dementie werken meestal onder moeilijke omstandigheden. Communicatie met bewoners is vaak maar beperkt mogelijk en de kwaliteit van de zorgverlening is niet af te lezen aan een verbetering van de gezondheidstoestand van de bewoners. Met subsidie van het Innovatiefonds Zorgverzekeraars evalueerde het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) 17 kleinschalige dementieprojecten in zorginstellingen. Een nieuwe werkwijze in de zorg voor ouderen met dementie lijkt met een klein budget haalbaar. Projectleiders en verzorgend personeel zijn positief over de projecten en de behaalde resultaten.
Beleving
De projecten variëren van het bieden van belevingsgerichte zorg en kleinschalig wonen tot natuuractiviteiten. Kern van alle projecten is meer persoonlijke aandacht voor ouderen met dementie. NIVEL-onderzoeker Sandra van Beek: “Uit de evaluatie blijkt dat de medewerkers meer tevreden zijn met hun werk aan het einde van het project. Dit is belangrijk, omdat meer tevreden medewerkers betere zorg verlenen. Ondanks dat de medewerkers meer tevreden zijn, is hun werkdruk echter niet afgenomen. Ook zien we gedurende de looptijd van de projecten geen veranderingen in het sociaal welbevinden van bewoners. Wellicht hebben de projecten een langere tijd nodig om door te werken in de ervaren werkdruk van medewerkers en het welzijn van bewoners.”
Perspectief op de lange termijn
Vrijwel alle organisaties zetten het project voort. Dit duidt erop dat met de kleinschalige projecten ook meer langdurige veranderingen in de zorg worden bereikt. De projectleiders geven allemaal aan dat hun project kan worden overgenomen door andere organisaties. “De projecten zijn een goede eerste stap om de zorg aan ouderen met dementie te verbeteren”, vindt van Beek. “De uitkomsten van deze evaluatie geven echter wel duidelijk aan dat de omstandigheden waarin een project wordt uitgevoerd, bepalend zijn voor het succes. Succesvolle interventies in de ene instelling zijn niet zondermeer toe passen binnen andere organisaties. Projectleiders zelf noemen met name voldoende steun van het management als belangrijke voorwaarde voor het slagen van een project.”
Onderzoek
De evaluatie bestond uit een meting in het voorjaar van 2008 bij aanvang van de projecten en een meting in de winter van 2008/2009. Voor het onderzoek zijn gegevens verzameld bij 17 projectleiders, 338 medewerkers, 239 bewoners en 184 familieleden
Patient satisfaction with the general practitioner: a two-level analysis.
Objectives: the authors examine how patients satisfaction with health care providers relates to either the individual characteristics of respondents or the characteristics of health care providers and the structural setting in which they work. Methods: measures of three dimensions of patient satisfaction with the general practitioner (GP)-accessibility, interpersonal relationship, information given-were derived from an existing data set. Patients were nested with GPs. Multilevel analysis was used as the analyzing technique. Results: between 90% and 95% of the variance in patient satisfaction scores is at hte patient level, whereas the remaining 5% to 10% is at the GP or practice level. At the patient level, in addition to the usual predictor variables such as age and morbidity, which explain approximately 5% of the variance at this level, previous experiences with the general practitioner in the form of misunderstandings or incidents may play an important role in the emergence of dissatisfaction among patients. Conclusions: this study demonstrated the usefulness of multilevel analysis in studying patients satisfaction scores. Findings indicate that the effectiveness of strategies directed at health care providers or services and aiming to improve the quality of care through the patient's eyes can be questioned when these strategies are based on general satisfaction scores only. More attention should be paid to the interaction process between patient and GP. (aut.ref.
The incidence and preventability of adverse events in older acutely admitted patients: a longitudinal study with 4292 patient records.
Objective
Acute care crowding is a global issue, jeopardizing patient safety. An important cause of crowding is the growing number of older, vulnerable, and complex patients. This group is at higher risk of experiencing (preventable) adverse events (AEs) than younger patients.
This study aimed to identify the incidence, preventability, nature, and prevention strategies of AEs in older patients during an acute hospital admission and to assess changes over time.
Methods
We analyzed data of 4292 acutely admitted patients (70+) who died in the hospital, using data of a multicenter Dutch AE record review study (2008, 2012, 2016). Multilevel logistic regression analyses were performed to adjust for patient-mix differences and clustering on department/hospital level per year.
Results
The incidence of AEs in this group declined significantly (χ2(1) = 8.78, P = 0.003) from 10.7% (95% confidence interval [CI] =8.2–13.9) in 2008, 7.4% (95% CI = 5.6–9.7) in 2012, to 7.2% (95% CI = 5.5–9.3) in 2016. The relative preventability showed a significant parabolic trend (χ2(1) = 4.86, P = 0.027), from 46.2% (95% CI = 34.1–58.7), to 32.4% (95% CI = 21.1–46.1), to 44.6% (95% CI = 32–58). Adverse events were often related to medication (26.3% in 2008, 35.1% in 2012, and 39.5% in 2016), and the preventability in AEs related to diagnosis was highest (88.3%, 70.8%, and 79.9%).
Conclusions
The incidence of AEs in older acutely admitted patients declined over the years; however, the preventability increased again after an initial decline. This could be related to crowding or increasing complexity in the acute care chain. Further monitoring and improvement in (preventable) AE rates are necessary to pinpoint areas of improvement to make hospital care for this vulnerable group safer
Medical practice variations in hospital care: time trends of a spatial phenomenon.
A persistent finding in health services research is that health care delivery and hospital utilisation in the Western world varies widely between areas, both within and between countries. Most studies have concentrated on cross-sectional variations in medical practice. The aim of this article is to investigate whether or not small area variation changed through time. We used hospital discharge rates in the Netherlands for 12 diagnostic or surgical categories to indicate medical practice patterns. The data cover a time span of almost two decades: 1980-1997. First, it was found that in most cases regions are consistently above or below the national trend in the study period. Second, the analysis revealed a statistically significant decline of regional variation in hospital discharges in general during the 1980s and the 1990s. In all but one medical category the results of the separate analyses point towards a downward trend. In one-third of the medical categories this downward trend was statistically significant. Potential parallel changes in regional disparities in need for care, e.g. morbidity or age composition of regional populations or changes in regional differences in care supply are discussed. (aut.ref.
Ontwikkeling eetprofielen van cliënten van verpleeg- en verzorgingshuizen.
Het NIVEL heeft in opdracht van de landelijke cateraar Albron onderzoek gedaan naar de voorkeuren van cliënten van verpleeg- en verzorgingshuizen op het gebied van eten en drinken en ambiance.
Dit onderzoek heeft geleid tot een indeling in vijf typen eters én tot de ontwikkeling van een vragenlijst, waarmee de eetprofielen van cliënten van verpleeg- en verzorgingshuizen in kaart gebracht kunnen worden. Eetprofielen zijn ‘typen eters’ onderscheiden aan de hand van gewoontes en voorkeuren op het gebied van eten en drinken.
Albron gaat de eetprofielen inzetten in de Beter Eten Monitor waardoor haar dienstverlening nog beter kan worden afgestemd op de wensen van cliënten in zorginstellingen. In die monitor verzamelt Albron gegevens over wat cliënten belangrijk vinden bij eten en drinken.
De vijf onderscheiden eetprofielen luiden: de traditionele eter, de avontuurlijke eter, de gemakkelijke eter, de kritische eter en de dankbare eter. De traditionele eter eet het liefst wat hij van huis uit gewend is, hecht weinig belang aan een luxe maaltijd en houdt niet van gerechten uit de buitenlandse keuken in tegenstelling tot de avontuurlijke eter. De gemakkelijke eter lust bijna alles, vindt het fijn om samen met andere bewoners te eten, maar vindt een vriendelijke bediening belangrijk. Cliënten die kritisch en kieskeurig zijn wat eten en drinken betreft en een verfijnde smaak hebben horen tot het type kritische eter. De dankbare eter is daarentegen niet erg kritisch of kieskeurig, klaagt nooit over het eten, heeft geen verfijnde smaak en vindt eten vooral een gezellige aangelegenheid.
Inzicht in typen eters van cliënten is essentieel om de zorg- en dienstverlening op dit gebied te verbeteren. Dit sluit aan bij vraaggerichte zorg, waarbij het cliëntenperspectief centraal staat en de cliënt de mogelijkheid heeft om zelf te kiezen. Het past ook bij de huidige aandacht voor het verbeteren van de voedingstoestand van deze doelgroep. Door rekening te houden met verschillende typen eters, kan de kwaliteit van leven van cliënten worden verhoogd.
Zorgorganisaties die de vragenlijst door hun cliënten, eventueel met hulp van hun familielid of verzorgende laten invullen en deze via NIVEL/Albron laten analyseren, krijgen inzicht in de ‘mix’ van eetprofielen van hun cliënten. De zorgorganisatie kan de verdeling van de typen eters vergelijken met het maaltijdaanbod. Op die manier wordt duidelijk of het assortiment voldoende breed is om alle typen eters te bedienen.
De vragenlijst is ontwikkeld met behulp van een klankbordgroep van deskundigen op het gebied van verpleging & verzorging: voeding, facilitair management en zorg. De vragenlijst is afgenomen onder ruim 300 cliënten van verpleeg- en verzorgingshuizen en door NIVEL getoetst op validiteit en betrouwbaarheid
Electronic guidance of behaviour relevant to migraine: a pilot in low back pain
The present paper covers a pilot study, which is being conducted at the Netherlands Institute for
Health Services Research (NIVEL) in collaboration with the Utrecht University Health Psychology
Department, on the feasibility of linking an electronic diary (employed by patients to monitor their
disease) through 'smart phone' data transmission to the Internet. The Internet facility permits a
clinical coach to review the data instantly and to provide online feedback, support and
self-management tips in direct respondse to the patients' actual state. The pilot study, conducted
in low back pain, is of direct relevance to migraine. (aut. ref.
Disaster and subsequent health care utilization: a longitudinal study among victims, their family members, and control subjects.
BACKGROUND: The impact of disasters on primary healthcare utilization is largely unknown. Moreover, it is often overlooked how disaster affects those closest to the primary victims, their family members. OBJECTIVE: The objective of this study was to examine the long-term effects of a catastrophic fire on primary healthcare utilization. RESEARCH DESIGN: We conducted a prospective, population-based cohort study covering 1 year pre- and 3 years postfire. Utilization data were extracted from primary care records. SUBJECTS: Subjects consisted of 286 disaster victims, 802 family members of disaster victims, 3722 community control subjects, and 10,230 patients from a national reference population. MEASURES: As outcome measures, we studied 1) the annual number of contacts in primary care and 2) the annual number of contacts for problems related to mental health. Determinants are injury characteristics of victims and bereavement. All analyses control for age, gender, and insurance status. RESULTS: Being an uninjured victim who witnessed the disaster increases the number of contacts by a factor of 1.55 during the first year postfire (95% confidence interval [CI], 1.35-1.78). Uninjured victims contact the family practitioner more often for mental health-related problems than adolescent community control subjects (incidence rate ratio [IRR],
4.54; 95% CI, 1.69-12.20). In adult family members, the loss of a child predicts overall utilization (IRR, 1.88; 95% CI, 1.35-2.63) and utilization for mental health (IRR, 8.69; 95% CI, 2.10-35.92) during the first year postfire. CONCLUSION: Attention should be paid to the primary care needs of bereaved individuals and those who have witnessed the disaster. (aut.ref.
