3 research outputs found
Potential and use of archaeological and historical data in the coastal zone of the southern North Sea in a reconstruction of the sea level curve of the last 3000 years: results of a case study
This paper demonstrates that methodologies from various disciplines can be utilised to explain the coastal development of the southern North Sea during the last 3000 years. The potential and uses of archaeological data are tested against the applicability of delivering data for reconstructing sea level or local water level curves. Geology, archaeology, and historical geography are disciplines that assess changes in absolute and regional sea levels, deposition, subsidence, or rises in surface level. In this paper a selection of the national archaeological database (ARCHIS2) from the western Netherlands is presented as archaeological proxy data that might help reconstruct the relationship between occupational history and landscape development. The case study around Katwijk in the western Netherlands presents the known history and geology of the area, as well as the archaeological data present. Results show that data within ARCHIS2 is of too poor quality and that even with the help of excavation reports the required resolution for reconstructing local water level curves is currently not present in the recorded data. Archaeological data that has been recorded generally lacks precision in data location (x, y, and z) and generally does not have an absolute time control. The ideal database or model is the creation of a GIS (Geographic Information System) that can integrate data from the different disciplines. All data should be transparent and have a spatial and temporal resolution, so that data from different disciplines can corroborate each other. Its accuracy can then be compared so the better dataset to provide the optimal insight into landscape change associated with the sizes of coastal inlets and the local variations of tidal amplitudes
The National Immunisation Programme in the Netherlands : surveillance and developments in 2015-2016.
Surveillance en ontwikkelingen in 2015-2016
In 2015 kregen bijna 770.000 kinderen van 0 tot 19 jaar samen 1.547.000 vaccinaties binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De deelname aan het RVP is met 92 tot 99 procent (afhankelijk van de vaccinatie) nog steeds hoog. Een uitzondering daarop is de vaccinatie tegen het humaan papillomavirus (HPV) met 61 procent. De deelname voor pasgeborenen is voor het tweede achtereenvolgende jaar met ongeveer 0,5 procent gedaald.
Meldingen van RVP-ziekten
Het aantal gemelde gevallen van de meeste ziekten waartegen via het RVP wordt ingeënt, was wederom laag. Dit gold ook voor het aantal meldingen van mazelen (7) na de grote epidemie in 2013/2014. Kinkhoest kwam in 2015 minder vaak voor (39 per 100.000) dan in het epidemische jaar 2014 (55 per 100.000). Eén zuigeling overleed aan kinkhoest. Het aantal gevallen van ernstige pneumokokkenziekte - veroorzaakt door de drie typen waarmee het pneumokokkenvaccin werd uitgebreid in 2011 - bleef bij kinderen jonger dan 5 jaar zeer laag (0,5 per 100.000). Door de indirecte bescherming kwam het bij andere leeftijdsgroepen ook minder vaak voor. In 2015 en de eerste helft van 2016 kwam de bof vaker voor dan in 2014 (bij respectievelijk 89, 45 en 40 mensen).
Meldingen van mogelijke bijwerkingen van vaccins
In 2015 is het aantal meldingen van mogelijke bijwerkingen van vaccins gestegen (1494 ten opzichte van 982 in 2014). Het betrof vooral meldingen van (heftige) lokale ontstekingsreacties en koorts bij 4-jarigen. Ook nam het aantal meldingen van vermoeidheid bij 12-jarige meisjes toe na media-aandacht over eventuele bijwerkingen van de HPV vaccinatie. De aard van de gemelde bijwerkingen was in vergelijking met voorgaande jaren niet ernstiger.
Meldingen van ziekten voor potentiële RVP-vaccins
In 2015 en 2016 steeg het aantal gevallen van meningokokkenziekte veroorzaakt door serogroep W (MenW); meestal waren dit personen van 65 jaar of ouder. Na het extreem
lage aantal gevallen in 2014 had 2015 een gemiddeld rotavirus seizoen, met de piek in maart. Tot en met juni 2016 was het aantal gevallen van rotavirus weer laag, waarbij het ‘seizoen’ ook later begon dan normaal. (aut. ref.