1,843 research outputs found

    Evaluation of the psychometric properties of the SF-36 health survey for use among Turkish and Moroccan ethnic minority populations in the Netherlands

    Get PDF
    Purpose: To evaluate the psychometrics of the SF-36 Health Survey among Turkish and Moroccan ethnic minority populations in the Netherlands and to compare the results to those based on the indigenous Dutch population. Methods: Data were derived from the Second Dutch National Survey of General Practice. In total, SF-36 data were available for 409 Turkish, 377 Moroccan, and 9,628 Dutch respondents. Language subgroup analyses were performed for the Turkish (n = 162) and Moroccan-Arabic (n = 52) versions of the SF-36. Psychometric properties were evaluated by descriptive statistics, factor analysis, internal consistency estimates, known-group comparisons, and differential item function (DIF) analysis. Results Low levels of missing SF-36 data were observed across all groups. Confirmatory factor analysis supported the hypothesized SF-36 scale structure for the Dutch and Turkish group, but high correlations between the MH and VT factors were observed in the Moroccan group. All Cronbach’s alpha coefficients were above 0.70, except for the Vitality scale in the Moroccan group and the Vitality and Social Functioning scales in the Moroccan-Arabic language subgroup. Known-groups validity was found across samples using age, sex, education, and comorbidity as grouping variables, but not marital status. Some evidence for DIF was found in both ethnic group samples. Conclusions: The results generally support the use of the SF-36 for general population research among Turkish and Moroccan ethnic minorities in the Netherlands. Additional studies are needed to confirm the psychometrics of the questionnaire when used among these populations in other Western European countries. (aut. ref.

    Trust in the public sector: Is there any evidence for a long-term decline?

    Get PDF
    Concerns with declining public trust in government have become a permanent element of the contemporary political discourse. This concern also extends to levels of citizens’ trust in the public administration and public services. Trust is said to be declining, and this decline is generally seen as detrimental to public service delivery. In this article, we examine the main elements in this discussion, review the existing international survey data and summarise the main findings for OECD countries. Citizens’ trust in the public sector is found to fluctuate, and the data generally do not show consistently declining levels of trust. Furthermore, in some countries there simply is insufficient data to come to any conclusions at all about time trends in citizen trust in the public sector. Points for practitioners This article summarises some of the survey material on citizens’ trust in the public administration. It allows practitioners to compare trends in public trust in their country across time and space. The findings lead us to reject the hypothesis of a universal decline of trust in the public sector. The article warns against using opinion poll results without considering context. The long-term and comparative perspective on citizens’ trust in the public sector is all too often absent from the policy discourse that is frequently based on assumptions and ad-hoc approaches

    Regional perinatal mortality differences in the Netherlands; care is the question

    Get PDF
    Background. Perinatal mortality is an important indicator of health. European comparisons of perinatal mortality show an unfavourable position for the Netherlands. Our objective was to study regional variation in perinatal mortality within the Netherlands and to identify possible explanatory factors for the found differences. Methods. Our study population comprised of all singleton births (904,003) derived from the Netherlands Perinatal Registry for the period 2000-2004. Perinatal mortality including stillbirth from 22+0weeks gestation and early neonatal death (0-6 days) was our main outcome measure. Differences in perinatal mortality were calculated between 4 distinct geographical regions North-East-South-West. We tried to explain regional differences by adjustment for the demographic factors maternal age, parity and ethnicity and by socio-economic status and urbanisation degree using logistic modelling. In addition, regional differences in mode of delivery and risk selection were analysed as health care factors. Finally, perinatal mortality was analysed among five distinct clinical risk groups based on the mediating risk factors gestational age and congenital anomalies. Results. Overall perinatal mortality was 10.1 per 1,000 total births over the period 2000-2004. Perinatal mortality was elevated in the northern region (11.2 per 1,000 total births). Perinatal mortality in the eastern, western and southern region was 10.2, 10.1 and 9.6 per 1,000 total births respectively. Adjustment for demographic factors increased the perinatal mortality risk in the northern region (odds ratio 1.20, 95% CI 1.12-1.28, compared to reference western region), subsequent adjustment for socio-economic status and urbanisation explained a small part of the elevated risk (odds ratio 1.11, 95% CI 1.03-1.20). Risk group analysis showed that regional differences were absent among very preterm births (22+0- 25+6weeks gestation) and most prominent among births from 32+0gestation weeks onwards and among children with severe congenital anomalies. Among term births (37+0weeks) regional mortality differences were largest for births in women transferred from low to high risk during delivery. Conclusion. Regional differences in perinatal mortality exist in the Netherlands. These differences could not be explained by demographic or socio-economic factors, however clinical risk group analysis showed indications for a role of health care factors

    Ouderen In Instellingen 2008 - OII 2008: Elderly in institutions 2008 - OII 2008

    No full text
    Om representatief uitspraken te kunnen doen over de gehele oudere bevolking is ter aanvulling van de beschikbare gegevens over thuiswonende ouderen onderzoek gedaan naar ouderen in instellingen. Dit onderzoek beoogt meer inzicht te krijgen in het sociale netwerk, de gezondheid, de woonsituatie, de financiële situatie en het gebruik van voorzieningen van mensen van 65 of ouder die permanent in een verzorgingshuis of verpleeghuis verblijven. NB Het verschil tussen de oorspronkelijk gedeponeerde datafile en versie 2 van de datafile is het aantal respondent: de oorspronkelijke file bevatte 1443 respondenten, versie 2 bevat 1561 respondenten

    Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 - Aanvulling Pakket I

    No full text
    Het Arbeidsvraagpanel is een vragenlijstonderzoek onder vestigingen van werkgevers in Nederland. Het bestaat sinds 1989. Sindsdien worden iedere twee jaar opnieuw werkgevers geënquêteerd. Het aantal waarnemingen ligt rond de 3000. Er zijn inmiddels 13 metingen voor onderzoekers beschikbaar. Het Arbeidsvraagpanel is bedoeld om meer inzicht te krijgen in de vraag naar arbeid en het personeelsbeleid van werkgevers. De kracht van het Arbeidsvraagpanel ligt vooral in de combinatie van onderwerpen die het panel bestrijkt. Het Arbeidsvraagpanel is destijds opgezet door de OSA (Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek). Sinds augustus 2010 is het panel ondergebracht bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De data uit het Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 zijn verdeeld over drie datasets: - Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014: bevat het standaard datapakket - Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 - Aanvulling Pakket I: bevat de volgende variabelen: aantallen werknemers (bijvoorbeeld aantal werknemers naar leeftijdsklasse); overige aantallen (bijvoorbeeld aantal uren betaald overwerk); volledige SBI- sectorcode; omschrijving CAO; COROP-code. - Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 - Aanvulling Pakket II: bevat de financiële gegevens (bijvoorbeeld omzet of budget, balanstotaal, resultaat voor belastingen) en loongegevens (zoals totaal brutoloon sv, aantal loondagen). Toestemming tot gebruik van de databestanden van dit aanvullende pakket wordt verleend als aan de voorwaarden zoals vermeld in de 'Geheimhoudingsverklaring' is voldaan. De verklaring voor dit pakket is te vinden onder het tabblad 'Data files'. Deze aanvullende data worden pas verstrekt als: (1) de 'Geheimhoudingsverklaring' volledig is ingevuld, ondertekend en verzonden naar het in het formulier vermelde e-mail of postadres; (2) via het tabblad 'Data files' een 'Permission Request' is ingediend. U ontvangt dan binnen enkele werkdagen nader bericht over toegang tot de data. Het SCP is mei 2014 via LinkedIn een discussiegroep gestart waar gebruikers van de arbeidsmarktpanels ervaringen kunnen uitwisselen

    Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 - Aanvulling Pakket II

    No full text
    Het Arbeidsvraagpanel is een vragenlijstonderzoek onder vestigingen van werkgevers in Nederland. Het bestaat sinds 1989. Sindsdien worden iedere twee jaar opnieuw werkgevers geënquêteerd. Het aantal waarnemingen ligt rond de 3000. Er zijn inmiddels 13 metingen voor onderzoekers beschikbaar. Het Arbeidsvraagpanel is bedoeld om meer inzicht te krijgen in de vraag naar arbeid en het personeelsbeleid van werkgevers. De kracht van het Arbeidsvraagpanel ligt vooral in de combinatie van onderwerpen die het panel bestrijkt. Het Arbeidsvraagpanel is destijds opgezet door de OSA (Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek). Sinds augustus 2010 is het panel ondergebracht bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De data uit het Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 zijn verdeeld over drie datasets: - Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014: bevat het standaard datapakket - Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 - Aanvulling Pakket I: bevat de volgende variabelen: aantallen werknemers (bijvoorbeeld aantal werknemers naar leeftijdsklasse); overige aantallen (bijvoorbeeld aantal uren betaald overwerk); volledige SBI- sectorcode; omschrijving CAO; COROP-code. - Arbeidsvraagpanel 1989 t/m 2014 - Aanvulling Pakket II: bevat de financiële gegevens (bijvoorbeeld omzet of budget, balanstotaal, resultaat voor belastingen) en loongegevens (zoals totaal brutoloon sv, aantal loondagen). Toestemming tot gebruik van de databestanden van dit aanvullende pakket wordt verleend als aan de voorwaarden zoals vermeld in de 'Geheimhoudingsverklaring' is voldaan. De verklaring voor dit pakket is te vinden onder het tabblad 'Data files'. Deze aanvullende data worden pas verstrekt als: (1) de 'Geheimhoudingsverklaring' volledig is ingevuld, ondertekend en verzonden naar het in het formulier vermelde e-mail of postadres; (2) via het tabblad 'Data files' een 'Permission Request' is ingediend. U ontvangt dan binnen enkele werkdagen nader bericht over toegang tot de data. Het SCP is mei 2014 via LinkedIn een discussiegroep gestart waar gebruikers van de arbeidsmarktpanels ervaringen kunnen uitwisselen

    Kunst kopen en internet

    No full text
    Om inzicht te krijgen in de rol van internet bij de bereidheid tot het kopen van beeldende kunst is een online enquĂŞte gehouden

    Databank maatschappelijke organisaties 2007

    No full text
    De Databank maatschappelijke organisaties is opgezet om nader inzicht te krijgen in de aantrekkingskracht van grote organisaties die actief zijn op het maatschappelijk middenveld tussen burgers en staat in Nederland, in de rol die deze organisaties spelen bij het motiveren van mensen om maatschappelijk actief te zijn en bij de ontwikkeling van solidariteit met anderen, en in de veranderingen die in deze opzichten optreden. De databank wordt geactualiseerd op grond van documentonderzoek en af en toe een schriftelijke enquĂŞte onder de opgenomen organisaties waarin specifieke onderwerpen aan de orde komen. Naast zaken als het ledental zijn onder meer de algemene kenmerken van de organisatie opgenomen, kenmerken van de achterban, en doelstellingen en maatschappelijke rol van de organisatie
    • …
    corecore