2 research outputs found
Pilot verplicht financieel toezicht
Op 11 april 2018 is de motie van Van Nispen en Van Oosten aangenomen. De regering werd in deze motie verzocht om verplicht financieel toezicht in het (jeugd)strafrecht mogelijk te maken. Jongeren zouden gedemotiveerd moeten worden om snel en makkelijk geld te verdienen door middel van strafbare feiten. Vervolgens is er een projectaanpak Financieel Toezicht opgesteld, waarbij de centrale vraag was hoe verplicht financieel toezicht ingericht zou moeten worden, zodat het recidive en verdere schulden kunnen worden voorkomen en financiële sancties geïnd kunnen worden. In september 2020 is de pilot Verplicht financieel toezicht jeugd van start gegaan met een looptijd van twee jaar. Financieel toezicht is een interventie die verschillende vormen kan aannemen (bijvoorbeeld een groepstraining of individuele coaching) en erop gericht is om deelnemers kennis en vaardigheden bij te brengen met betrekking tot het verantwoord omgaan met financiën. Het doel van dit evaluatieonderzoek is tweeledig: Zicht krijgen op wat de bevindingen zijn over de in de pilot Verplicht financieel toezicht jeugd ingestroomde zaken, de ervaringen van betrokken partijen met de pilot en de lessen die betrokken partijen daaruit krijgen; Externe deskundigen laten reflecteren op deze bevindingen.INHOUD Inleiding Het ontwerp en uitvoering van de pilot Het potentieel van verplicht financieel toezicht Conclusi
Beroepen op het professioneel verschoningsrecht
Het professioneel verschoningsrecht dient het hoger algemeen belang van de vertrouwensrelatie tussen uitoefenaars van specifieke geheimhoudingsberoepen en hun cliënten. Geheimhoudingsberoepen zijn artsen, geestelijken, advocaten en notarissen. Een vertrouwensrelatie is noodzakelijk voor de uitoefening van deze beroepen en voor het goed functioneren van de rechtsstaat. Uitoefenaars van geheimhoudingsberoepen kunnen zich daarom in voorkomende situaties beroepen op het professioneel verschoningsrecht. Wanneer er verschoningsgerechtigd materiaal in beslag wordt genomen in het kader van strafrechtelijk onderzoek, kan een geheimhouder zich beroepen op zijn verschoningsrecht, waarmee hij verklaart dat deze stukken niet ingezien mogen worden door de opsporingsdiensten.
Diverse bij de opsporing betrokken partijen alsmede de rechtspraak, signaleren een probleem in de lange doorlooptijden van de procedure bij inbeslagneming van (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal. Het is daarom van belang te onderzoeken wat de aard, de omvang en de doorlooptijden van de beroepen op het professioneel verschoningsrecht zijn, alsook wat de gevolgen van substantiële doorlooptijden zijn voor strafrechtelijk onderzoek.
De centrale probleemstelling van het onderzoek is:
Wat is de aard en omvang en wat zijn de gevolgen van beroepen op het professioneel verschoningsrecht voor doorlooptijden van strafrechtelijk onderzoek?
INHOUD: 1. Inleiding, 2. Proces van het professioneel verschoningsrecht, 3. Verschoningsrecht in de praktijk, 4. Conclusies RECTIFICATIE 31 MAART 2021: In januari verscheen op de website van het WODC het rapport: ‘Beroepen op het professioneel verschoningsrecht. Doorlooptijden en gevolgen voor strafrechtelijk onderzoek.’ Na het verschijnen van het rapport bleek een passage in de tekst aanleiding te kunnen geven tot verwarring. Het betreft de vraag in hoeverre het voor de officier van justitie mogelijk is om in beroep te gaan tegen een beslissing van de rechter-commissaris inzake de inbeslagneming van stukken waartoe de verschoningsgerechtigde geen toestemming verleende. Tegen deze beslissing kan de officier niet in beroep gaan op grond van artikel 98 Sv.. De tekst van de betreffende passages is aangepast
