32 research outputs found
Stabiliteit en verandering in intergenerationele familierelaties : verschuivingen in relatietypen over een periode van drie jaar
This paper focuses on shifts in adult child-parent relationship type using the first
two waves of the Netherlands Kinship Panel Study (NKPS). The analyses are informed
by both a life transitions perspective, and the negotiation of relationships
perspective. The intergenerational relationships typology represents different combinations
of solidaristic acts and conflict. We employed Latent Transition Analysis
to determine the prevalence and predictors of shifts. Less than 5% of the
dyads shifted to a different type. Insofar shifts took place, they were most likely
from the ambivalent type, and particularly so for relationships with mothers
and daughters. Offspring (re)partnering, offspring divorce, parental widowhood,
parental health decline, offspring unemployment, birth of a grandchild, and
moving nearer, did not predict typology shifts, whereas the number of parental
divorces was too small for analyses of change. Parental repartnering prompted a
shift towards the discordant type with its low probabilities of contact and support
exchange, and the relatively high likelihood of conflict over personal issues.
Moving away prompted a shift from the ambivalent type with its high probabilities
of supportive exchanges and conflict over material and personal issues. Over
a period of three years, there is considerably more continuity in adult child-parent
relationships than change
Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik: Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008
__Abstract__
Onderzoek naar de gevolgen van veranderingen in pensioen- en zorgwetgeving beweegt zich over het algemeen op het macroniveau. Voorbeelden zijn de recente stijging in de levensverwachting van 65-plussers na invoering van marktwerking in de zorg (Van Duin & Nicolaas, 2010) en de rapporten van de Commissie Frijns (2010) en de Commissie Goudswaard (2010) over stijgende pensioenkosten. Studies naar de gevolgen op het microniveau van individuele levens zijn schaars, vaak vanwege een gebrek aan geschikte gegevens, namelijk gegevens over opeenvolgende geboortecohorten. De onderhavige studie beoogt na te gaan in hoeverre en op welke manier veranderingen in pensioen- en zorgwetgeving tot veranderd gedrag (arbeidsmarktpositie, en daarmee samenhangend: gezondheidszorggebruik) tussen geboortecohorten hebben geleid
Multiple Links: Public policy, family exchanges, well-being and policy endorsement
__Abstract__
In a time when individuals prefer to operate as autonomous individuals, being
dependent is often thought of as a negative state that is best overcome as soon as
possible (Lee, 2002; Stone, 2010). Political institutions have a similar view when
it comes to reliance on welfare services: welfare state services should support
people for as short as possible so as to ensure that they are able to carry on living
independently (Gilbert, 2004).
Whereas the insistence on independence from welfare support has been present
in US welfare politics from its beginning, it is relatively new in European welfare
states such as The Netherlands (Hemerijck, 2013). European welfare systems used
to be passive systems aimed at income maintenance but have transformed into
activating systems aimed at maximizing labor market employment by stressing
individual responsibility (Gilbert, 2004), and the Dutch welfare system forms no
exception to this rule (Hemerijck & Marx, 2010).
Due to the imminent unsustainability of generous social protection programs
given aging populations, European welfare states have been retrenching (Pavolini
& Ranci, 2008; Pierson, 2011). For many welfare states, this is a continuation of
the transformation of welfare states into activating systems.
The retrenchment of earlier welfare models into models stressin
Blijvers en uitvallers
Van degenen die in 2003 deelnamen aan de eerste ronde van de Netherlands Kinship Panel Study is in 2006 75 procent opnieuw geïnterviewd. Vijftien procent weigerde om een tweede keer mee te doen en tien procent viel af vanwege overlijden, vertrek naar het buitenland of omdat ze, zelfs na herhaalde pogingen,
niet opnieuw zijn bereikt. Wie zijn de uitvallers? Wie zijn degenen die niet opnieuw zijn geïnterviewd? Zijn bepaalde groepen daarin oververtegenwoordigd? Het antwoord op deze vragen is van belang om te kunnen bepalen of de tweederonde
respondenten nog een goede afspiegeling vormen van de Nederlandse bevolking