56 research outputs found
Threshold values in groundwater: for which substances?
Drempelwaarden voor grondwater zijn verplicht door de (Europese) Kaderrichtlijn Water. Er komen geen Europese voorschriften voor de stoffen waarvoor drempelwaarden moeten worden vastgesteld, noch voor de hoogte van drempelwaarden. Dit rapport bevat adviezen welke criteria zouden moeten worden toegepast om stoffen te selecteren voor het afleiden van een drempelwaarde. Het RIVM adviseert om drempelwaarden vast te stellen voor stoffen waar grondwaterafhankelijke ecosystemen schade door ondervinden. Daarnaast beveelt het RIVM aan drempelwaarden vast te stellen voor stoffen die in grondwater boven de drinkwaternorm dreigen uit te komen. Ook worden voorlopige adviezen gegeven voor de stofkeuze. Voor grondwaterafhankelijke ecosystemen zijn dat stikstof, fosfaat en chloride. Voor de drinkwaterfunctie zijn dat nikkel en arseen; dit advies is echter gebaseerd op gegevens die nog moeten worden geactualiseerd. De hoogte van de drempelwaarden komt in een vervolgrapport aan bod.Threshold values for groundwater are mandatory for the (European) Water Framework Directive. No European procedures will be given for substances for which threshold values have to be established, nor for the level of threshold values. This report contains recommendations for the criteria that will be applied to select substances to derive threshold values. The RIVM recommends to establish threshold values for substances for groundwater dependant ecosystems that are significantly damaged. Besides the RIVM recommends to establish threshold values for substances that are expected to have concentrations above the drinking water standard. Also provisional recommendations are given for the substance selection. For groundwater dependant ecosystems nitrogen, phosphate and chloride are selected. For drinking water nickel and arsenic are selected. When new data becomes available this provisional recommendation is updated. The level of the threshold value will be dealt with in a forthcoming report.VROM-DGM-BW
Threshold values in groundwater: for which substances?
Threshold values for groundwater are mandatory for the (European) Water Framework Directive. No European procedures will be given for substances for which threshold values have to be established, nor for the level of threshold values. This report contains recommendations for the criteria that will be applied to select substances to derive threshold values. The RIVM recommends to establish threshold values for substances for groundwater dependant ecosystems that are significantly damaged. Besides the RIVM recommends to establish threshold values for substances that are expected to have concentrations above the drinking water standard. Also provisional recommendations are given for the substance selection. For groundwater dependant ecosystems nitrogen, phosphate and chloride are selected. For drinking water nickel and arsenic are selected. When new data becomes available this provisional recommendation is updated. The level of the threshold value will be dealt with in a forthcoming report.Drempelwaarden voor grondwater zijn verplicht door de (Europese) Kaderrichtlijn Water. Er komen geen Europese voorschriften voor de stoffen waarvoor drempelwaarden moeten worden vastgesteld, noch voor de hoogte van drempelwaarden. Dit rapport bevat adviezen welke criteria zouden moeten worden toegepast om stoffen te selecteren voor het afleiden van een drempelwaarde. Het RIVM adviseert om drempelwaarden vast te stellen voor stoffen waar grondwaterafhankelijke ecosystemen schade door ondervinden. Daarnaast beveelt het RIVM aan drempelwaarden vast te stellen voor stoffen die in grondwater boven de drinkwaternorm dreigen uit te komen. Ook worden voorlopige adviezen gegeven voor de stofkeuze. Voor grondwaterafhankelijke ecosystemen zijn dat stikstof, fosfaat en chloride. Voor de drinkwaterfunctie zijn dat nikkel en arseen; dit advies is echter gebaseerd op gegevens die nog moeten worden geactualiseerd. De hoogte van de drempelwaarden komt in een vervolgrapport aan bod
Drinking water in the river basin management plans of member states in the Rhine and Meuse river basins
Dit rapport is in het Engels verschenen met rapportnummer 734301035De stroomgebiedbeheerplannen (SGBP'en) van de Rijn- en Maasoeverstaten bevatten in de eerste planperiode (2009-2015) weinig specifieke maatregelen om de kwaliteit van bronnen voor drinkwater te verbeteren. Het is daardoor waarschijnlijk dat Nederlandse oppervlaktewaterbronnen voor drinkwater niet zullen voldoen aan het streefdoel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals dat is geformuleerd in artikel 7.3. Met dit artikel wordt ernaar gestreefd om de waterkwaliteit te verbeteren waardoor minder inspanning nodig is om het te zuiveren tot drinkwater. Dit concludeert het RIVM bij de beoordeling van deze plannen in opdracht van het ministerie van VROM. De KRW draagt lidstaten op om SGBP'en op te stellen. De plannen moeten een goede toestand van grond- en oppervlaktewater zeker stellen door middel van meet- en maatregelenprogramma's. Voor drinkwater gelden specifieke doelstellingen. Maatregelen van de Rijn- en Maasoeverstaten zijn noodzakelijk om in Nederland de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en daarmee de zuiveringsinspanning te verminderen De kwaliteit van dit water wordt namelijk sterk bepaald door de aanvoer uit landen als Duitsland, Belgie en Frankrijk. Nederland gebruikt naast oppervlaktewater ook grondwater als bron voor drinkwaterproductie. Voor grondwaterbronnen voor drinkwater is het onduidelijk of met de uitvoering van de SGBP'en de bestaande kwaliteitsknelpunten worden opgeheven. Deze knelpunten, zoals niet-verwijderde bodemverontreinigingen, zijn vooral lokaal van aard en worden niet of nauwelijks beinvloed door de buurlanden. Ten slotte heeft VROM gevraagd hoe het ambitieniveau van Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. De aanpak van Nederland bij de bescherming van drinkwaterbronnen blijkt vergelijkbaar met die van andere Rijn- en Maasoeverstaten.The river basin management plans (RBMPs) of member states in the Rhine and Meuse river basins contain few additional measures for the improvement of the quality of drinking water resources during the first planning period (2009-2015). Consequently, it is unlikely that the Netherlands will meet the objective of article 7.3 of the European Water Framework Directive (WFD) for managing the resources of surface water destined for use as drinking water. The aim of this article is to achieve improvements in water quality, thereby enabling the level of purification treatment to be reduced. This is the conclusion of the RIVM based on its assessment of these plans as ordered by the Dutch Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM). The WFD requires member states to formulate RBMPs. These plans must be able to secure a good status for ground and surface waters through the implementation of programmes of measures and monitoring. Specific objectives have been set for drinking water. The quality of surface waters in the Netherlands is strongly determined by the feed from other countries, such as Germany, Belgium and France. The realization of measures by upstream states in the Rhine and Meuse river basins is therefore indispensable for the improvement of surface water quality in the Netherlands and, thereby, for a reduction in the level of treatment required for its purification. The Netherlands uses both surface water and ground water as a resource for drinking water. It is unclear whether the implementation of the RBMPs will resolve existing bottlenecks in the quality management of ground-water resources. These issues, such as the presence of point source pollution, are mainly on a local scale and are scarcely, or not at all, affected by neighbouring countries. VROM requested that the RIVM also compare the ambition level of the Netherlands with that of other member states. The Dutch approach to tackling the protection of drinking water resources appears to be comparable to that of other member states in the Rhine and Meuse river basins.VROM-D
Drempelwaarden in grondwater: voor welke stoffen?
Drempelwaarden voor grondwater zijn verplicht door de (Europese) Kaderrichtlijn Water. Er komen geen Europese voorschriften voor de stoffen waarvoor drempelwaarden moeten worden vastgesteld, noch voor de hoogte van drempelwaarden. Dit rapport bevat adviezen welke criteria zouden moeten worden toegepast om stoffen te selecteren voor het afleiden van een drempelwaarde. Het RIVM adviseert om drempelwaarden vast te stellen voor stoffen waar grondwaterafhankelijke ecosystemen schade door ondervinden. Daarnaast beveelt het RIVM aan drempelwaarden vast te stellen voor stoffen die in grondwater boven de drinkwaternorm dreigen uit te komen. Ook worden voorlopige adviezen gegeven voor de stofkeuze. Voor grondwaterafhankelijke ecosystemen zijn dat stikstof, fosfaat en chloride. Voor de drinkwaterfunctie zijn dat nikkel en arseen; dit advies is echter gebaseerd op gegevens die nog moeten worden geactualiseerd. De hoogte van de drempelwaarden komt in een vervolgrapport aan bod
Development and selection of a method for the determination of hydronium to replace the method which is prescribed in the framework of the ECE-EMEP project
In de afdeling Algemene Analytische Methoden en Ionchromatografie van het Laboratorium voor Anorganische Chemie werd hydronium bepaald volgens de methode, die in het ECE-EMEP kader is voorgeschreven en berust op de "Gran's plot"-methode. Door de grotere hoeveelheid te analyseren monsters was een efficientere methode nodig. Hiervoor kwamen een standaard-additie-methode, een in de afdeling ontwikkelde titrimetrische set-point-methode, een standaard-additie-methode volgens NEN 6579 en een continue doorstroom-injectie-methode in aanmerking. Voor de diverse methoden werden karakteristieken bepaald. Ook werd de storing door een aantal componenten onderzocht en de methoden onderling vergeleken. Gekozen werd voor de titrimetrische set-point-methode ter vervanging van de ECE-EMPE methode.RIV
National Monitoring Network on Groundwater Quality ; Comparison of in situ pH measurement with the pH measurement in the laboratory
The pH was measured in samples from the National Monitoring Network on Groundwater Quality at the laboratory up to 1989. The pH has been measured in situ and in the laboratory from 1989. To quantify differences results of the in situ pH measurements and the pH measurements in the laboratory are compared. Results of the comparison are presented for the period from 1989 up to 1992. For the accuracy of the pH-measurements in the Monitoring Network on Groundwater Quality a limit of +-0.2 pH units is specified. In situ pH measurements and the pH measurements at the laboratory do not compare well since 35 to 40% of the differences between them are larger than the specification. It is recommended to use the results of the in situ pH measurements from 1992 as primary item in studies in which the chemical composition of groundwater is of interest.In het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit is tot 1989 de pH in het laboratorium gemeten. Vanaf 1989 werd de pH "in situ" en in het laboratorium gemeten. Onderzocht is in welke mate resultaten van pH-metingen "in situ" en pH-metingen in het laboratorium van elkaar verschillen. In dit verslag worden de resultaten gepresenteerd van de vergelijking, die in de periode 1989 tot en met 1992 is verricht. De grens van +-0,2 pH-eenheden is de specificatie voor de onnauwkeurigheid van de pH-meting in het Landelijk Meetnet Grondwater. In 35 tot 40% van de gevallen is het verschil tussen pH-metingen "in situ" en pH-metingen in het laboratorium groter dan +-0,2 pH-eenheden. Hierdoor is de vergelijkbaarheid onvoldoende. Aanbevolen wordt om in onderzoeken waarbij de chemische samenstelling van het grondwater een rol speelt voor de pH vanaf 1992 de resultaten van de pH-metingen "in situ" als primair meetgegeven te gebruiken
National Monitoring Network on Groundwater Quality ; Comparison of in situ pH measurement with the pH measurement in the laboratory
In het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit is tot 1989 de pH in het laboratorium gemeten. Vanaf 1989 werd de pH "in situ" en in het laboratorium gemeten. Onderzocht is in welke mate resultaten van pH-metingen "in situ" en pH-metingen in het laboratorium van elkaar verschillen. In dit verslag worden de resultaten gepresenteerd van de vergelijking, die in de periode 1989 tot en met 1992 is verricht. De grens van +-0,2 pH-eenheden is de specificatie voor de onnauwkeurigheid van de pH-meting in het Landelijk Meetnet Grondwater. In 35 tot 40% van de gevallen is het verschil tussen pH-metingen "in situ" en pH-metingen in het laboratorium groter dan +-0,2 pH-eenheden. Hierdoor is de vergelijkbaarheid onvoldoende. Aanbevolen wordt om in onderzoeken waarbij de chemische samenstelling van het grondwater een rol speelt voor de pH vanaf 1992 de resultaten van de pH-metingen "in situ" als primair meetgegeven te gebruiken.The pH was measured in samples from the National Monitoring Network on Groundwater Quality at the laboratory up to 1989. The pH has been measured in situ and in the laboratory from 1989. To quantify differences results of the in situ pH measurements and the pH measurements in the laboratory are compared. Results of the comparison are presented for the period from 1989 up to 1992. For the accuracy of the pH-measurements in the Monitoring Network on Groundwater Quality a limit of +-0.2 pH units is specified. In situ pH measurements and the pH measurements at the laboratory do not compare well since 35 to 40% of the differences between them are larger than the specification. It is recommended to use the results of the in situ pH measurements from 1992 as primary item in studies in which the chemical composition of groundwater is of interest.RIV
WFD and GWD: Help text trend and trend reversal
De implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en Grondwaterrichtlijn (GWR) in de Nederlandse wetgeving geschiedt door regelingen voor monitoring en rapportage aan de Europese Unie in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vast te leggen. Op grond van artikel 5 en bijlage IV van de GWR moeten de lidstaten van de Europese unie rapporteren over trend en trendomkering van de grondwaterkwaliteit. De teksten van de GWR zijn ongeschikt als tekst voor een AMvB. Dit rapport geeft de benodigde procedures waarnaar in de AMvB kan worden verwezen. De procedures zijn ontleend aan het Technical report nr.1 'The EU Water Framework Directive: statistical aspects of the identification of groundwater pollution trends and aggregation of monitoring results'. In de EU zijn discussies over procedures voor trend en trendomkering nog steeds gaande; deze kunnen leiden tot een herziening van dit rapport.The Water Framework Directive (WFD) and Groundwater Directive (GWD) are implemented in Dutch legislation by entering rules in a regulation (AMvB). Based on article 5 and annex IV of the (GWD) Member States have to report on trend and trend reversal of the groundwater quality. The texts of the GWD are not suitable as texts for a regulation. This report presents procedures to which can be referred to in the regulation. The procedures are taken from the Technical report nr.1 'The EU Water Framework Directive: statistical aspects of the identification of groundwater pollution trends and aggregation of monitoring results'. In the European Union discussions on procedures for trend and trend reversal are still going on and the outcome of the discussions can result in revision of the present report.VROM-DGM-BW
Trends identification in groundwater for the Water Framework Directive and the Groundwater Directive
In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en Grondwaterrichtlijn (GRW) is bepaald dat concentraties van verontreinigende stoffen in grondwater niet mogen stijgen. In de praktijk bleek het lastig om een dergelijke stijging vast te kunnen stellen. In twee eerder verschenen rapporten heeft het RIVM, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), praktische adviezen gegeven om de technische richtlijnen uit de EU nader uit te werken. Uitgangspunt hierbij is dat bestaande informatie wordt gebruikt om trend te bepalen. Hierbij bleven vraagstukken over, waarvoor de Provincies met het RIVM in het onderliggend rapport oplossingen aanreiken. Uiteindelijk zal een protocol worden opgesteld om trends in de concentratie van stoffen, en daarmee de grondwaterkwaliteit, te kunnen bepalen. Voorbeelden van overgebleven vraagstukken zijn: wat te doen bij een tekort aan informatie of bij onvolledige tijdsreeksen, waarbij op een waarnemingspunt de concentratie van een stof door de tijd heen wordt gemeten. In zulke gevallen kan de trend worden vastgesteld op basis van een 'deskundigenoordeel'. Bij een deskundigenoordeel wordt niet met data gerekend maar beoordelen deskundigen de grondwaterkwaliteit kwalitief aan de hand van de beschikbare data. De Provincies en het RIVM hebben hiervoor een protocol opgesteld. De ouderdom van grondwater hoeft formeel niet te worden bepaald maar kan worden gebruikt om trends in het grondwatersysteem beter te begrijpen.The European Water Framework Directive (WFD) and Groundwater Directive (GRW) states that concentrations of pollutants in groundwater must not increase. In practice it proved difficult to establish such an increase. In two previously published reports, the RIVM, commissioned by the Ministry of Infrastructure and Environment (IenM), practical advice has been given for specifying the technical guidelines from the EU. Premise is that existing information has to be used to determine trend. In the underlying report answers are given by the County Councils and RIVM for issues that were not solved. Ultimately, a protocol will be formulated to establish trends in the concentration of substances and in doing so the groundwater quality. Examples of remaining issues are: what to do with a lack of information or incomplete time series, of which the concentration of a substance over time is measured at one observation point. In such cases, the trend can be established on the basis of an 'expert judgement'. An expert judgement is not based upon calculations with data but the experts evaluate the groundwater quality on the basis of qualitative assessment of the available data. For this the County Councils and RIVM have developed a protocol. Technically, the age of groundwater does not need to be determined but it can be used to improve the grasp of trends in the ground water system.Ministerie van Infrastructuur en Milie
Drinkwater in stroomgebiedbeheerplannen Rijn- en Maasoeverstaten
Dit rapport is de Engelse vertaling van rapport 734301034De stroomgebiedbeheerplannen (SGBP'en) van de Rijn- en Maasoeverstaten bevatten in de eerste planperiode (2009-2015) weinig specifieke maatregelen om de kwaliteit van bronnen voor drinkwater te verbeteren. Het is daardoor waarschijnlijk dat Nederlandse oppervlaktewaterbronnen voor drinkwater niet zullen voldoen aan het streefdoel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals dat is geformuleerd in artikel 7.3. Met dit artikel wordt ernaar gestreefd om de waterkwaliteit te verbeteren waardoor minder inspanning nodig is om het te zuiveren tot drinkwater. Dit concludeert het RIVM bij de beoordeling van deze plannen in opdracht van het ministerie van VROM. De KRW draagt lidstaten op om SGBP'en op te stellen. De plannen moeten een goede toestand van grond- en oppervlaktewater zeker stellen door middel van meet- en maatregelenprogramma's. Voor drinkwater gelden specifieke doelstellingen. Maatregelen van de Rijn- en Maasoeverstaten zijn noodzakelijk om in Nederland de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en daarmee de zuiveringsinspanning te verminderen De kwaliteit van dit water wordt namelijk sterk bepaald door de aanvoer uit landen als Duitsland, Belgie en Frankrijk. Nederland gebruikt naast oppervlaktewater ook grondwater als bron voor drinkwaterproductie. Voor grondwaterbronnen voor drinkwater is het onduidelijk of met de uitvoering van de SGBP'en de bestaande kwaliteitsknelpunten worden opgeheven. Deze knelpunten, zoals niet-verwijderde bodemverontreinigingen, zijn vooral lokaal van aard en worden niet of nauwelijks beinvloed door de buurlanden. Ten slotte heeft VROM gevraagd hoe het ambitieniveau van Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. De aanpak van Nederland bij de bescherming van drinkwaterbronnen blijkt vergelijkbaar met die van andere Rijn- en Maasoeverstaten.The river basin management plans (RBMPs) of member states in the Rhine and Meuse river basins contain few additional measures for the improvement of the quality of drinking water resources during the first planning period (2009-2015). Consequently, it is unlikely that the Netherlands will meet the objective of article 7.3 of the European Water Framework Directive (WFD) for managing the resources of surface water destined for use as drinking water. The aim of this article is to achieve improvements in water quality, thereby enabling the level of purification treatment to be reduced. This is the conclusion of the RIVM based on its assessment of these plans as ordered by the Dutch Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM). The WFD requires member states to formulate RBMPs. These plans must be able to secure a good status for ground and surface waters through the implementation of programmes of measures and monitoring. Specific objectives have been set for drinking water. The quality of surface waters in the Netherlands is strongly determined by the feed from other countries, such as Germany, Belgium and France. The realization of measures by upstream states in the Rhine and Meuse river basins is therefore indispensable for the improvement of surface water quality in the Netherlands and, thereby, for a reduction in the level of treatment required for its purification. The Netherlands uses both surface water and ground water as a resource for drinking water. It is unclear whether the implementation of the RBMPs will resolve existing bottlenecks in the quality management of ground-water resources. These issues, such as the presence of point source pollution, are mainly on a local scale and are scarcely, or not at all, affected by neighbouring countries. VROM requested that the RIVM also compare the ambition level of the Netherlands with that of other member states. The Dutch approach to tackling the protection of drinking water resources appears to be comparable to that of other member states in the Rhine and Meuse river basins.VROM-D
- …