4 research outputs found
Specific responses in rat small intestinal epithelial mRNA expression and protein levels during chemotherapeutic damage and regeneration
The rapidly dividing small intestinal epithelium is very sensitive to the
cytostatic drug methotrexate. We investigated the regulation of epithelial
gene expression in rat jejunum during methotrexate-induced damage and
regeneration. Ten differentiation markers were localized on tissue
sections and quantified at mRNA and protein levels relative to control
levels. We analyzed correlations in temporal expression patterns between
markers. mRNA expression of enterocyte and goblet cell markers decreased
significantly during damage for a specific period. Of these,
sucrase-isomaltase (-62%) and CPS (-82%) were correlated. Correlations
were also found between lactase (-76%) and SGLT1 (-77%) and between I-FABP
(-52%) and L-FABP (-45%). Decreases in GLUT5 (-53%), MUC2 (-43%), and TFF3
(-54%) mRNAs occurred independently of any of the other markers. In
contrast, lysozyme mRNA present in Paneth cells increased (+76%). At the
protein level, qualitative and quantitative changes were in agreement with
mRNA expression, except for Muc2 (+115%) and TFF3 (+81%), which increased
significantly during damage, following independent patterns. During
regeneration, expression of each marker returned to control levels. The
enhanced expression of cytoprotective molecules (Muc2, TFF3, lysozyme)
during damage represents maintenance of goblet cell and Paneth cell
functions, most likely to protect the epithelium. Decreased expression of
enterocyte-specific markers represents decreased enterocyte function, of
which fatty acid transporters were least affected
Monitoring gezondheid getroffenen vuurwerkramp Enschede.
Mensen die de Vuurwerkramp in Enschede van 13 mei 2000 van nabij meemaakten komen met meer problemen bij hun huisarts dan andere inwoners van Enschede. Daarbij gaat het vooral om psychische problemen, problemen van het bewegingsapparaat en problemen waarvoor geen medische verklaring gevonden kan worden. Mensen die huis en haard verloren en mensen van Turkse afkomst hadden de meeste gezondheidsproblemen.
Dit blijkt uit onderzoek dat het NIVEL samen met de Enschedese huisartsen uitvoert in het kader van de Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede (GGVE), http://www.ggve.nl/artman/publish/article_12.shtml , een initiatief van het Ministerie van VWS http://www.minvws.nl/ en de GGD Twente http://www.ggdtwente.nl/ .
In het kader van dit onderzoek worden in 34 huisartspraktijken in Enschede alle problemen waarmee mensen naar de huisarts gaan geregistreerd (monitoring). Er wordt zowel gekeken naar de gezondheid van getroffenen voor en na de ramp, als naar de verschillen in gezondheid tussen getroffenen en niet-getroffenen (zowel in Enschede als elders in Nederland).
Na de ramp meldden meer mensen zich met psychische problemen bij de huisarts dan ervoor. Het gaat vooral om depressie, angst en stressklachten. Vergeleken met de landelijke controlegroep worden er vooral meer problemen van nek, schouder en rug gepresenteerd. Zoals ook bij andere rampen de ervaring is, komen veel mensen met problemen waarvoor de huisarts nog geen (medische) verklaring kan geven ('lichamelijk onverklaarde klachten'). De resultaten van de monitoring worden eens per kwartaal, voor de totale groep van ca 9.000 getroffenen, aan de huisartsen gerapporteerd. Hiermee pogen het Ministerie en het NIVEL de huisartsen informatie te geven die de nazorg kan optimaliseren.
Het onderzoek loopt voorlopig tot 2005. De tussenrapportage die op 7 juli aan de leden van de Tweede Kamer werd aangeboden beschrijft twee perioden: 1 januari 1999 t/m 12 mei 2002 (ruim een jaar voor de ramp t/m twee jaren erna); en de periode van 1 juli t/m 31 december 2002.
De resultaten vormen een belangrijke aanvulling op het onderzoek dat door de GGVE, via vragenlijsten bij de getroffenen zelf werd uitgevoerd onmiddellijk na de ramp en 1½ jaar erna (zie www.ggve.nl)