36 research outputs found
Daglichtmanagement bij (opfok)leghennen
In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de invloed van daglicht op (opfok)leghennen.
Daarbij worden tevens de verschillende managementaspecten van verlichting en lichtschema's behandeld. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van daglichtlampen en lichtdoorlatende materialen om daglichtinval in de stal te realiseren
Database in de maak
Het project Low Input Breeds zoekt de ideale uitloopkip. Na een eerste inventarisatie worden nu in detail een groot aantal koppels gevolgd. Alvast wat eerste resultaten
Search for the ideal laying hen for organic and free range systems
Since 1960 the majority of commercial layers are housed in cages. Non-cage housing started to appear again from 1980 onwards and increases in importance. It is questionable if birds bred to perform in cages are also suited for free range housing. We examined the performance of current genotypes in free range systems (organic and conventional) by an inventory among laying hen farmers in Switzerland, The Netherlands and France (325 flocks on 275 farms) and organised workshops with farmers to discuss their ideas on breeding goals (āthe ideal henā) for free range systems
Juiste kip voor uitloop
Livestock breeds (and breeding systems) developed for
intensive production systems often do not perform as
expected in organic and extensive systems. For these
alternative systems animals need good social and
ranging behaviour, which is in general not necessary in
intensive systems with greater confinement for the
animals. Although this is the case in all the livestock
species (e.g. dairy cows, pigs and sheep), in poultry, the
differences between organic/free range and
conventional systems are comparatively large.
This research focusses on adaptation of laying hens to the (new) free range system
Parasitic worms in organic laying hens ā relation with range use.
This abstract contains the results of Dutch farms 1-2
Auf der Suche nach der besten Freilandhenne
Welche Legehenne eignet sich fĆ¼r Freilandbetriebe? Welche Anforderungen stellen wir an eine solche Henne? Im EU-Projekt Ā«LowInputBreedsĀ» wird das untersucht und dieser Artikel stellt erste Resultate vor
Selection and characterization of ālow inputā farm groups in 3 macro-climatic regions in Europe for inclusion in a āfarmer participatoryā performance recording network (FP-PRN) and performance recording of currently used layer genotypes
In poultry, breeding is carried out by a very limited number of international operating breeding companies. For laying hens two companies dominate the market. Laying hens are in general 4-way crosses. Since 1960 the majority of commercial layers are bred and housed in cages. Non-cage housing started to appear again from 1980 onwards and increases slowly in importance, at first in Europe, but recently also in North America. It is questionable if birds bred to perform in cages are also suited for free range housing. In this project we examine the performance of current genotypes in free range systems (organic and conventional), and if and how an improved genotype for free range housing can be developed
Risicoanalyse dierenwelzijn eierketen : Deskstudie en expert opinie
EeĢn van de taken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is het controleren ofregelgeving op het gebied van onder andere het welzijn van landbouwhuisdieren, diergezondheid envoedselveiligheid wordt nageleefd. Hiervoor voert de NVWA een risicoanalyse en risicoprofilering uitover al haar domeinen waarbij integraal plant- en diergezondheid, dierenwelzijn, voedsel- enproductveiligheid worden meegenomen. Doel van NVWA is het formuleren van maatregelen tervermindering van de risicoās inclusief het risk-based herijken van het toezicht. De NVWA voert dezerisicoanalyses uit vanuit een ketenbenadering (van primair bedrijf tot en met het slachthuis). Daarbijworden in ieder geval de volgende ketens onderscheiden: roodvleesketen, zuivelketen, witvleesketen,wildketen en eierketen.NVWA/ BuRO heeft Wageningen UR Livestock Research gevraagd om aan de hand van een deskstudieen expert opinie een risicoanalyse dierenwelzijn voor de eierketen uit te voeren waarbij de impact vanhet welzijnsprobleem op het dier in beeld wordt gebracht (op een schaal van 1-7) en de prevalentievan het welzijnsprobleem wordt geschat. Daarnaast is Wageningen UR Livestock Research gevraagdom ook aan te geven welke risicofactoren (āhazardsā) een bijdrage kunnen leveren aan het ontstaanvan het welzijnsprobleem.Als eerste stap in deze studie zijn de mogelijke dierenwelzijnsproblemen geiĢdentificeerd en zo concreetmogelijk omschreven. Het inventariseren is uitgevoerd door dierenwelzijnsonderzoekers vanWageningen UR Livestock Research. Zij hebben hun input in het project gebaseerd op opgebouwdekennis en expertise op hun specifieke vakgebied (diersoort en/of fase in het leven van de betreffendediersoort). Daarnaast hebben zij gebruik gemaakt van beschikbare (inter-)nationale rapporten enwetenschappelijke literatuur. De daaruit ontstane lijst met mogelijke welzijnsproblemen is hetresultaat van een inventarisatie van alleĢeĢn de experts van de Wageningen UR Livestock Research.De lijst met geiĢdentificeerde welzijnsproblemen is ingedeeld aan de hand van de vier principes vanWelfare QualityĀ® te weten: goede voeding, goede huisvesting, goede gezondheid en normaal gedrag.Daarna is in stap twee de impact van het welzijnsprobleem voor het dier uitgedrukt in een cijfertussen de 1 en 7. Het bepalen van de impact bestaat uit het inschatten van de āernstā van hetwelzijnsprobleem (=hoeveel last heeft het dier van het welzijnsprobleem) en het inschatten van deāduurā van het welzijnsprobleem. Voor het inschatten van de āduurā is uitgegaan van de āduurā van hetongerief per fase. Daarvoor zijn, voor de leghen de volgende fasen onderscheiden: broederij,opfokperiode, legperiode, transport en slachterij. Daarnaast is in de opfokperiode onderscheidgemaakt tussen de volgende huisvestingssystemen: biologisch, uitloop/scharrel, kooihuisvesting. Voorde legperiode is onderscheid gemaakt tussen: biologisch/uitloop, scharrel, kooihuisvesting.De volgende matrix, zoals deze is opgesteld in het rapport risicoanalyse dierenwelzijn zuivelketen, isook gebruikt om de impact op basis van āernstā en āduurā voor de eierketen in te schatten: Het voĢoĢrkomen van welzijnsproblemen (prevalentie) en de impact van een welzijnsprobleem op hetdier (het lijden) zijn in deze deskstudie afzonderlijk van elkaar beschouwd. Voor wat betreft de impactop het dier is uit de expert opinie naar voren gekomen dat welzijnsproblemen met een sterke negatieve impact zich vooral voordoen bij gezondheid. Een deel van deze gezondheidsproblemen komtechter zeer weinig voor. Van de gezondheidsproblemen met een hoge negatieve impact op welzijnhebben de borstbeenbreuken en de parasitaire aandoeningen ook nog een hoge prevalentie. Dit zijnde belangrijkste knelpunten voor de eierketen. Daarnaast worden afwijkingen van het normalegedragspatroon door de experts ook beschouwd als welzijnsproblemen met een hoge negatieve impactop het dierenwelzijn. De belangrijkste achterliggende oorzaak voor veel van deze problemen is terugte vinden in de manier van huisvesting en management van de hennen. Huisvestingssystemen kunnenverschillen in mogelijkheden om bepaalde management maatregelen toe te passen. De impact van dewelzijnsproblemen wordt voor de verschillende huisvestingssystemen niet/nauwelijks verschillendingeschat. Wel is ingeschat dat bepaalde welzijnsproblemen veel meer voorkomen (hogere prevalentiehebben) bij het ene ten opzichte van het andere houderij systeem (zoals beperkt gedragsrepertoire enectoparasitaire aandoeningen), problemen die specifiek zijn voor een bepaalde fase (zoals na-effectenvan snavelbehandeling, borstbeenbreuken, bumble foot, opbranden en uitzichtloos lijden van hennen).Rondom transport en op de slachterij worden vleugelbreuken en ādislocaties gezien als ernstigongerief voor de dieren.Voor de belangrijkste welzijnsproblemen in de eierketen konden prevalenties worden bepaald.Problemen waarvoor nog nader onderzoek gedaan zou moeten worden om prevalenties te bepalen zijnverminderde voedingstoestand in de broederij (in feite spelen hier de omstandigheden tijdens hetbroedproces een belangrijke rol en is dit niet zozeer een probleem van de eierketen, maar meer in zijnalgemeenheid een aandachtspunt voor alle broederijen), het doden van dieren op het primaire bedrijf,ongerief als gevolg van beperkt gedragsrepertoire, problemen met de thermoregulatie tijdenstransport, vleugelbreuken en dislocaties op transport en in de slachterij en ongerief als gevolg vanhandelingen op de slachterij (zoals aanhaken en bij bewustzijn aansnijden)