1 research outputs found

    Mogelijke oorzaken van slecht broedsucces in de visdiefkolonie bij Terneuzen: Stand van zaken en aanbevelingen

    No full text
    Vanaf 1994 zijn in de visdiefkolonie op de Middensluis bij Terneuzen (figuur 1) verschijnselen opgetreden die het broedsucces in sommige jaren drastisch hebben aangetast. Dit rapport geeft een beschrijving van de auto-ecologie en populatiedynamiek van de visdief, alsmede samenvatting en stand van zaken van de problemen en het onderzoek hiernaar bij de kolonie in Terneuzen. Het onderzoek omvatte zowel chemische analyses als ecologisch veldonderzoek. Effecten zijn sinds 1994 vrijwel jaarlijks aangetoond en betreffen uitsluitend de kolonie bij Terneuzen. De laatste jaren is het broedsucces verbeterd; wel worden nog nadelige effecten op de eischaal (verdikking, barstjes) waargenomen. Dit effect duidt op verstoring door interne factoren in het ei. Wat deze interne factoren zijn is nog niet geheel duidelijk. Er is een literatuurstudie uitgevoerd onder voorgaande onderzoeken naar dit onderwerp. Het volgende is een samenvatting van de gevonden mogelijke oorzaken en de bijbehorende conclusie. Oorzaken als infectieziekten en op de broedplaats voorkomend kleverig kruiskruid blijken respectievelijk niet waarschijnlijk en uitgesloten. Ook wordt de oorzaak niet gezocht in meer traditionele vervuilingsbronnen, zoals zware metalen en bestrijdingsmiddelen. PCB\u92s, gebromeerde vlamvertragers (zoals HBCD) en organotins (zoals TBT) zijn in verhoogde concentraties bij Terneuzen aangetroffen. Deze stoffen en andere, nog \u93onbekende\u94 stoffen vormen mogelijk een oorzaak van het probleem. Er is meer informatie nodig om een beter onderbouwde risicoschatting te kunnen maken. Aanbevolen wordt om in ieder geval het huidige ecologische veldonderzoek voort te zetten, jaarlijks monsters van visdiefeieren veilig te stellen en aansluiting te zoeken bij andere projecten. Daarnaast is het gewenst om meer gedetailleerd ecologisch veldonderzoek uit te voeren, de monsters van visdiefeieren te analyseren en een ecotoxicologische beoordeling van het milieu rondom Terneuzen uit te voeren. Om een duidelijke link tussen de chemische stoffen en reproductiestoornissen bij de visdief te kunnen leggen is aanvullend experimenteel onderzoek nodig. Dit betreft onderzoek naar de eischaalafwijkingen, onderzoek aan de hand van het kippenembryo-assay en een causaliteitsonderbouwing bij voorkeur aan de hand van een AIO-project
    corecore