31 research outputs found

    Resource utilisation and direct costs in patients with recently diagnosed fibromyalgia who are offered one of three different interventions in a randomised pragmatic trial

    Get PDF
    The purpose of this study is to understand the course of costs over a 2-year period in a cohort of recently diagnosed fibromyalgia (FM) patients receiving different treatment strategies. Following the diagnosis, patients were randomly assigned to a multidisciplinary programme (MD), aerobic exercise (AE) or usual care (UC) without being aware of alternative interventions. Time between diagnosis and start of treatment varied between patients. Resource utilisation, health care costs and costs for patients and families were collected through cost diaries. Mixed linear model analyses (MLM) examined the course of costs over time. Linear regression was used to explore predictors of health care costs in the post-intervention period. Two hundred three participants, 90 % women, mean (SD) age 41.7 (9.8) years, were included in the cohort. Intervention costs per patient varied from €864 to 1392 for MD and were €121 for AE. Health care costs (excluding intervention costs) decreased after diagnosis, but before the intervention in each group, and increased again afterwards to the level close to the diagnostic phase. In contrast, patient and family costs slightly increased over time in all groups without initial decrease immediately after diagnosis. Annualised health care costs post-intervention varied between €1872 and 2310 per patient and were predicted by worse functioning and high health care costs at diagnosis. In patients with FM, health care costs decreased following the diagnosis by a rheumatologist. Offering patients a specific intervention after diagnosis incurred substantial costs while having only marginal effects on cost

    The feasibility and efficacy of a multidisciplinary intervention with aftercare meetings for fibromyalgia

    Get PDF
    The objective of this study is to examine the feasibility and long-term results of a 12-week multidisciplinary part-time daycare intervention with five aftercare meetings in fibromyalgia (FM) patients. One hundred and five patients diagnosed with FM started with a multidisciplinary intervention and were assessed for feasibility, functional status (Fibromyalgia Impact Questionnaire [FIQ]), and quality of life (EuroQol-5D [EQ-5D]) until 9 months after completion. The program consisted of sociotherapy, physiotherapy, psychotherapy, and creative arts therapy. Drop-out rate was 4.8%. The attendance rate of 100 patients who completed the 12-week program and five aftercare meetings was high (97.4%), just like patient and therapist satisfaction (8.2 on a 10 points scale). After the 12-week program, statistically significant improvement was seen in both FIQ and EQ-5D. This improvement was maintained after 9 months of follow-up. On average, moderate improvements were observed. Our 12-week multidisciplinary part-time daycare intervention with five aftercare meetings for FM patients is feasible and it is indicated that it can lead to sustained improvement in functional status and quality of life

    Sustitutie van zorg: WAT WETEN WE, WAT MOETEN WE WETEN EN WAT MOETEN WE DOEN?

    Get PDF
    Om de toenemende zorgkosten te beheersen sprak minister Schippers met verschillende partijen af om zorg zoveel mogelijk te verplaatsen van de dure tweede lijn naar de goedkopere eerste lijn. Een dergelijke verschuiving is alleen wenselijk wanneer de zorg blijvend naar de eerste lijn wordt verplaatst, de kosten inderdaad afnemen en de kwaliteit van de geleverde zorg en de gezondheid van de populatie positief worden beïnvloed. Om het succes van substitutie-initiatieven te bewijzen dient hun effect vergeleken te worden met de landelijke trend op populatieniveau. Daarbij is longitudinaal onderzoek noodzakelijk, omdat substitutie een transitieproces is dat voortdurende monitoring en interactie tussen patiënten, zorgaanbieders, verzekeraars en wetenschap vereist

    Verkenning mogelijkheden doorontwikkeling Anderhalvelijnszorg Maastricht-Heuvelland

    No full text
    De Academische Werkplaats Duurzame Zorg van Maastricht University/Maastricht UMC+ heeft in opdracht van de Raad van Bestuur van het Maastricht UMC+ verkend wat de mogelijkheden zijn voor verdere doorontwikkeling en optimalisatie van de anderhalvelijnszorg. Dit naar aanleiding van het uitkomen van het in juli 2019 verschenen rapport ‘Monitoring en evaluatie van substitutie van zorg in drie Limburgse proeftuinen’.Anderhalvelijnszorg richt zich op de inzet van specialisten uit het ziekenhuis en gespecialiseerde huisartsen dan wel kaderhuisartsen in de eerstelijnssetting van een anderhalvelijnscentrum buiten de ‘muren’ van het ziekenhuis. Huisartsen verwijzen laagrisicopatiënten met laagcomplexe klachten naar het anderhalvelijnscentrum, waar op basis van één of twee consulten een behandeladvies wordt gegeven aan de huisarts. De patiënt blijft onder regie van de huisarts en de specialisten worden als inhoudelijk deskundigen ‘ingehuurd’.Verkenningsgesprekken (semi-gestructureerde interviews) zijn gehouden met betrokken specialisten op de Stadspoli’s en enkele specialisten van mogelijk toekomstige specialismen die daar actief kunnen worden, huisartsen en de initiatiefnemers van de anderhalvelijnszorg (ZIO, Maastricht UMC+, VGZ en Burgerkracht). In aanvulling hierop hebben observaties (bijeenkomsten van de Stadspoli Gebruikersraad in 2019), een documentenanalyse (eerdere notulen van de Stadspoli Gebruikersraad en documenten verkregen van vertegenwoordigers van verschillende betrokken medische specialismen) en een focusgroep plaatsgevonden. De focusgroep bestond uit medisch specialisten, huisartsen en vertegenwoordigers van de vier initiatiefnemers. Daarnaast zijn aanvullende analyses uitgevoerd met VGZ-data om inzichten te verkrijgen in de verschillen in verwijsgedrag tussen de huisartspraktijken in de regio Maastricht-Heuvelland.De uitnodiging voor het verkenningsgesprek werd positief ontvangen. Met name de verschillende medisch specialismen waren zeer bereid om mee te doen wat zichtbaar was in de hoge respons (94,1%). Bij de huisartsen lag de respons lager (35,3%). Het verschil in respons kan mogelijk verklaard worden door de mate waarin zorgprofessionals zijn betrokken bij de anderhalvelijnszorg, zoals eerder al bleek uit de rapportage van juli 2019. Veel specialisten die al ervaring hadden op de stadspoli gaven aan daar graag te willen werken.De verkenningsgesprekken en de focusgroep hebben plaatsgevonden aan de hand van de volgende thema’s: visie op en positionering van de Stadspoli, verwijsgedrag, communicatie, samenwerking en leereffect, wachttijden en vernieuwing en uitbreiding van professionals, patiëntengroepen en specialismen. Door de deelnemers aan het onderzoek zijn op deze thema’s suggesties en aanbevelingen gedaan voor doorontwikkeling van de Stadspoli. Deze aanbevelingen zijn in hoofdstuk 4 samengevat en geherformuleerd voor de verschillende belanghebbenden bij de Stadspoli (huisarts, specialist, patiënt en initiatiefnemers)
    corecore