369 research outputs found
Industrie- en dienstenbeleid: een nadere verdieping
In dit onderzoek wordt een overzicht gegeven van de wetenschappelijke stand van zaken op het gebied van het industrie- en dienstenbeleid. In dat kader komt een drietal verschillende invalshoeken aan de orde, namelijk een internationale vergelijking van de beleidspraktijk, het debat over 'competitiveness' en het onderscheidende karakter van industrie- en dienstenbeleid. Om te beginnen wordt de beleidspraktijk van een aantal OESO-landen nader bekeken. Uit deze vergelijking komt naar voren dat in de ge?ndustrialiseerde wereld grofweg drie typen industriebeleid onderscheiden kunnen worden: het Angelsaksische, Rijnlandse en Mediterrane model. Traditioneel verschillen deze prototypen sterk van elkaar wat betreft doelstellingen, instrumenten, institutionele vormgeving en aandachtspunten in het beleid. Toch lijkt er momenteel sprake te zijn van een zekere mate van beleidsconvergentie. Zo is het industrie- en dienstenbeleid van veel landen tegenwoordig gericht op het versterken van de 'competitiveness' van de nationale economie. Van dit begrip bestaat echter geen eenduidige definitie. Sommige auteurs brengen het concurrentievermogen van een land in verband met exogene comparatieve voordelen, terwijl anderen wijzen op het belang van endogeen bepaalde competitieve voordelen. Binnen de laatste stroming verschilt men bovendien van mening of het landen of juist bedrijven zijn die met elkaar concurreren. Deze verschillende stromingen komen ieder tot een andere invulling van het begrip industriebeleid. Tenslotte wordt in het voorliggende onderzoeksrapport aandacht geschonken aan het specifieke karakter van industrie- en dienstenbeleid ten opzichte van andere vormen van overheidsbeleid. Een belangrijk aspect hierbij is dat veelal getracht wordt met behulp van industriebeleid bepaalde vormen van marktfalen te corrigeren. Gezien het feit dat het niet mogelijk is een pasklaar antwoord te geven op de vraag wat industrie- en dienstenbeleid nu feitelijk inhoudt, worden verschillende kennislacunes gesignaleerd. Het onderzoek wordt afgesloten met een aantal vragen die in vervolgonderzoek beantwoord zouden moeten worden
Kwaliteitsinformatie en de marktaandelen van IVF-centra
Sinds 1997 zijn de prestaties van IVF-centra op internet onderling vergelijkbaar. Zorggebruikers lijken de beschikbare kwaliteitsinformatie te gebruiken. IVF-centra in de Randstad
met een hoger percentage doorgaande zwangerschappen hebben een groter marktaandeel
Price competition among Dutch sickness funds
In general, competition enhances efficiency. On the market for health insurance free market competition, however, has unwanted side-effects. The existence of asymmetrical information can lead to adverse selection and cream skimming. Adequate risk-adjustment removes the incentives for cream skimming and balances the negative consequences of adverse selection. In an attempt to enhance efficiency, the Dutch government in 1992 introduced price competition between social health insurers in combination with risk-adjusted capitation payments. Our estimation results indicate that this has not resulted in altering market shares. Relatively cheap insurers did not enlarge their market share at the expense of their relatively expensive competitors.
The introduction of competition among social health insurers has not been the success the Dutch government hoped for. Experiences in Belgium and Germany show that the Dutch difficulties are not exceptional. When equity considerations are high valued features of a health insurance system, it is difficult to introduce competition. To enhance efficiency, we recommend that the current capitation formula should be refined and that the insurers should be given more room for selective contracting of health care providers
Using the deductible for patient channeling: did preferred providers gain patient volume?
In market-based health care systems, channeling patients to designated preferred providers can increase payer’s bargaining clout, other things being equal. In the unique setting of the new Dutch health care system with regulated competition, this paper evaluates the impact of a 1-year natural experiment with patient channeling on providers’ market shares. In 2009 a large regional Dutch health insurer designated preferred providers for two different procedures (cataract surgery and varicose veins treatment) and gave its enrollees a positive financial incentive for choosing them. That is, patients were exempted from paying their deductible when they went to a preferred provider. Using claims data over the period 2007–2009, we apply a difference-in-difference approach to study the impact of this channeling strategy on the allocation of patients across individual providers. Our estimation results show that, in the year of the experiment, preferred providers of varicose veins treatment on average experienced a significant increase in patient volume relative to non-preferred providers. However, for cataract surgery no significant effect is found. Possible explanations for the observed difference between both procedures may be the insurer’s selection of preferred providers and the design of the channeling incentive resulting in different expected financial benefits for both patient groups
Aanpassing GVS risicovol
Het kabinetsplan om de vergoedingslimieten van geneesmiddelen drastisch te verlagen, kan ernstige
bijwerkingen hebben
Winstuitkering bij ziekenhuiszorg
__Abstract__
Er zijn belangrijke redenen om instellingen voor medisch-specialistische
zorg vrij te stellen van het huidige verbod op winstuitkering,
zoals het kabinet voorstelt. De voorwaarden in het
voorliggende wetsvoorstel zijn echter deels weinig effectief in het
voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen en deels onnodig
beperkend. Een naar zorgtype gedifferentieerde aanpak verdient
de voorkeur
Concurrentie en externe effecten
In tegenstelling tot wat De Man aan het begin van zijn reactie stelt, hielden wij in ons artikel 'Handen af van ECT?' géén pleidooi voor
het handhaven van de monopoliepositie van ECT in de Rotterdamse haven. Ons gaat het om het dilemma tussen nationaal en Europees
beleid gericht op het zoveel mogelijk bevorderen van concurrentie en de wenselijkheid om zoveel mogelijk rekening te houden met de
externe effecten van concurrentie (zoals milieu en technologische ontwikkeling
- …
