75 research outputs found

    Does Repeated Measurement of a 6-Min Walk Test Contribute to Risk Prediction in Children with Dilated Cardiomyopathy?

    Get PDF
    A single 6-min walk test (6MWT) can be used to identify children with dilated cardiomyopathy (DCM) with a high risk of death or heart transplantation. To determine if repeated 6MWT has added value in addition to a single 6MWT in predicting death or heart transplantation in children with DCM. Prospective multicenter cohort study including ambulatory DCM

    Predicting outcome in children with dilated cardiomyopathy: the use of repeated measurements of risk factors for outcome

    Get PDF
    Aims: We aimed to determine whether in children with dilated cardiomyopathy repeated measurement of known risk factors for death or heart transplantation (HTx) during disease progression can identify children at the highest risk for adverse outcome. Methods and results: Of 137 children we included in a prospective cohort, 36 (26%) reached the study endpoint (SE: all-cause death or HTx), 15 (11%) died at a median of 0.09 years [inter-quartile range (IQR) 0.03–0.7] after diagnosis, and 21 (15%) underwent HTx at a median of 2.9 years [IQR 0.8–6.1] after diagnosis. Median follow-up was 2.1 years [IQR 0.8–4.3]. Twenty-three children recovered at a median of 0.6 years [IQR 0.5–1.4] after diagnosis, and 78 children had ongoing disease at the end of the study. Children who reached the SE could be distinguished from those who did not, based on the temporal evolution of four risk factors: stunting of length growth (−0.42 vs. −0.02 length Z-score per year, P < 0.001), less decrease in N-terminal pro-B-type natriu

    Evaluatie energiebesparingsbeleid in de industrie

    No full text
    Item does not contain fulltextIn opdracht van de Algemene Rekenkamer zijn door CE Delft diverse overheidsinstrumenten geëvalueerd voor bevordering van energiebesparing. Het gaat om beleid tussen 1995 en 2008 voor de Nederlandse industrie en energiesector. Onderzocht is wat de inzet van de instrumenten heeft gekost in financiële termen en opgeleverd aan energiebesparing. Daarnaast is onderzocht of een andere vormgeving van de instrumenten een gunstigere verhouding tussen kosten en effecten zou hebben opgeleverd. Uitkomst van deze studie zijn door de Rekenkamer gebruikt voor de rapportage Energiebesparing: ambities en resultaten, die 5 oktober is aangeboden aan de Tweede Kamer. CE Delft concludeert dat het besparingstempo voor de grote industrie sinds de jaren '90 is afgenomen doordat het beleid minder ambitieus is geworden. In toenemende mate is er sprake geweest van overlap van beleid. De geëvalueerde instrumentenDirecte regulering: 1. De Wet milieubeheer (Wm). 2. De Europese Directive on Integrated Pollution and Prevention Control (IPPC). Economische instrumenten: 3. De brandstoffen- en energiebelastingen (BSB en (R)EB). 4. Het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS).Directe subsidies: 5. Het Besluit subsidies energiebesparingtechnieken WKK (BSET-WKK). 6. De Tenderregeling Industriële Energiebesparing (TIEB). 7. Het CO2-reductieplan. Hoewel officieel geen onderdeel van het overheidsbeleid hebben de distributiebedrijven in het kader van de Milieu Actieplannen (MAP-2 en MAP2000) energiebesparing in de industrie direct gestimuleerd, gefinancierd middels een toeslag op de gas- en elektriciteitsprijs. Indirecte subsidies (fiscale regelingen): 8. De Energie-investeringsaftrek (EIA). 9. De Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL).Convenanten: 10. De 1ste en 2de generatie meerjarenafspraken (MJA1 en MJA2) en Convenant Benchmarking.Sommige van deze regelingen zijn inmiddels beëindigd

    Evaluatie energiebesparingsbeleid in de industrie: Kosten en effecten in de periode 1995-2008

    No full text
    In opdracht van de Algemene Rekenkamer zijn door CE Delft diverse overheidsinstrumenten geëvalueerd voor bevordering van energiebesparing. Het gaat om beleid tussen 1995 en 2008 voor de Nederlandse industrie en energiesector. Onderzocht is wat de inzet van de instrumenten heeft gekost in financiële termen en opgeleverd aan energiebesparing. Daarnaast is onderzocht of een andere vormgeving van de instrumenten een gunstigere verhouding tussen kosten en effecten zou hebben opgeleverd. Uitkomst van deze studie zijn door de Rekenkamer gebruikt voor de rapportage Energiebesparing: ambities en resultaten, die 5 oktober is aangeboden aan de Tweede Kamer. CE Delft concludeert dat het besparingstempo voor de grote industrie sinds de jaren '90 is afgenomen doordat het beleid minder ambitieus is geworden. In toenemende mate is er sprake geweest van overlap van beleid. De geëvalueerde instrumenten Directe regulering: 1. De Wet milieubeheer (Wm). 2. De Europese Directive on Integrated Pollution and Prevention Control (IPPC). Economische instrumenten: 3. De brandstoffen- en energiebelastingen (BSB en (R)EB). 4. Het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS). Directe subsidies: 5. Het Besluit subsidies energiebesparingtechnieken WKK (BSET-WKK). 6. De Tenderregeling Industriële Energiebesparing (TIEB). 7. Het CO2-reductieplan. Hoewel officieel geen onderdeel van het overheidsbeleid hebben de distributiebedrijven in het kader van de Milieu Actieplannen (MAP-2 en MAP2000) energiebesparing in de industrie direct gestimuleerd, gefinancierd middels een toeslag op de gas- en elektriciteitsprijs. Indirecte subsidies (fiscale regelingen): 8. De Energie-investeringsaftrek (EIA). 9. De Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Convenanten: 10. De 1ste en 2de generatie meerjarenafspraken (MJA1 en MJA2) en Convenant Benchmarking. Sommige van deze regelingen zijn inmiddels beëindigd

    The Benefits of Being Bilingual: Working Memory in Bilingual Turkish-Dutch Children

    No full text
    Whether bilingual children outperform monolingual children on visuospatial and verbal working memory tests was investigated. In addition, relations among bilingual proficiency, language use at home, and working memory were explored. The bilingual Turkish–Dutch children (n = 68) in this study were raised in families with lower socioeconomic status (SES) and had smaller Dutch vocabularies than Dutch monolingual controls (n = 52). Having these characteristics, they are part of an under-researched bilingual population. It was found that the bilingual Turkish–Dutch children showed cognitive gains in visuospatial and verbal working memory tests when SES and vocabulary were controlled, in particular on tests that require processing and not merely storage. These findings converge with recent studies that have revealed bilingual cognitive advantages beyond inhibition, and they support the hypothesis that experience with dual language management influences the central executive control system that regulates processing across a wide range of task demands. Furthermore, the results show that bilingual cognitive advantages are found in socioeconomically disadvantaged bilingual populations and suggest that benefits to executive control are moderated by bilingual proficiency
    • …
    corecore