17 research outputs found
Economische belangen binnen VAB-werken in de Achterhoek
Het vrijkomen van agrarische gebouwen gaat de komende jaren door. Het gaat om grote hoeveelheden. De demografische en economische ontwikkelingen in de Achterhoek vergen de nodige aandacht. Het handen en voeten geven aan vormen van ontwikkelingsgerichte planologie met betrekking tot nieuwe economische functies in vrijkomende agrarische bebouwing, VAB’s, gaat in Nederland en in de regio Achterhoek gepaard met een proces van vallen en opstaan. En dan zit vervolgens de economische conjunctuur ook nog tegen. Daar tegenover staat een zeer aantrekkelijk landschap, niet alleen om in te wonen, maar ook om in te werken. 
Uitnodigingsplanologie in het landelijk gebied van Overijssel: Vruchten van twee jaar onderzoek door studenten en onderzoekers van Saxion
Uitnodigingsplanologie in het landelijk gebied van Overijssel. Vruchten van twee jaar onderzoek.
Doorontwikkeling van publieke regelingen gebaseerd op economische transacties in het landelijk gebied.
Wat zijn de mogelijkheden om het KGO-beleid zodanig te verbeteren dat het aantal projecten met zowel een maatschappelijke als een private meerwaarde toeneemt en dat de maatschappelijke en private meerwaarde per afzonderlijk project zo hoog mogelijk worden
Financiële beheersvormen economie van de groene ruimte Deventer
Met de term financiële beheersvormen in het landelijk gebied wordt in dit onderzoeksrapport gedoeld op de bekostiging van goederen[1] in de groene ruimte van de gemeente Deventer die voorzien in collectieve behoeften. Bij een groot deel van deze goederen gaat het om goederen die voor de eigenaar of gebruiker individuele behoeften vervullen, maar die mede bepalend zijn voor het collectieve doel, denk aan een historische beeldbepalende boerderij in een oud cultuurlandschap waar melk geproduceerd wordt voor de wereldmarkt. De individuele behoefte voor de agrariër betreft het benutten van de grond en gebouwen ten behoeve van de zuivelproductie en het collectieve belang is dat het produceren op een zodanige manier gebeurt dat het landschap mooi blijft. De nadruk in dit onderzoek op de financiering (bekostiging) van de collectieve goederen natuur, landschap en cultuurhistorie (en de recreatieve en educatieve benutting er van). In het onderzoeksrapport ‘Economie van de groene ruimte, Nieuwe verdienmodellen van de groene ruimte Deventer’ dat gelijktijdig met dit rapport verschijnt gaat het om nieuwe vormen om geld te verdienen in de groene ruimte. Uiteraard, bestaat er een sterke link tussen deze twee rapporten. Immers, als er geld verdiend wordt is er een basis om te financieren. Hier komt bij dat er een tendens is in de samenleving de link tussen verdienen aan het landschap en het financieren van collectieve doelen sterker te koppelen (sluit op uitgangspunten van ontwikkelingsplanologie).
[1] In de bedrijfseconomie wordt het onderscheid gemaakt tussen investeringsbeslissingen en financieringsbeslissingen. Bij investeringsbeslissingen gaat het om het beoordelen van investeringen op basis van uitgaven en ontvangsten in de tijd en bij financieringsbeslissingen gaat het om vragen waar (tijdelijk) het geld ten behoeve van een investering vandaan gehaald kan worden (eigen vermogen versus vreemd vermogen).  
Financiële beheersvormen economie van de groene ruimte Deventer: Bijlagenrapport - trends en ontwikkelingen
De Plattelandswerkplaats Salland, onderdeel van het Kenniscentrum Leefomgeving van Saxion, heeft van de gemeente Deventer opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de economie van de groene ruimte van Deventer. Met de economie van de Groene Ruimte wordt bedoeld het grondgebied dat niet gerekend wordt tot de bebouwde omgeving van de dorpen en de steden. In de praktijk betekent dat voor de gemeente Deventer het totale grondgebied minus de bebouwde kommen van Deventer, Diepenveen, Schalkhaar en Lettele. Het kleine dorp Okkenbroek en de buurtschappen worden wel in het geheel gerekend tot de groene ruimte. Het onderzoek kent drie onderdelen:
Nieuwe financiële beheersvormen;
Nieuwe verdienmodellen algemeen en in het bijzonder vergroten van marges in de melkveehouderij;
Sluiten van kringlopen (mineralen en energie)
Ten behoeve van de onderzoeken zijn allereerst relevante trends en ontwikkelingen die spelen in de economie van de groene economie in beeld gebracht. Het gaat veelal om trends en ontwikkelingen die in z’n algemeenheid aan de orde zijn voor het landelijk gebied in Nederland. Telkens is wel geprobeerd de trends en ontwikkelingen zo goed mogelijk te vertalen naar de situatie in Deventer. 
Argumentatieschema marktmodellen warmtenetten
De kern van het product wordt gevormd door een schema. Het schema is een hulpmiddel voor het vinden van het juiste marktmodel bij aanleg van een warmtenet. Aangezien, het model is ontwikkeld in het kader van het concept van de nieuwe warmtewet gaat het uiteindelijk om de keuze van de participanten in het integrale warmtebedrijf. De bepalende factoren zijn uitgebreid toegelicht. De factoren zijn ook in bepaalde volgorde behandeld zodat dat gemeenten met warmtenet initiatieven bij de hand worden genomen in het keuzeproces. 
Evaluatie Project Vertrouwenspact leefbaar Evertsoord
De GIDO-Stichting en het Lectoraat Duurzame Leefomgeving van het instituut ROM van Saxion Hogeschool houden zich beide bezig met kennisontwikkeling op het gebied van duurzaam ruimtegebruik. De GIDO-Stichting doet dat door het begeleiden en ondersteunen van innovatieve gebiedgerichte projecten, waarbij altijd het uitgangspunt is ‘de burger staat centraal’. Het centrale element in het onderzoek van het Lectoraat is een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het lijkt logisch dat beide partijen wat voor elkaar kunnen betekenen. In het voorjaar van 2003 is overeengekomen dat het Lectoraat ingeschakeld wordt bij de evaluatie van GIDO-pilots met als doel nieuwe praktische kennis te genereren en te verspreiden ten behoeve van nieuwe projecten. Het project-Vertrouwenspact Leefbaar Evertsoord is het eerste project dat daarbij voorbij komt. 
Economische effecten stadsrandgebied
Een onderzoek naar de economische- en werkgelegenheidseffecten van investeringen in het stadsrandgebied, alsmede de mogelijkheden hoe deze effecten te realiseren. Het belang van stadsrandgebieden neemt toe. Veel gemeenten zijn bezig met het benoemen van projecten in het stadsrandgebied met bijbehorende investeringen. Dat roept de vraag op naar een preciezere duiding van de effecten die deze investeringen hebben. Er is veel onderzoek bekend waaruit blijkt dat de aanwezigheid en een goede bereikbaarheid van groen nabij de woonomgeving positieve welvaartseffecten kent. De vraag is echter of de potentieel positieve effecten beter te duiden zijn in economische zin. Die vraag vormde de aanleiding voor dit rapport dat in opdracht van de gemeente Enschede is geschreven.
Daarbij beschouwen we als stadsrandgebied het gebied dat zich rondom en aangrenzend aan de stad bevindt en dat voor langzaam verkeer (wandelaar en fietser) goed bereikbaar is vanuit aanliggende wijken. De stadsrand is daarmee geen scherpe grens maar een zone die wel enkele kilometers breed kan zijn. Het gehele buitengebied van de gemeente Enschede kan worden beschouwd als stadsrandgebied
Economische belangen binnen VAB-werken in de Achterhoek: instrument en toelichting
Het vrijkomen van agrarische gebouwen gaat de komende jaren door. Het gaat om grote hoeveelheden. De demografische en economische ontwikkelingen in de Achterhoek vergen de nodige aandacht. Het handen en voeten geven aan vormen van ontwikkelingsgerichte planologie met betrekking tot nieuwe economische functies in vrijkomende agrarische bebouwing, VAB’s, gaat in Nederland en in de regio Achterhoek gepaard met een proces van vallen en opstaan. En dan zit vervolgens de economische conjunctuur ook nog tegen. Daar tegenover staat een zeer aantrekkelijk landschap, niet alleen om in te wonen, maar ook om in te werken. 
Studios as the driver of commitment and creativity
An authentic learning environment full of meaningful ‘pearls of inspiration’ for initiators, students and education experts. Working paper 2009
Criteria for attractive citizen-centered business models
Implementing innovations for more sustainable local energy systems does not only depend on the mere availability, usability or social acceptability of functioning technology. How various advantages and disadvantages are considered in a decision to do so depends on the values, interests, and norms of the decisionmaker. This balance of advantages and disadvantages however valued can be called a âbusiness modelâ. This report explores the criteria for business models in the context of SERENEâs demonstrator sites and use cases. We map the new activities occurring in each use case (Research Question 1) and determine what citizens/representatives at each demonstration site value when deciding about which innovations to implement (Research Question 2). The data gathered for this report come from the available SERENE deliverables, other project documentation, and dedicated interviews held with representatives of the demonstrator sites. (Section 1) In the past century, economic theory has developed several different perspectives on how business models can be constructed. These perspectives range from business-focused, micro-economic thinking (âTraditional business economicsâ, section 2.1), through thinking that incorporates costs and benefits external to the micro-economic context alone (âSocial cost-benefit analysisâ, section 2.2), a multi-dimensional approach involving different types of âcapitalâ (âMultiple value creationâ, section 2.3), to a perspective also taking into account the not so tangible parts of innovation processes such as the efforts required for searching, negotiating, and implementing (âInstitutional economicsâ, section 2.4). All of these approaches use mixtures of quantitative and qualitative parameters to evaluate costs and benefits of an innovation decision, albeit in different mixtures. We also give an overview of the different effects on costs and benefits some common sustainability interventions in the energy domain typically have. (Section 2) The new activities mapped cover the areas of âorganization and governanceâ (Section 3.1), âenergy mixes and energy servicesâ (Section 3.2), âflexibility and financial arrangementsâ (Section 3.3), and âpartnerships and contractual arrangementsâ (Section 3.4). These areas cannot be seen separate from each other and represent analytical distinctions. For example, in the case of Hylke and LĂ„sby, we see relatively traditional landlord-tenant relationships (albeit with different kinds of actors as landlords), and thus also similar developments in the area of contractual arrangements: the leases are adapted to incorporate the changes made to the energy system, either by increasing the rent or by changing the way in which heating costs are calculated (i.e. differentiated instead of fixed pricing). Similarly, in the Dutch use case of Aardehuizen the energy service provided by the new battery to be installed in the context of SERENE has an influence on the flexibility of the energy system within the community, but also vis-Ă -vis the general grid the community is connected to. In Przywidz, creating an energy cooperative is a possible option (organization and governance) that should allow the renewable-energy-generating inhabitants of the village use case (energy mixes and energy services) to work together with a mid- to large-scale photovoltaics energy producer close-by (partnership) and might even lead to discounts (financial arrangements). (Section 3) Assessing the new activities at each SERENE demonstrator site through the lenses of the different ways of thinking about business models paints a diverse picture. First, we have found that the retrofitting projects for housing units from a social housing association (Hylke) and newly constructed homes (LĂ„sby) have been predominantly approached via traditional business economics, in which financial attractiveness is key. The sustainability impacts, while naturally present, seem to play a subordinate role. Second, although the inhabitants in the Dutch use cases are limited in their financial means, we observed more of a multiple value creation approach combined with an awareness of transaction costs. In their decision-making, the inhabitants have an awareness of the environment (natural capital), value the well-being of their neighbours (human capital), and want to play a pioneering role in the direct vicinity of the municipality (social and relationship capital). Third, in Przywidz, decision-making about energy-related innovation also mostly comes down to traditional business economics, but as the municipality tries to take into account the interests of all different inhabitant groups there might also be a budding multiple value approach present. As can be seen, the way the costs and benefits are approached depends on the actor type central to the energy system innovation: businesses tend to value business economics, inhabitants have more freedom to incur financial costs while valuing unquantifiable capitals, and municipalities with a public task have to stick to their budget whilst also creating multiplier effects in lesser quantifiable capital domains. (Section 4) Comparing the demonstrator sites use cases, we find a dominance of the traditional business economics approach in all except two. The two Dutch demonstrators use cases seem to rely more on a multiple value creation approach. It is possible to trace the dominant business model approach to the kind of actor that initiates the project. This also means that in most cases, apart from the Dutch demonstrators, a break-even point is the main criterion deciding on the feasibility of an energy system innovation. Mechanisms of cost recovery very much align to this image. Finally, there are risks of split-incentive problems in the use cases. Only in the Dutch use cases do the initiators of the projects and the beneficiaries overlap. (Section 5) We can conclude that citizen-centred business models are currently perceived differently across the different demonstration sites in SERENE and that this is also related to how the role of the citizens in the project is considered. The criteria applied to a âgoodâ business model mostly revolve around the achievement of breaking-even in terms of costs and benefits, with some nuances. However, the role of the citizens in each demonstration site is relevant since there seems to be a difference in the kind of business model applied when citizens are in charge, versus when private, public, or semi-public organisations are leading. Given the traditional business economics approach in most of the SERENE demonstration sites, these need to take extra care to ensure that the innovation is actually citizen-centred. Finally, business models have different interpretations of what role a âcitizenâ has: i.e., customer, fellow human being, or constituent. While in many cases a citizen is all of them at once, it makes a difference which values are emphasised with each of these ârolesâ. Whether it is possible to achieve sustainable energy systems by focusing solely on one of these, remains to be seen