34 research outputs found
Star forming dwarf galaxies
Star forming dwarf galaxies (SFDGs) have a high gas content and low
metallicities, reminiscent of the basic entities in hierarchical galaxy
formation scenarios. In the young universe they probably also played a major
role in the cosmic reionization. Their abundant presence in the local volume
and their youthful character make them ideal objects for detailed studies of
the initial stellar mass function (IMF), fundamental star formation processes
and its feedback to the interstellar medium. Occasionally we witness SFDGs
involved in extreme starbursts, giving rise to strongly elevated production of
super star clusters and global superwinds, mechanisms yet to be explored in
more detail. SFDGs is the initial state of all dwarf galaxies and the relation
to the environment provides us with a key to how different types of dwarf
galaxies are emerging. In this review we will put the emphasis on the exotic
starburst phase, as it seems less important for present day galaxy evolution
but perhaps fundamental in the initial phase of galaxy formation.Comment: To appear in JENAM Symposium "Dwarf Galaxies: Keys to Galaxy
Formation and Evolution", P. Papaderos, G. Hensler, S. Recchi (eds.). Lisbon,
September 2010, Springer Verlag, in pres
Declining Orangutan Encounter Rates from Wallace to the Present Suggest the Species Was Once More Abundant
BACKGROUND: Bornean orangutans (Pongo pygmaeus) currently occur at low densities and seeing a wild one is a rare event. Compared to present low encounter rates of orangutans, it is striking how many orangutan each day historic collectors like Alfred Russel Wallace were able to shoot continuously over weeks or even months. Does that indicate that some 150 years ago encounter rates with orangutans, or their densities, were higher than now?
METHODOLOGY/PRINCIPAL FINDINGS: We test this hypothesis by quantifying encounter rates obtained from hunting accounts, museum collections, and recent field studies, and analysing whether there is a declining trend over time. Logistic regression analyses of our data support such a decline on Borneo between the mid-19th century and the present. Even when controlled for variation in the size of survey and hunting teams and the durations of expeditions, mean daily encounter rates appear to have declined about 6-fold in areas with little or no forest disturbance.
CONCLUSIONS/SIGNIFICANCE: This finding has potential consequences for our understanding of orangutans, because it suggests that Bornean orangutans once occurred at higher densities. We explore potential explanations-habitat loss and degradation, hunting, and disease-and conclude that hunting fits the observed patterns best. This suggests that hunting has been underestimated as a key causal factor of orangutan density and distribution, and that species population declines have been more severe than previously estimated based on habitat loss only. Our findings may require us to rethink the biology of orangutans, with much of our ecological understanding possibly being based on field studies of animals living at lower densities than they did historically. Our approach of quantifying species encounter rates from historic data demonstrates that this method can yield valuable information about the ecology and population density of species in the past, providing new insight into species' conservation needs
Traveling EEG slow oscillation along the dorsal attention network initiates spontaneous perceptual switching
An ambiguous figure such as the Necker cube causes spontaneous perceptual switching (SPS). The mechanism of SPS in multistable perception has not yet been determined. Although early psychological studies suggested that SPS may be caused by fatigue or satiation of orientation, the neural mechanism of SPS is still unknown. Functional magnetic resonance imaging (fMRI) has shown that the dorsal attention network (DAN), which mainly controls voluntary attention, is involved in bistable perception of the Necker cube. To determine whether neural dynamics along the DAN cause SPS, we performed simultaneous electroencephalography (EEG) and fMRI during an SPS task with the Necker cube, with every SPS reported by pressing a button. This EEG–fMRI integrated analysis showed that (a) 3–4 Hz spectral EEG power modulation at fronto-central, parietal, and centro-parietal electrode sites sequentially appeared from 750 to 350 ms prior to the button press; and (b) activations correlating with the EEG modulation traveled along the DAN from the frontal to the parietal regions. These findings suggest that slow oscillation initiates SPS through global dynamics along the attentional system such as the DAN
Visual Stability and the Motion Aftereffect: A Psychophysical Study Revealing Spatial Updating
Eye movements create an ever-changing image of the world on the retina. In
particular, frequent saccades call for a compensatory mechanism to transform the
changing visual information into a stable percept. To this end, the brain
presumably uses internal copies of motor commands. Electrophysiological
recordings of visual neurons in the primate lateral intraparietal cortex, the
frontal eye fields, and the superior colliculus suggest that the receptive
fields (RFs) of special neurons shift towards their post-saccadic positions
before the onset of a saccade. However, the perceptual consequences of these
shifts remain controversial. We wanted to test in humans whether a remapping of
motion adaptation occurs in visual perception
Review of literature concerning the significance of several zoonoses with regard meat consumption. XII Corynebacterium pyogenes
Corynebacterium pyogenes en C.pyogenes var.hominis, syn. C.haemolyticum zijn ongewone species in het genus Corynebacterium. C.pyogenes is een wijd verspreide kiem bij gedomesticeerde dieren, veroorzaakt etterende pneumonieen, arthritiden, mastitiden en huidabcessen. De bacterie komt sporadisch voor bij mensen, veroorzaakt dan keelontstekingen of van roodvonk - of van difterieachtige aard, of komt ook voor bij etterende abcessen, inwendig of op de huid. Besmettingen van dier op mens zijn echter niet aangetoond. Er zijn geen aanwijzingen voor door vleesconsumptie veroorzaakte infectieziekten, noch voor beroepsziekte bij boeren e.a. t.g.v. besmette dieren. C.haemolyticum is een typische humane kiem, veroorzaakt infecties zoals beschreven bij C.pyogenes, doch is zelden uit dieren geisoleerd.Abstract not availableVH
Literature review concerning the significance of a number of causative organisms of zoonoses with regard to the consumption of meat. XI Sarcocystis
Het betreft een literatuuroverzicht over een zeer complexe groep van parasitaire aandoeningen waarbij zowel mens als dier betrokken kunnen zijn. Het gaat grotendeels over cycli van parasieten die nog maar recent werden ontdekt. In een beperkt aantal gevallen is ook de gezondheid van de mens daarbij in het geding. Aan deze parasieten wordt uiteraard in het rapport meer aandacht besteed. Het betreft Sarcocystis bovihominis en Sarcocystis suihominis. Van de laatste parasiet is nog niet aangetoond dat die in Nederland voorkomt, maar preciese cijfers daarover ontbreken. Onderzoek mogelijkheden zouden moeten worden geinduceerd. Op dit moment zijn nog geen methoden beschikbaar die toegepast zouden kunnen worden voor preventief onderzoek bij de vleeskeuring van individuele karkassen.Abstract not availableVH
Review of literature concerning the significance of several zoonoses with regard to meat consumption. XIII Bacillus anthracis
Bacillus anthracis, de verwekker van anthrax (miltvuur), komt mondiaal voor. Zowel mens als dier zijn in meer of mindere mate gevoelig voor infectie met deze bacterie. Bij dieren komen ziektebeelden voor varierend van peracute sterfte tot een meer chronisch beeld met locale laesis en aangetaste locale lymfeklieren. Bij de mens komt een cutane vorm voor na verwonding en besmetting met sporen, een respiratoire vorm na inademen van sporen en een intestinale vorm na consumptie van met sporen besmet voedsel (vlees). Alle vormen kunnen leiden tot een lethale sepsis of meningitis, maar de cutane vorm die het meest voorkomt, herstelt vaak spontaan. Als snelle diagnostiek plaatsvindt, schept dit de mogelijkheid tot een adequate antibioticum behandeling. Dragerschap bij dier en mens komt eigenlijk niet voor, hoewel een enkele uitzondering is beschreven. In Nederland komt anthrax zowel bij dier als mens nog maar bij uitzondering voor. Import van met sporen besmette materialen van dierlijke herkomst uit endemische gebieden is mogelijk en kan een besmettingsbron vormen. Ook besmet vlees kan na consumptie tot anthrax leiden. Het Nederlandse systeem van import controle, alertheid bij de vleeskeuring en destructie van kadavers van aan anthrax gestorven dieren dient daarom onverkort gehandhaafd te worden.Abstract not availableVH