30 research outputs found
Do Biofilm Formation and Interactions with Human Cells Explain the Clinical Success of Acinetobacter baumannii?
BACKGROUND: The dramatic increase in antibiotic resistance and the recent manifestation in war trauma patients underscore the threat of Acinetobacter baumannii as a nosocomial pathogen. Despite numerous reports documenting its epidemicity, little is known about the pathogenicity of A. baumannii. The aim of this study was to obtain insight into the factors that might explain the clinical success of A. baumannii. METHODOLOGY/PRINCIPAL FINDINGS: We compared biofilm formation, adherence to and inflammatory cytokine induction by human cells for a large panel of well-described strains of A. baumannii and compared these features to that of other, clinically less relevant Acinetobacter species. Results revealed that biofilm formation and adherence to airway epithelial cells varied widely within the various species, but did not differ among the species. However, airway epithelial cells and cultured human macrophages produced significantly less inflammatory cytokines upon exposure to A. baumannii strains than to strains of A. junii, a species infrequently causing infection. CONCLUSION/SIGNIFICANCE: The induction of a weak inflammatory response may provide a clue to the persistence of A. baumannii in patients
Plasma lipid profiles discriminate bacterial from viral infection in febrile children
Fever is the most common reason that children present to Emergency Departments. Clinical signs and symptoms suggestive of bacterial infection are often non-specific, and there is no definitive test for the accurate diagnosis of infection. The 'omics' approaches to identifying biomarkers from the host-response to bacterial infection are promising. In this study, lipidomic analysis was carried out with plasma samples obtained from febrile children with confirmed bacterial infection (n = 20) and confirmed viral infection (n = 20). We show for the first time that bacterial and viral infection produces distinct profile in the host lipidome. Some species of glycerophosphoinositol, sphingomyelin, lysophosphatidylcholine and cholesterol sulfate were higher in the confirmed virus infected group, while some species of fatty acids, glycerophosphocholine, glycerophosphoserine, lactosylceramide and bilirubin were lower in the confirmed virus infected group when compared with confirmed bacterial infected group. A combination of three lipids achieved an area under the receiver operating characteristic (ROC) curve of 0.911 (95% CI 0.81 to 0.98). This pilot study demonstrates the potential of metabolic biomarkers to assist clinicians in distinguishing bacterial from viral infection in febrile children, to facilitate effective clinical management and to the limit inappropriate use of antibiotics
Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind. Handleiding Trainer.
Deze trainershandleiding van de training "Ouders centraal: (er) ken mij en mijn kind" maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij clienten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Deze handleiding heeft tot doel om (aankomende) professionals bewust te maken van de rol van ouders in de professionele relatie en om hen handvatten te geven om in gesprek te gaan en blijven met ouders. Bijbehorende materialen: Bestand 1: Handleiding trainer Bestand 2: Powerpoint Bestand 3: Deelnemersinformatie Bestand 4: Werkmaterialen Zie ook het onderzoeksrapport: Wat vinden ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen belangrijk in de begeleiding van hun kind? Sohier, J., Meer, J. van der, Unger, H., Embregts, P., Hendriks, L & Bongaerts, W. (2011)
Wat vinden ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen belangrijk in de begeleiding van hun kind?
In dit onderzoeksrapport wordt verslag gedaan van wat ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen belangrijk vinden in de begeleiding van hun zoon of dochter. In dit onderzoek is aan ouders de ruimte gegeven om met eigen woorden de ideale begeleider voor hun zoon of dochter te beschrijven. Het onderzoek is uitgevoerd binnen het Euregioproject ‘Hand in Hand II’ door medewerkers verbonden aan het lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’ van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Ouders werden geworven bij zowel Nederlandse, als Duitse zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. In totaal hebben 19 Nederlandse ouders en 10 Duitse ouders deelgenomen aan dit onderzoek. De uitspraken van deze ouders zijn gescoord aan de hand van een betrouwbaar codeersysteem bestaande uit 40 codes. Deze 40 codes zijn vervolgens samengevoegd tot 6 categorieën van uitspraken. Analyses hebben zich gericht op de verschillende uitspraken van ouders, maar ook op deze 6 gemeenschappelijke thema’s binnen deze uitspraken. Uit de resultaten blijkt dat ouders de meeste uitspraken hebben gedaan over het thema dat te omschrijven was als ‘Cliëntgericht handelen van een begeleider’, vrijwel direct gevolgd door het thema ‘Relatie tussen begeleider en ouders’. Voor het al dan niet slagen van het cliëntgericht handelen en de relatie met ouders wordt door de ouders een verband gelegd met de mogelijkheden binnen het thema ‘Organisatie’, zoals een tekort aan personeel en tijdgebrek bij begeleiders. Tevens worden de thema’s ‘Voorwaardelijke aspecten voor het cliëntgericht handelen’ en ‘Directe leefomgeving van de cliënt’ gekoppeld aan het cliëntgericht handelen. Dit onderzoeksrapport ligt tevens ten grondslag aan het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor mensen met een verstandelijke beperking (MSNA-VB). Handleiding
Deze handleiding is onderdeel van de training "Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking" (zie link 2) en heeft tot doel om begeleiders en studenten te leren werken met het instrument MSNA-VB. Met dit instrument kan het sociale netwerk van mensen met een lichte verstandelijke beperking in kaart worden gebracht. Deze training maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Bijbehorende materialen: Bestand 1: Handleiding MSNA-VB Bestand 2: MSNA-VB instrument: werkmaterialen voor het werken met het MSNA-VB instrument (MSNA-VB kaart 1-2-3, Ecogram, Trap van Vijf,Wensenformulier). Bij deze handleiding hoort tevens een trainingsfilm met handleiding, getiteld: Afname van de Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor mensen met een Verstandelijke Beperking (MSNA-VB). Voor de handleiding bij de trainingsfilm zie link 1. Via deze link is tevens de trainingsfilm beschikbaar. Inhoudelijke informatie: De MSNA is een instrument waarmee het sociale netwerk van personen in kaart wordt gebracht. De MSNA biedt een samenhangend geheel van nauwkeurige informatie over de kwaliteit van het sociale netwerk van een persoon en maakt zichtbaar in welke mate er sprake is van sociale integratie dan wel van sociaal isolement. De MSNA is ontwikkeld aan de Universiteit Maastricht. Aanvankelijk werd de MSNA toegepast bij psychiatrische patiënten. Later werd het instrument ook bij andere doelgroepen gebruikt, zoals cliënten van de reclassering waaronder brandstichters en drugsverslaafden, maar ook bij fybromyalgie patiënten, Keniaase straatkinderen en mensen met een verstandelijke beperking. Voor deze laatste doelgroep is de MSNA aangepast. De MSNA-VB ontstond: de MSNA,aangepast voor afname bij mensen met een verstandelijke beperking. In de MSNA-VB is meer gebruik gemaakt van visualisatie, de woordkeuze bij de vraagstelling is aangepast en er zijn enkele vragen toegevoegd. Er bestond reeds een handleiding voor de MSNA in het algemeen (Baars, 1997), maar gezien de wijzigingen aan het instrument om deze te kunnen gebruiken bij mensen met een verstandelijke beperking, was een specifieke handleiding voor deze doelgroep wenselijk