326 research outputs found

    Rechterlijke toetsing van bestuurlijk gedrag: binnen het vennootschapsrecht van Nederland en Delaware

    Get PDF
    In deze studie staat centraal de vraag hoe – kort gezegd – de rechter binnen het Nederlandse vennootschapsrecht op systematische(r) wijze het bestuurlijk gedrag in de context van gevoerd ondernemingsbeleid kan toetsen. Daarbij richt de analyse zich op het frequent toegepaste enquĂȘterecht en bestuurdersaansprakelijkheid in de zin van art. 2:9 BW (dat ziet op persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder(s) jegens de vennootschap wegens 'onbehoorlijke taakvervulling'). Aan rechterlijke toetsing van bestuurlijk gedrag in de context van gevoerd ondernemingsbeleid zitten diverse haken en ogen, die in het eerste hoofdstuk in kaart worden gebracht. Daarbij wordt ook ingegaan op de ratio van beperkte rechterlijke toetsing van bestuurlijk gedrag en de wijze waarop daaraan invulling wordt gegeven binnen het Nederlandse vennootschapsrecht. Vervolgens wordt ter inspiratie in hoofdstukken 2-4 bezien hoe binnen het vennootschapsrecht van Delaware rekening wordt gehouden met voornoemde haken en ogen. Daarbij speelt de rechtsfiguur business judgment rule, een begrenzer van de rechterlijke toetsingsvrijheid, een voorname rol. Een kernaspect van deze rechtsfiguur is dat de rechter het gedrag van het ondernemende bestuur in beginsel niet op redelijkheid/billijkheid mag toetsen. Zo streng voor het bestuur mag de rechter niet zijn, tenzij het bestuur bijvoorbeeld geraakt wordt door een dusdanig persoonlijk – niet aan het belang van de vennootschap parallel lopend – belang dat het risico van belangenvermenging ten detrimente van de vennootschap aanwezig is. Binnen het Nederlandse vennootschapsrecht wordt vaak het vage begrip 'marginale' toetsing gebruikt, waarmee in wezen wordt gedoeld op een – inhoudelijke – redelijkheidstoets. Milder dan dat toetst de rechter het bestuurlijk gedrag doorgaans niet, ook niet wanneer de tegenstrijdig belang problematiek niet speelt. In hoofdstuk 5 wordt de blik weer gericht op het Nederlandse vennootschapsrecht en worden – de verhouding tussen – de kernbegrippen als gehanteerd binnen het enquĂȘterecht geanalyseerd: 'wanbeleid', 'onjuist beleid' en 'gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen'. In hoofdstukken 6-7 wordt vervolgens – op basis van de bevindingen in hoofdstukken 1-5 – een nuancering bepleit van de wijze waarop de Ondernemingskamer in enquĂȘteprocedures bestuurlijk gedrag dient te toetsen, waarbij de Nederlandse variant van de business judgment rule als in deze studie voorgestaan een belangrijke rol speelt. Daarbij wordt een werkmethode uiteengezet die de Ondernemingskamer handvatten biedt bij de toetsing van gedrag van het ondernemende bestuur. Nadat de werkmethode is toegepast op een zestal enquĂȘtebeschikkingen van de Ondernemingskamer wordt deze, inclusief de Nederlandse variant van de business judgment rule, ten slotte ingepast in de systematiek van art. 2:9 BW.Op de volledige tekst van dit proefschrift rust een embargo van 12 maanden. Van dit proefschrift is tevens een handelseditie verschenen in de serie Uitgaven vanwege het Instituut voor Ondernemingsrecht, Rijksuniversiteit Groningen, nr. 59, onder ISBN 978 90 13 04772 1, Kluwer, 2007

    What Works in School-Based Programs for Child Abuse Prevention? The Perspectives of Young Child Abuse Survivors

    Get PDF
    Previous research has shown that youth consider school-based child abuse prevention programs as one of the most important strategies for preventing child abuse and neglect. This study asked young child abuse survivors how school-based child abuse prevention programs should be shaped and what program components they perceive as essential. Semi-structured interviews were conducted with 13 Dutch young adults that were a victim of child abuse or neglect. A literature review that resulted in 12 potential program components was used to guide the interviews. All young adults agreed that school-based child abuse prevention programs are important and have positive effects on children’s awareness of child abuse. Teaching children that they are never to blame for child abuse occurrences was considered one of the most important components of school-based programs, next to teaching children how to escape from threatening situations and to find help, increasing children’s social–emotional skills, promoting child abuse related knowledge, recognizing risky situations, and increasing children’s self-esteem. Further, the participants found it important to provide children with aftercare when a school program has ended. Overall, young child abuse survivors have a strong view on what should be addressed in school-based child abuse prevention programs to effectively prevent child abuse

    Exploring the interrelatedness of risk factors for child maltreatment: A network approach

    Get PDF
    Background: Theories on the etiology of child maltreatment generally focus on the interaction between multiple risk and protective factors. Moreover, the quadratic model of cumulative risk describes a threshold at which the risk of child maltreatment increases exponentially, suggesting a synergistic effect between risk factors. Objective: This study explored the interrelatedness of risk factors for child maltreatment. Participants and Setting: The sample consisted of risk assessments performed for both high-risk families (n = 2,399; child protection services) and lower risk families (n = 1,904; community outreach services). Methods : Network analyses were performed on parental risk factors. Three networks were constructed: a cross-sample network, a high-risk network, and a lower risk network. The relations between risk factors were examined, as well as the centrality of each risk factor in these networks. Additionally, the networks of the two samples were compared. Results : The networks revealed that risk factors for child maltreatment were highly interrelated, which is consistent with Belsky’s multi-dimensional perspective on child maltreatment. As expected, risk factors were generally stronger related to each other in the high-risk sample than in the lower risk sample. Centrality analyses showed that the following risk factors play an important role in the development of child maltreatment: “Caregiver was maltreated as a child”, “History of domestic violence”, and “Caregiver is emotionally absent”. Conclusions : We conclude that studying the interrelatedness of risk factors contributes to knowledge on the etiology of child maltreatment and the improvement of both risk assessment procedures and interventions for child maltreatment

    Influence of surfactants on the structure of titanium oxide gels : experiments and simulations

    Full text link
    We report here on experimental and numerical studies of the influence of surfactants on mineral gel synthesis. The modification of the gel structure when the ratios water-precursor and water-surfactant vary is brought to the fore by fractal dimension measures. A property of {\em polydispersity of the initial hydrolysis} is proposed to explain these results, and is successfuly tested through numerical experiments of three dimensional chemically limited aggregation.Comment: 12 pages, 4 Postscript figures, uses RevTe

    Innovatie en Ondernemingsrecht

    Get PDF
    In The Rise and Fall of American Growth laat Robert J. Gordon zien hoe tussen 1870-1970 de V.S. een periode van ongekende economische groei doormaakte, uitmondend in een maatschappelijke transformatie via een gaandeweg sterk verhoogde levensstandaard en -verwachting. Hij verbindt deze vooruitgang met de schaal waarop gedurende deze tweede industriĂ«le revolutie ingrijpende uitvindingen werden gedaan, verfijnd en toegepast, zoals: wijdverbreide elektrische verlichting; de explosiemotor; huishoudelijke voorzieningen; medicatie; en bebouwing. Een verklaring voor het afvlakken van die vooruitgang nadien – 1970 markeert in zijn optiek een breukvlak – zoekt Gordon mede daarin dat niet langer sprake was van zo’n “life-altering scale of innovations”. Daarbij aantekenend dat het ICT-tijdperk (de derde revolutie) ook vernieuwingen bracht, zoals computers, internet en smartphones, maar met een bescheidener impact want ‘slechts’ via communicatie, entertainment en informatieverwerking. Tot de techno-optimisten, die digitalisering en robotisering vooral zien als opmaat naar meer welvaart, behoort hij niet

    Assessment of the cervical range of motion over time, differences between results of the Flock of Birds and the EDI-320:A comparison between an electromagnetic tracking system and an electronic inclinometer

    Get PDF
    The objective of this study was to analyse cervical range of motion, assessed over time by means of a digital inclinometer (EDI-320) and a three-dimensional electromagnetic tracking device (Flock of Birds). The maximum active cervical range of motion was assessed with two measurement devices in three sessions over time, with 6-week intervals. In total, 26 women and 24 men (mean age: 44.4, SD: 9.9) without known pathology of the cervical spine participated. Four movements were measured axial rotation with the cervical spine in a flexed and in an extended position, flexion-extension, and lateral bending. The results showed that the factor time was significant for rotation in extension and rotation in flexion. The factor device was significant for all movements measured. and the interaction term between time and device was significant for all movements except rotation in extension. The Flock of Birds measured significantly higher ranges of motion on all motions except for lateral bending. A substantial variation in cervical range of motion was observed over time (ranging from -5.6 to 8.1) as well as between devices (ranging from - 13.1 to 29.9). Substantial and significant differences in cervical range of motion were found over time as well as differences between the Flock of Birds and the EDI-320. (C) 2007 Elsevier Ltd. All rights reserved
    • 

    corecore