77 research outputs found
Verkennende studie naar hittestress bij melkvee tijdens weidegang in gematigde klimaatstreken
An exploratory study has been conducted to gain insight into the effects of heat stress during grazing on milk production, health and welfare of dairy cows, and the economic consequences of this under Dutch climate conditions. Furthermore an exploration was carried out into options to reduce the effects of heat stress during grazing. The results of this study are described in this report
Stadsvarkens : schakel in een circulaire economie : ruimte in wet- en regelgeving voor stadsvarkens : een advies aan Stichting Stadsvarkens Ede
De Stichting Stadsvarkens te Ede wil weten aan welke regelgeving moet worden voldaan om vier varkens in een bosperceel te houden en te voeden met reststromen. Het doel is het sluiten van kringlopen binnen een circulaire economie. Dit rapport gaat in op de wet- en regelgeving rond diervoeding en op de afzet van het vlees in de setting van Stadsvarkens. Daarnaast wordt het voeren van reststromen in relatie tot diergezondheid belicht. Door studenten is binnen een ACT-traject gekeken naar relevante wetgeving en is een viertal scenarioâs geschetst voor het houden van stadsvarkens die gevoerd worden met lokale reststromen. De scenarioâs zijn door de onderzoekers tegen het licht gehouden en van kanttekeningen en een advies voorzien. Dit heeft geresulteerd in een ander advies, omdat verschillende knelpunten de eerdere scenarioâs niet mogelijk maken
Fractional exhaled nitric oxide in preterm-born subjects: A systematic review and meta-analysis
Background
Decreased lung function is common in pretermâborn survivors. Increased fractional exhaled nitric oxide (FeNO) appears to be a reliable test for eosinophillic airway inflammation especially in asthma. We, systematically, reviewed the literature to compare FeNO levels in pretermâborn children and adults who did or did not have chronic lung disease of prematurity (CLD) in infancy with termâborn controls.
Methods
We searched eight databases up to February 2018. Studies comparing FeNO levels in pretermâborn subjects (<37â
weeksâ gestation) in childhood and adulthood with and without (CLD) with termâborn subjects were identified and extracted by two reviewers. Data were analysed using Review Manager v5.3.
Results
From 6042 article titles, 183 full articles were screened for inclusion. Nineteen studies met the inclusion criteria. Seventeen studies compared FeNO levels in pretermâ and termâborn children and adults; 11 studies (preterm nâ=â640 and term nâ=â4005) were included in a metaâanalysis. The mean FeNO concentration difference between the pretermâborn and termâborn group was â0.74 (95% CI â1.88 to 0.41) ppb. For the six studies reporting data on CLD (preterm nâ=â204 and term nâ=â211) the mean difference for FeNO levels was â2.82 (95% CI â5.87 to 0.22) ppb between the pretermâborn CLD and termâborn groups.
Conclusions
Our data suggest that preterm born children with and without CLD have similar FeNO levels to termâborn children suggesting an alternative mechanism to eosinophilic inflammation for symptoms of wheezing and airway obstruction observed in pretermâborn subjects
Werken aan meerwaarde van regionale landbouw en biodiversiteit : de oogst van vier jaar Echt Overijssel!
"Werken aan" heeft in Echt Overijssel! vele betekenissen. Livestock Research, CLM, Natuurmonumenten, Louis Bolk Instituut hebben gewerkt aan de ontwikkeling van duurzaamheid via de drie themaâs: (agro)biodiversiteit, regionale landbouw en markt. De werkvorm was er een met agrarische ondernemers, met kennisinstellingen, met terreinbeheerders, en vele andere partners in het keten- en kennisnetwerk. Kosten en opbrengsten voor biologische bedrijfsvoering zijn berekend voor verschillende bedrijfsvormen. Gebruikmakend van diverse teelten, die alternatief veevoer leveren. Vanuit teelt en beheerperspectief is het zoeken naar de balans tussen gewasopbrengst (productwaarde) en biodiversiteit (natuurwaarde)
Ondernemer centraal bij terugdringing administratieve lasten in Agrarisch Nederland; Verkenning naar de toekomstige informatie architectuur tussen overheid en agrarische ondernemingen
De Nederlandse regering heeft zich tot doel gesteld de administratieve lasten van ondernemersdrastisch te verlagen. EĂ©n van de middelen daarbij is het beter gebruik maken vaninformatica- en communicatietechnologie, en het daarmee beter aansluiten op de bedrijfsprocessenvan ondernemingen. In opdracht van het Ministerie van LNV heeft een groeponderzoekers van Wageningen UR nagegaan of en hoe het centraal stellen van de ondernemerbij kan dragen aan de vermindering van administratieve lasten. Dit rapport beschrijftin een essay en negen wetenschappelijke hoofdstukken welke mogelijkheden en valkuilener zijn. Gepleit wordt voor een publiek-private samenwerking rond dit thema
Kringlooplandbouw in Noord-Nederland : van marge naar mainstream
Sinds 1990 wordt er in Noord-Nederland, waaronder de Noordelijke Friese Wouden en de provincie Drenthe, door melkveehouders, wetenschappers en beleidsmakers geëxperimenteerd om de kringloop van mineralen op het bedrijf zo goed mogelijk te sluiten. Steeds meer agrarisch ondernemers worden zich bewust van het belang van het sluiten van de kringloop ingegeven door aanscherping in mestwetgeving, schaarste van grondstoffen, hogere kosten van kunstmest en belasting van de omgeving. Zij zullen naar de toekomst de nieuwe kringloopboeren kunnen worden. Efficiënt gebruik van grond- en hulpstoffen is de kerngedacht
Validity of the self-administered comorbidity questionnaire in patients with inflammatory bowel disease
Background: The International Consortium for Health Outcomes Measurement has selected the self-administered comorbidity questionnaire (SCQ) to adjust case-mix when comparing outcomes of inflammatory bowel disease (IBD) treatment between healthcare providers. However, the SCQ has not been validated for use in IBD patients. Objectives: We assessed the validity of the SCQ for measuring comorbidities in IBD patients. Design: Cohort study. Methods: We assessed the criterion validity of the SCQ for IBD patients by comparing patient-reported and clinician-reported comorbidities (as noted in the electronic health record) of the 13 diseases of the SCQ using Cohenâs kappa. Construct validity was assessed using the Spearman correlation coefficient between the SCQ and the Charlson Comorbidity Index (CCI), clinician-reported SCQ, quality of life, IBD-related healthcare and productivity costs, prevalence of disability, and IBD disease activity. We assessed responsiveness by correlating changes in the SCQ with changes in healthcare costs, productivity costs, quality of life, and disease activity after 15 months. Results: We included 613 patients. At least fair agreement (Îș > 0.20) was found for most comorbidities, but the agreement was slight (Îș < 0.20) for stomach disease [Îș = 0.19, 95% CI (â0.03; 0.41)], blood disease [Îș = 0.02, 95% CI (â0.06; 0.11)], and back pain [Îș = 0.18, 95% CI (0.11; 0.25)]. Correlations were found between the SCQ and the clinician-reported SCQ [Ï = 0.60, 95% CI (0.55; 0.66)], CCI [Ï = 0.39, 95% CI (0.31; 0.45)], the prevalence of disability [Ï = 0.23, 95% CI (0.15; 0.32)], and quality of life [Ï = â0.30, 95% CI (â0.37; â0.22)], but not between the SCQ and healthcare or productivity costs or disease activity (|Ï| â©œ 0.2). A change in the SCQ after 15 months was not correlated with a change in any of the outcomes.Conclusion: The SCQ is a valid tool for measuring comorbidity in IBD patients, but face and content validity should be improved before being used to correct case-mix differences.</p
Validation of a Novel Immunoline Assay for Patient Stratification according to Virulence of the Infecting Helicobacter pylori Strain and Eradication Status
Helicobacter pylori infection shows a worldwide prevalence of around 50%. However, only a minority of infected individuals develop clinical symptoms or diseases. The presence of H. pylori virulence factors, such as CagA and VacA, has been associated with disease development, but assessment of virulence factor presence requires gastric biopsies. Here, we evaluate the H. pylori recomLine test for risk stratification of infected patients by comparing the test score and immune recognition of type I or type II strains defined by the virulence factors CagA, VacA, GroEL, UreA, HcpC, and gGT with patient's disease status according to histology. Moreover, the immune responses of eradicated individuals from two different populations were analysed. Their immune response frequencies and intensities against all antigens except CagA declined below the detection limit. CagA was particularly long lasting in both independent populations. An isolated CagA band often represents past eradication with a likelihood of 88.7%. In addition, a high recomLine score was significantly associated with high-grade gastritis, atrophy, intestinal metaplasia, and gastric cancer. Thus, the recomLine is a sensitive and specific noninvasive test for detecting serum responses against H. pylori in actively infected and eradicated individuals. Moreover, it allows stratifying patients according to their disease state
- âŠ