31 research outputs found
Monitoring of dioxin levels in cow's milk in Zeeuws-Vlaanderen
In 1196/1997, the Belgian government measured dioxin levels in cow's milk from dairy farms in the neighborhood of a metal reclamation plant in Zelzate above the Belgian standard of 5 pg (i) TEQ/g of milkfat. In the same period they measured high dioxin emissions at the metal reclamation plant concerned. Predictions by the dioxin chain model in the basis of the emissions didn't exclude a exceeding of the Dutch standard of 6 pg (i) TEQ/gram milkfat for cow's milk from diary farms on the Dutch side of the border. Therefore, the Dutch government decided to start a monitoring program to measure the dioxin levels in cow's milk from two selected diary farms in the neighborhood of Sas van Gent, 5 km North-east of the metal reclamation plant, on a monthly basis. In the period October 1998 - June 2000 dioxin levels in cow's milk from these two diary farms were measured. None of the values exceeded the Dutch standard. The highest levels were measured at the start of the monitoring program; 3.0 +/- 0.2 and 5.1 +/- 0.3 pg (i)-TEQ/g milkfat, for the two farms respectively, in October 1998. During the same period, October-December 1998, the dioxin levels of consumers milk, sampled on a monthly basis were monitored. The samples were collected per region of the Netherlands (North, East, South and West). The measured dioxin levels in this period resulted in a background level of 0.5-0.8 pg (i)-TEQ/g of fat. At the end of the period, in June 2000, dioxin levels were decreased to a level round 1 pg (i) TEQ/g of fat. These values are in the same order of magnitude as the back ground level of 0.3-0.4 pg (i) TEQ/g of fat found for consumers milk in the second quarter of 2000. It can be concluded that the measures taken by the metal reclamation plant, imposed by the Belgian government, presumably have led to decreasing dioxin levels in locally produced cow's milk. Therefore, in August 2000, the monitoring program in Zeeuws Vlaanderen was discontinued.In 1996/1997 is door de Belgische overheid aangetoond dat de dioxine-gehalten in koemelk, uit de omgeving van een metaalsmelterij te Zelzate, de Belgische norm van 5 pg (i) TEQ/g melkvet overschreden. Tevens werd in die periode aangetoond dat de dioxine-emissie van de betreffende metaalsmelterij verhoogd was. Berekeningen met het ketenmodel sloten een overschrijding van de Nederlandse warenwetnorm van 6 pg (i) TEQ/g melkvet aan de Nederlandse zijde van de grens niet uit. Daarom is besloten koemelk van twee geselecteerde melkveebedrijven in de omgeving van Sas van Gent, 5 km ten noord-oosten van de metaalsmelterij, te monitoren op basis van maandgemiddelde monsters. In de periode oktober 1998-juni 2000 zijn dioxinegehalten gemeten in koemelk van deze twee melkveebedrijven. De dioxinegehalten in de monsters liggen allen beneden de warenwetnorm van 6 pg (i)-TEQ/g vet. De dioxinegehalten waren aan het begin van de meetperiode het hoogst; 3.0 +/- 0.2 en 5.1 +/- 0.3 pg (i)-TEQ/g melkvet voor respectievelijk melkveebedrijf SvG-1 en SvG-2. In dezelfde periode, oktober-december 1998, werden, in het kader van een ander deelprojekt (639102-9802), ook gehalten gemeten van maandgemiddelde consumptiemelkmonsters. De monsters zijn samengesteld per regio (Noord, Oost, Zuid en West) van Nederland. De gemeten waarden lagen in deze periode op een achtergrondniveau van 0.5-0.8 pg (i)-TEQ/g vet. Aan het eind van de periode, in juni 2000, zijn de waarden gedaald tot een niveau van rond de 1 pg (i) TEQ/g vet. Deze waarden hebben dezelfde orde van grootte als het achtergrondniveau van 03.-0.4 pg (i) TEQ/g vet in consumptiemelk bemonsterd in het tweede kwartaal van 2000. Geconcludeerd kan worden dat door de genomen maatregelen bij de metaalsmelterij, opgelegd door de Belgische overheid, de dioxineconcentraties in koemelk uit de omgeving waarschijnlijk structureel tot een waarde royaal onder de norm hebben geleid. Per augustus 2000 is dan ook, door de Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken besloten het monitoren van koemelk in de omgeving van Sas van Gent stop te zetten
Evaluation of Supercritical Fluid Extraction (SFE) of PAH in soil samples
Bij SFE werden de PAK onder superkritische condities (verhoogde druk en temperatuur) met CO2 geextraheerd, waarna deze getrapt werden op een vaste fase en vervolgens geelueerd met aceton. Deze methode werd vergeleken met de conventionele aceton extractie en in beperkte mate met een microwave assisted solvent extractie (MASE). De validatie van deze drie methoden is vergeleken en de resultaten wijken onderling niet van elkaar af, dit geldt zowel voor monsters met spike als voor veldmonsters. Deze methoden zijn toegepast op zandgrond-, bosstrooisel- en zeekleimonsters. De gemiddelde recovery van alle PAK per zandgrondmonster verschilden behoorlijk, voor SFE loopt dit uiteen van 65% tot 178% en voor MASE van 46% tot 197%. De overall recovery voor zandgrondmonsters voor beide methoden kwam goed overeen, namelijk 129% voor SFE en 126% voor MASE in vergelijking met de acetonextractie. Voor de andere grondmonsters werden vergelijkbare resultaten gevonden. Om de verschillen voor de individuele PAk en type monsters te verklaren is de invloed van een een aantal parameters nader onderzocht; het watergehalte en het organisch stofgehalte. Beide leken een invloed te hebben op de extractie efficientie van SFE, maar deze invloed was niet in alle gevallen eenduidig. Ook de structuur van de matrix speelde mogelijk een belangrijke rol.PAH were extracted using supercritical CO2 (high pressure and temperature), afterwhich components were trapped on a solid trap and eluted with acetone. The method was compared with the conventional acetone extraction and, less thoroughly, with Microwave Assisted Solvent Extraction (MASE). Comparing the validation of the three methods showed no differences for either spiked and field samples. The methods were applied to sandy soil, woodland soil and marine clay samples. The average recovery for sandy soil samples in comparison with acetone extraction varied for SFE between 65% and 178% and for MASE between 46% and 197%. The overall recoveries for SFE and MASE were comparable (129% and 126%, respectively). Comparable results were found for the other soil matrices. The water and organic matter content were investigated to explain these differences in recovery. Both parameters seemed to have an influence on the extraction efficiency of SFE, but the effects of the parameters were not always clear. The structure of the matrix may also have played an important role during extraction.RIV
[Monitoring of dioxins in cow's milk in areas of risk. Part XI.]
Abstract niet beschikbaarThis report presents the results of the monitoring of dioxins in cow's milk from selected dairy farms. These dairy farms are located near the municipal waste incinerator (MWI) of Rotterdam (the Lickebaert area), the Netherlands. Levels are expressed in picograms 2,3,7,8-TCDD toxicity equivalents (TEQ) per gram of milk fat, calculated on the basis of international toxicity equivalence factors (I-TEF) of individual congeners. Now, the levels in cow's milk of the months January to March are known. In this report the dioxin levels in the Lickebaert area are presented for the months February 1990 to March 1993. The increase of the dioxin levels observed in the preceding period from July on, has apparently reached a maximum in September 1992 at a level of 8.9-13.3 pg TEQ/g of fat. The levels of the following months show a slight decrease. In the months October to December 1992 the dioxin levels in the milk samples ranged between 6.7 and 10.9 pg TEQ/g of fat. In the months January to March 1993 the levels ranged between 6.4 and 10.0 pg TEQ/g of fat and are comparable to the levels of the months October to December 1992. These levels still exceed the Dutch legislationlevel for dioxins in cow's milk.HIG
[Monitoring of dioxins in cow's milk in areas of risk. Part XIII.]
Abstract niet beschikbaarSince February 1990, dioxin levels are measured in cow's milk from selected dairy farms in the neighbourhood of dioxin sources like municipal waste incinerators (MWIs) and metal reclamation plants. Levels are expressed in picograms 2,3,7,8-TCDD toxicity equivalents (TEQ) per gram of milk fat, calculated on the basis of international toxicity equivalence factors (I-TEF) of individual congeners. This report presents the results of the measurements in samples of cow's milk from three dairy farms near the MWI of Rotterdam (the Lickebaert area), the Netherlands. These samples were collected in the period of July to September 1993. Dioxin levels ranged between 3.8 +/- 0.2 and 6.2 +/- 0.3 pg TEQ/g of fat. The decline as observed in the period April to June 1993 proceeds less clearly and seems to stabilize at a level between 4.6 +/- 0.2 and 5.1 +/- 0.3 pg TEQ/g of fat in September 1993, just below the Dutch legislation level for dioxins in cow's milk (6 pg TEQ/g of fat).HIG
[Monitoring of dioxins in cow's milk in areas of risk. Part X.]
Abstract niet beschikbaarThis report presents the results of the monitoring of dioxins in cow's milk from selected dairy farms. These dairy farms are located near the municipal waste incinerator (MWI) of Rotterdam (the Lickebaert area), the Netherlands. Levels are expressed in picograms 2,3,7,8-TCDD toxicity equivalents (TEQ) per gram of milk fat, calculated on the basis of international toxicity equivalence factors (I-TEF) of individual congeners. In this report the monthly course of the dioxin levels in the Lickebaert area is presented for the months October to December 1992. In the Lickebaert area, dioxin levels continued to fluctuate significantly. The increase of the dioxin levels observed in the preceding period from July on, has apparently reached a maximum in September 1992 at a level of 8.9-13.3 pg TEQ/G of fat. However, the dioxin levels in the milk samples from the months October to December 1992 ranged between 6.7 and 10.9 pg TEQ/g of fat and therefore still exceed the Dutch legislation level for dioxins in cow's milk.HIG
Field analysis of Polycyclic Aromatic Hydrocarbons in air particulate matter
Het RIVM heeft een methode ontwikkeld om bij milieurampen snel te kunnen meten hoeveel polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) er in de lucht aanwezig zijn. PAK kunnen in bepaalde concentraties schadelijk zijn voor de gezondheid. Ze kunnen bij een brand gevormd worden en vrijkomen. De methode maakt het mogelijk om de concentratie PAK in de lucht op locatie te meten en te rapporteren. Daardoor is binnen drie kwartier bekend of er gevaar is voor mens en milieu. Op deze manier kunnen lokale overheden die bij calamiteiten bij de hulpverlening zijn betrokken snel van informatie worden voorzien. Voorheen nam een dergelijke analyse enkele dagen in beslag.The National Institute of Health and Environment has developed a new method for the determination of the concentration of polycyclic aromatic hydrocarbon (PAH) in air. The method is suitable for fast measurements on site during environmental incidents. PAH, from which some components are carcinogenic, are hazardous in the air when they exceed human health limiting values. These organic components are formed and released from fires. The method is applicable for the measurement of the air concentration of particulate bounded PAH on the spot. The measurement results are reported within one hour to evaluate the risk of exposure for human and environment. The RIVM is capable to inform the local authorities on the spot of the environmental incident, whereas it took several days in the past.RIV
Field analysis of aldehydes in air
Het RIVM heeft een methode ontwikkeld om bij milieurampen snel te kunnen meten hoeveel aldehyden er in de lucht aanwezig zijn. Aldehyden zijn stoffen die in bepaalde concentraties schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Ze kunnen bij een brand gevormd worden en vrijkomen. De vorming en verspreiding van aldehyden kan ook ontstaan bij ongelukken met bepaalde chemicalien. Te denken valt aan ongelukken bij het transport van gevaarlijke stoffen, bij opslagplaatsen met chemische stoffen of bij werkzaamheden in chemische laboratoria. Een bekende en voor mensen schadelijke aldehyde is formaldehyde. De methode maakt het mogelijk om op locatie de concentratie aldehyden in de lucht te meten en te rapporteren. Daardoor is binnen drie kwartier bekend of er gevaar is voor mens en milieu. Op deze manier kunnen lokale overheden die bij calamiteiten bij de hulpverlening zijn betrokken snel van informatie worden voorzien. Voorheen nam een dergelijke analyse enkele dagen in beslag.The National Institute of Health and Environment has developed a new method for the determination of the concentration of aldehydes in air. The method is suitable for fast measurements on site during environmental incidents. Aldehydes, from which some components are gaseous, are hazardous in the air when they exceed human health limiting values. Aldehydes can be released from fires or accidents with chemicals. These organic substances are sometimes emitted from products such as chipboards (formaldehyde). The method is applicable for the measurement of the air concentration of aldehydes on the spot. The measurement results are reported within one hour to evaluate the risk of exposure for human and environment. The RIVM is capable to inform the local authorities on the spot of the environmental incident, whereas it took several days in the past.RIV
Monitoring of dioxins in cow's milk in areas of risk. Part XV
Gehalten van dioxinen in koemelk van melkveebedrijven in de omgeving van dioxinebronnen, zoals afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) en kabelbranderijen, worden sinds februari 1990 maandelijks gemeten. De gehalten worden uitgedrukt in picogrammen 2,3,7,8-TCDD toxiciteitsequivalenten (TEQ) per gram melkvet en berekend op basis van de internationale toxiciteitsequivalentie factoren (I-TEF). Dit rapport presenteert de resultaten van de metingen van dioxine in koemelk afkomstig van drie melkveebedrijven uit de omgeving van de AVR in Rotterdam (het Lickebaertgebied) voor de maanden januari t/m april 1994. De dioxinegehalten hebben een maximum bereikt in oktober 1993. Na een afname van de dioxinegehalten in de maanden november en december 1993 tot een niveau van 6.1 +/- 0.3 tot 9.2 +/- 0.9 pg TEQ/g vet, lijken de gehalten in de maanden januari t/m april 1994 zich te stabiliseren op een niveau van 5.5 +/- 0.3 tot 8.1 +/- 0.4 pg TEQ/g vet. Zij overschrijden hiermee nog steeds, op een uitzondering na, de Nederlandse warenwetnorm voor dioxinen in koemelk van 6 pg TEQ/g vet. Het tijdverloop van de dioxinegehalten in de maanden januari t/m april komt overeen met het tijdsverloop in voorgaande jaren.Since February 1990, dioxin levels are measured, on a regular basis, in cow's milk of dairy farms in the neighbourhood of dioxin sources such as municipal waste incinerators (MWIs) and metal reclamation plants. Levels are expressed in picograms 2,3,7,8-TCDD toxicity equivalents (TEQ) per gram of milk fat, calculated on the basis of international toxicity equivalence factors (I-TEF) for individual congeners. This report presents the results of the measurements in cow's milk of three dairy farms near the MWI of Rotterdam (Lickebaert area), the Netherlands, for the months January to April 1994. The dioxin levels reached a maximum in October 1993. After the decrease of the dioxin levels in the months November and December 1993 to a level between 6.1 +/- 0.3 and 9.2 +/- 0.9 pg TEQ/g of fat, these seem to stabilize between 5.5 +/- 0.3 and 8.1 +/- 0.4 pg TEQ/g of fat in the months January to April 1994. Except for one case, the levels still exceed the Dutch legislation level of 6 pg TEQ/g of fat. The time course of the levels from January to April 1994 parallel those observed in the preceding years.HIG
Monitoring of dioxins in cow's milk in areas of risk. Part XIV
Gehalten van dioxinen in koemelk van melkveebedrijven in de omgeving van dioxinebronnen, zoals afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) en kabelbranderijen, worden sinds februari 1990 gemeten. De gehalten worden uitgedrukt in picogrammen 2,3,7,8-TCDD toxiciteitsequivalenten (TEQ) per gram melkvet en berekend op basis van de internationale toxiciteitsequivalentie factoren (I-TEF). Dit rapport presenteert de resultaten van de metingen van dioxine in koemelk afkomstig van drie melkveebedrijven uit de omgeving van de AVR in Rotterdam (het Lickebaertgebied) voor de maanden oktober t/m december 1993. Na stabilisatie van de dioxinegehalten op een niveau van 4.6 +/- 0.2 tot 5.1 +/- 0.3 pg TEQ/g vet in september 1993, stijgen de gehalten in oktober 1993 tot een niveau van 6.2 +/- 0.3 tot 13.2 +/- 0.7 pg TEQ/g vet. In november en december nemen de gehalten af, maar blijven niettemin boven de Nederlandse warenwetnorm voor dioxinen in koemelk (6 pg TEQ/g vet). Het tijdverloop van de dioxinegehalten in 1993 komt overeen met het verloop in de voorgaande jaren.Since February 1990, dioxin levels are measured in cow's milk of dairy farms in the neighbourhood of dioxin sources such as municipal waste incinerators (MWIs) and metal reclamation plants. Level are expressed in picograms 2,3,7,8-TCDD toxicity equivalents (TEQ) per gram of milk fat, calculated on the basis of international toxicity equivalence factors (I-TEF) for individual congeners. This report presents the results of the measurements in cow's milk of three dairy farms near the MWI of Rotterdam (Lickebaert area), the Netherlands, for the months October to December 1993. After stabilization of the levels between 4.6 +/- 0.2 and 5.1 +/- 0.3 pg TEQ/g of fat in September 1993, an increase is observed to a level between 6.2 +/- 0.3 and 13.2 +/- 0.7 pg TEQ/g of fat in October 1993. In November and December, levels tend to decline, but were still above the Dutch legislation level of 6 pg TEQ/g of fat. The time course of the levels in 1993 seems to parallel those observed in the preceding years.HIG
Monitoring of dioxins in cow's milk in areas of risk. Part XVI
Gehalten van dioxinen in koemelk van melkveebedrijven in de omgeving van dioxinebronnen, zoals afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) en kabelbranderijen, worden sinds februari 1990 maandelijks gemeten. De gehalten worden uitgedrukt in picogrammen 2,3,7,8-TCDD toxiciteitsequivalenten (TEQ) per gram melkvet en berekend op basis van de internationale toxiciteitsequivalentie factoren (I-TEF). Dit rapport presenteert de resultaten van de metingen van dioxine in koemelk afkomstig van drie melkveebedrijven uit de omgeving van de AVR in Rotterdam (het Lickebaertgebied) voor de maanden mei t/m september 1994. In de periode januari t/m april 1994 varieerden de dioxinegehalten tussen 5.5 +/- 0.3 en 8.1 +/- 0.4 pg TEQ/g vet. De gehalten nemen af tot een niveau van 3.8 +/- 0.2 en 4.6 +/- 0.2 pg TEQ/g vet in juni, respectievelijk tot een niveau van 2.2 +/- 0.1 tot 3.8 +/- 0.2 pg TEQ/g vet in juli t/m september 1994. Alle gehalten in de periode juni t/m september 1994 liggen onder de Nederlandse warenwetnorm voor dioxinen in koemelk van 6 pg TEQ/g vet. Zoals is gebleken uit de rapportages van dit monitorprogramma, hebben de dioxinegehalten in de koemelk afkomstig uit het Lickebaertgebied, gemeten over de periode februari 1990-september 1994, jaarlijks sterke fluctuaties vertoond met waarden uiteenlopend van 2 tot 14 pg TEQ/g vet. De oorzaken van deze fluctuaties zijn tot nu toe niet opgehelderd. Het verloop van de dioxinegehalten in 1994 vertoont hetzelfde patroon als in voorgaande jaren. De waargenomen daling sinds mei 1994 zet zich echter verder door dan in vergelijking met overeenkomstige perioden in vorige jaren.Since February 1990, dioxin levels are measured, on a regular basis, in cow's milk of dairy farms in the neighbourhood of dioxin sources such as municipal waste incinerators (MWIs) and metal reclamation plants. Levels are expressed in picograms 2,3,7,8-TCDD toxicity equivalents (TEQ) per gram of milk fat, calculated on the basis of international toxicity equivalence factors (I-TEF) for individual congeners. This report presents the results of the measurements in cow's milk of three dairy farms near the MWI of Rotterdam (Lickebaert area), the Netherlands, for the months May to September 1994. In the period January to April 1994, observed dioxin levels ranged between 5.5 +/- 0.3 and 8.1 +/- 0.4 pg TEQ/g of fat. In the period from May to September 1994, dioxin concentrations decrease to a level between 3.8 +/- 0.2 and 4.6 +/- 0.2 pg TEQ/g of fat in June and a level between 2.2 +/- 0.1 and 3.8 +/- 0.2 pg TEQ/g of fat in the months July to September 1994. Since June 1994, all dioxin levels are below the Dutch legislation level of 6 pg TEQ/g of fat. Reported data in the framework of this monitoring programme have been shown that, on a yearly basis, strong fluctuations occur in the concentration of dioxins in samples of cow's milk from the Lickebaert area collected in the period February 1990 to September 1994, with values between 2 and 14 pg TEQ/g of fat. Until now, the cause of these fluctuations have not been elucidated. The course of the dioxin levels in 1994 shows a similar pattern as observed in previous years. The observed decrease, however, results in lower values than in the same periods of preceding years.HIG