1,869 research outputs found
Two-point motional Stark effect diagnostic for Madison Symmetric Torus
A high-precision spectral motional Stark effect (MSE) diagnostic provides internal magnetic field measurements for Madison Symmetric Torus (MST) plasmas. Currently, MST uses two spatial views-on the magnetic axis and on the midminor (off-axis) radius, the latter added recently. A new analysis scheme has been developed to infer both the pitch angle and the magnitude of the magnetic field from MSE spectra. Systematic errors are reduced by using atomic data from atomic data and analysis structure in the fit. Reconstructed current density and safety factor profiles are more strongly and globally constrained with the addition of the off-axis radius measurement than with the on-axis one only
Nonmonotonic Trust Management for P2P Applications
Community decisions about access control in virtual communities are
non-monotonic in nature. This means that they cannot be expressed in current,
monotonic trust management languages such as the family of Role Based Trust
Management languages (RT). To solve this problem we propose RT-, which adds a
restricted form of negation to the standard RT language, thus admitting a
controlled form of non-monotonicity. The semantics of RT- is discussed and
presented in terms of the well-founded semantics for Logic Programs. Finally we
discuss how chain discovery can be accomplished for RT-.Comment: This paper appears in the proceedings of the 1st International
Workshop on Security and Trust Management (STM 2005). To appear in ENTC
Behandeling van proximale humerusfracturen bij volwassenen
Samenvatting.
Achtergrond: Fracturen van de proximale humerus zijn veel voorkomende letsels. De behandeling van deze fracturen, inclusief chirurgische interventies, varieert sterk.
Doel: In kaart brengen van bewijs voor verschillende therapeutische interventies en revalidatie voor fracturen van de proximale humerus.
Zoekstrategie: Onderzocht werden the Cochrane Bone, Joint and Muscle Trauma Group Specialized Register, the Cochrane Central Register of Controlled Trails, MEDLINE, EMBASE en andere registers en bibliografische weergave van rapporten van trials. Deze zoekactie werd in maart 2010 beëindigd.
Selectie: Alle Randomised Controlled Trials (RCT’s) die betrekking hebben op de behandeling van de fracturen van de proximale humerus bij volwassenen werden geselecteerd.
Dataverzameling en analyse: Twee personen verrichtten onafhankelijk van elkaar de studieselectie, risicoinventarisatie op bias en dataverzameling. Door de heterogeniteit van de trials bleken de gegevens niet geschikt te zijn voor een meta-analyse.
Resultaten: Zestien kleine gerandomiseerde trials met 801 patiënten werden geïncludeerd. Het was niet mogelijk om de bias in deze studies uit te sluiten.
Acht onderzoeken evalueerden conservatieve therapie. In één studie blijkt een armsling in het algemeen meer comfortabel dan de minder gebruikte lichaamsfixatie/bandage van de arm. Er was enig bewijs dat vroege fysiotherapeutische behandeling, in vergelijking met fysiotherapie starten na drie weken van immobilisatie, resulteert in minder pijn en mogelijk een beter herstel bij patiënten met een niet gedisloceerde of een stabiele fractuur. Vergelijkbaar was er bewijs voor vermindering van pijn op korte termijn zonder negatieve gevolgen voor een resultaat op langere termijn in geval van een vroege mobilisatie in de eerste week in vergelijking met de mobilisatie na drie weken.
Twee onderzoeken leverden enig bewijs voor een in het algemeen redelijk resultaat bij patiënten die, zonder medische supervisie maar wel met een adequate instructie voor een fysiotherapeutisch programma behandeld werden.
Operatieve interventie verbeterde het herstel van de anatomie van de fractuurfragmenten in twee onderzoeken maar dit leidde tot meer complicaties in een van deze onderzoeken en resulteerde niet in een verbetering van de schouderfunctie.
De voorlopige gegevens uit een ander onderzoek leverden geen significant verschil in complicaties, kwaliteit van het leven en kosten tussen plaatosteosynthesen conservatieve therapie. In één onderzoek leidde een hemiarthroplastiek tot een betere functie op korte termijn met minder pijn en invaliditeit in vergelijking met conservatieve behandeling van ernstige letsels.
Een tension band fixatie bij ernstige letsels ging gepaard met een hoog reoperatie aantal in vergelijking met een hemiarthroplastiek in één studie. In één ander onderzoek werden betere functionele resultaten voor één type hemiarthroplastiek gevonden.
Slechts zeer beperkt bewijs suggereerde vergelijkbare resultaten van vroege versus uitgestelde schoudermobilisatie na hetzij een operatieve fractuurfixatie (één onderzoek) of een hemiarthroplastiek (één onderzoek).
Conclusie van de auteurs: Er is onvoldoende bewijs voor adequate informatie over de behandeling van proximale humerusfracturen bij volwassenen. Vroege fysiotherapie, zonder immobilisatie, lijkt adequaat voor de behandeling van sommige niet gedisloceerde fracturen. Het is onduidelijk of de operatieve therapie, zelfs voor specifieke fractuurtypen, zal leiden tot een consistent beter lange termijn resultaat
Strong Quasiparticle Trapping In A 6x6 Array Of Vanadium-Aluminum Superconducting Tunnel Junctions
A 6x6 array of symmetrical V/Al/AlOx/Al/V Superconducting Tunnel Junctions
(STJs) was fabricated. The base electrode is a high quality epitaxial film with
a residual resistance ratio (RRR) of ~30. The top film is polycrystalline with
an RRR of ~10. The leakage currents of the 25x25 mm^2 junctions are of the
order of 0.5 pA/mm^2 at a bias voltage of 100 mV, which corresponds to a
dynamical resistance of ~ 3 10^5 ohms. When the array was illuminated by 6 keV
X-ray photons from a 55Fe radioactive source the single photon charge output
was found to be low and strongly dependent on the temperature of the devices.
This temperature dependence at X-ray energies can be explained by the existence
of a very large number of quasiparticle (QP) traps in the Vanadium. QPs are
confined in these traps, having a lower energy gap than the surrounding
material, and are therefore not available for tunneling. The number of traps
can be derived from the energy dependence of the responsivity of the devices
(charge output per electron volt of photon input energy).Comment: 4 pages. presented at Low Temperature Detectors-
Improved V II log() Values, Hyperfine Structure Constants, and Abundance Determinations in the Photospheres of the Sun and Metal-poor Star HD 84937
New experimental absolute atomic transition probabilities are reported for
203 lines of V II. Branching fractions are measured from spectra recorded using
a Fourier transform spectrometer and an echelle spectrometer. The branching
fractions are normalized with radiative lifetime measurements to determine the
new transition probabilities. Generally good agreement is found between this
work and previously reported V II transition probabilities. Use of two
spectrometers, independent radiometric calibration methods, and independent
data analysis routines enables a reduction in systematic uncertainties, in
particular those due to optical depth errors. In addition, new hyperfine
structure constants are measured for selected levels by least squares fitting
line profiles in the FTS spectra. The new V II data are applied to high
resolution visible and UV spectra of the Sun and metal-poor star HD 84937 to
determine new, more accurate V abundances. Lines covering a range of wavelength
and excitation potential are used to search for non-LTE effects. Very good
agreement is found between our new solar photospheric V abundance, log
{\epsilon}(V) = 3.95 from 15 V II lines, and the solar-system meteoritic value.
In HD 84937, we derive [V/H] = -2.08 from 68 lines, leading to a value of
[V/Fe] = 0.24.Comment: 32 pages, 7 tables (3 machine-readable), 8 figures; accepted for
publication in ApJ
Fading of the Transient Anomalous X-ray Pulsar XTE J1810-197
Three observations of the 5.54 s Transient Anomalous X-ray Pulsar XTE
J1810-197 obtained over 6 months with the Newton X-Ray Multi-Mirror Mission
(XMM-Newton) are used to study its spectrum and pulsed light curve as the
source fades from outburst. The decay is consistent with an exponential of time
constant 300 days, but not a power law as predicted in some models of sudden
deep crustal heating events. All spectra are well fitted by a blackbody plus a
steep power law, a problematic model that is commonly fitted to anomalous X-ray
pulsars (AXPs). A two-temperature blackbody fit is also acceptable, and better
motivated physically in view of the faint optical/IR fluxes, the X-ray pulse
shapes that weakly depend on energy in XTE J1810-197, and the inferred emitting
areas that are less than or equal to the surface area of a neutron star. The
fitted temperatures remained the same while the flux declined by 46%, which can
be interpreted as a decrease in area of the emitting regions. The pulsar
continues to spin down, albeit at a reduced rate of (5.1+/-1.6)x10^{-12} s
s^{-1}. The inferred characteristic age Tau_c = P/2Pdot ~17,000 yr, magnetic
field strength B_s ~1.7x10^{14} G, and outburst properties are consistent with
both the outburst and quiescent X-ray luminosities being powered by magnetic
field decay, i.e., XTE J1810-197 is a magnetar.Comment: 10 pages, 5 figures, accepted by Ap.
- …