Effecten bodem- en structuurverbeteraars : onderzoek op klei-, zand- en dal grond 2010

Om de bodemstructuur te verbeteren worden door industrie en handel zogeheten bodemverbeteraars en kalkmeststoffen aangeboden. Er is een grote variatie in type producten, de wijze waarop ze werken en de mate waarin ze een directe dan wel indirecte invloed op de bodemvruchtbaarheid hebben. Om de invloed van bodemverbeteraars op verschillende grondsoorten te toetsen zijn proeven aangelegd op drie kleilocaties, één dalgrond- en één zandlocatie. In 2010 is de uit gangssituatie van de bodem in de diverse testlocaties bepaald (nulmeting). Er waren in 2010 geen of nauwelijks betrouwbare verschillen in opbrengst tussen de div erse behandelingen. Per locatie lijken er wel verschillen in effecten te zijn van bodemverbeteraars. Het onderzoek van de komende jaren zal moet en uitwijzen of er significante verschillen zijn tussen bodemverbeteraars en of bodemverbeteraars significante toegevoegde waarde hebben voor het verbeteren van de bodemstructuur

Effecten bodem- en structuurverbeteraars : onderzoek op klei-, zand- en dalgrond 2011

Onderzoek op klei-, zand- en dalgrond 201

Validity of the Patient Experiences and Satisfaction with Medications (PESaM) Questionnaire

Background: This study assessed the validity and reliability of the generic module of the recently developed Patient Experiences and Satisfaction with Medications (PESaM) questionnaire in a sample of patients in the Netherlands. Methods: The generic module of the PESaM questionnaire consists of 18 items related to the domains effectiveness, side effects and ease of use of medications. It assesses patients’ experiences regarding the impact of the medication on daily life, health and satisfaction. In 2017, the PESaM questionnaire was sent out to idiopathic pulmonary fibrosis patients using pirfenidone or nintedanib, atypical haemolytic uraemic syndrome patients receiving eculizumab and patients using tacrolimus after kidney transplantation. Mean scores for each domain were calculated applying a scoring algorithm. Construct validity and reliability were assessed using recommended methods. Results: 188 participants completed the generic module, of whom 48% used pirfenidone, 36% nintedanib, 11% tacrolimus and 5% eculizumab. The generic module has good structural properties. Internal consistency values of the domains were satisfactory (i.e. Cronbach’s coefficient alpha above 0.7). Confirmatory factor analysis provided further evidence for construct validity, with good convergent and discriminant validity. The PESaM questionnaire also showed different scores for patients using different medications, in line with expectations, and was therefore able to differentiate between patient groups. Test–retest reliability of the items and domains were rated as moderate to fair (i.e. intraclass coefficients ranged between 0.18 and 0.76). Conclusions: The PESaM questionnaire is a unique patient-reported outcome measure evaluating patient experiences and satisfaction with medications. It has been developed in conjunction with patients, ensuring coverage of domains and issues relevant from the patient’s perspective. This study has shown promising validity of the generic module of the PESaM questionnaire. Further research is recommended to assess reliability in greater detail as well as the responsiveness of the measure. Trial registration: The study

Bio-slurry as fertilizer : is bio-slurry from household digesters a better fertilizer than manure? : a literature review

In many developing countries manure is anaerobically digested to produce biogas. The residue of manure digestion, bio-slurry, can be used as fertilizer for crop production and aquaculture. This study compared bio-slurry and manure as fertilizers. Nutrients in bio-slurry, especially nitrogen, are more readily available then in manure, leading to a larger short term fertilisation effect. However, risks for N losses through volatilisation and leaching are large for bio-slurry than for manure during storage, handling and application. Unfortunately, most studies that compared bio-slurry and manure exhibited methodological shortcomings that hamper an adequate comparison

Effecten bodem- en structuurverbeteraars; onderzoek op kleigrond 2010-2014

In de praktijk lopen telers steeds vaker tegen problemen aan van een slechte bodemkwaliteit. Intensieve bouwplannen, steeds zwaardere mechanisatie, uitloging (Ca-uitspoeling), piekneerslagen en de schaalvergroting in de landbouw leiden tot vermindering van de fysische bodemvruchtbaarheid en de structuur van de bodem. Om de bodemstructuur te verbeteren, worden door industrie en handel zogeheten bodemverbeteraars en kalkmeststoffen aangeboden. Er is een grote variatie in type producten, de wijze waarop ze werken en de mate waarin ze een directe dan wel indirecte invloed op de bodemvruchtbaarheid hebben. Objectieve informatie over het effect van de aanbevolen producten op gewasopbrengsten en fysische, chemische en biologische bodemvruchtbaarheid ontbreekt. Uit eerdere proeven blijkt dat de effecten binnen 1 of 2 groeiseizoenen vaak afwezig zijn. Veel fabrikanten geven aan dat pas op langere termijn effecten te verwachten zijn

Effecten bodem- en structuurverbeteraars : onderzoek op klei-, zand- en dalgrond 2011

Onderzoek op klei-, zand- en dalgrond 201

Effecten bodem- en structuurverbeteraars : onderzoek op klei-, zand- en dal grond 2010

Om de bodemstructuur te verbeteren worden door industrie en handel zogeheten bodemverbeteraars en kalkmeststoffen aangeboden. Er is een grote variatie in type producten, de wijze waarop ze werken en de mate waarin ze een directe dan wel indirecte invloed op de bodemvruchtbaarheid hebben. Om de invloed van bodemverbeteraars op verschillende grondsoorten te toetsen zijn proeven aangelegd op drie kleilocaties, één dalgrond- en één zandlocatie. In 2010 is de uit gangssituatie van de bodem in de diverse testlocaties bepaald (nulmeting). Er waren in 2010 geen of nauwelijks betrouwbare verschillen in opbrengst tussen de div erse behandelingen. Per locatie lijken er wel verschillen in effecten te zijn van bodemverbeteraars. Het onderzoek van de komende jaren zal moet en uitwijzen of er significante verschillen zijn tussen bodemverbeteraars en of bodemverbeteraars significante toegevoegde waarde hebben voor het verbeteren van de bodemstructuur