9 research outputs found

    Living with dams

    Get PDF
    Dams have proven their usefulness in preventing and mitigating floods, and water scarcity and generating electricity. They are indispensable in present society. But at the same time, they cause serious ecological, social and economical problems. Consequently we have to live with a dams dilemma, but how? Dams are changing (natural) rivers. In the decision making process the qualities and values of (natural) rivers are structurally underestimated.. These are identified. It is not the dam but the river ecosystem that has to fulfil so many wishes at the same time. Therefore it is the watersystem (on the scale of a riverbasin), and not the dam that has to be focussed on. The dam is only an instrument for management. By constructing a dam, essential environmental boundary conditions are changed. These changes cause negative effects but in the mean time they are challenging because they offer new opportunities. Pre-condition is a holistic systemic approach relying on an integrated water resource management, instead of the current fragmentation in managing water. Growing ecological knowledge and practical application (eco-pragmatism) will therefore play an increasing important role in watermanagement. Directed ecosystem development of watersystem will become within reach. The aims for (water) management of rivers are summarised. The universal principles in watermanagement are identified and applied.. Alternatives are put forward. Finally some recommendations are formulated

    Eco-pragmatisme: Omgaan met rivieren, delta’s, kust en zee in de 21e eeuw

    Get PDF
    Een terugbik op de geschiedenis van het waterbeheer laat zien, dat de mensheid altijd grote fouten heeft gemaakt in de omgang met water. En veel van de fouten worden ook nu nog gemaakt. Door onvoldoende rekening te houden met ecologische natuurwetten loopt de mensheid het risico in de volgende eeuw geconfronteerd te worden met overstromingen en droogtes, water- en voedseltekorten en uit de hand lopende conflicten over water. Daarbij kunnen aantallen slachtoffers vallen die het voorstellingsvermogen te boven gaan. Om het tij te keren is een fundamenteel andere omgang met water nodig. We moeten onze watersystemen niet langer beschouwen als last of als goedkoop produktiemiddel, maar veel meer als ‘eco-fabrieken’ waar producten en diensten worden geproduceerd waar de maatschappij behoefte aan heeft. Daarbij moeten we de uitgestoken hand van Moeder Natuur niet langer afwijzen, maar juist dankbaar aanvaarden. Dus geen strijd tegen het water, maar meekoppelen met de natuur. De waterbeheerders van de volgende eeuw zullen pragmatisch moeten omgaan met ecologische natuurwetten, en gebruik maken van de stuurbare mogelijkheden die ecosystemen bieden. Dit keer gaat het niet over mogen en moeten, maar over durven en doen

    Dorstige aarde. Het probleem van de 21ste eeuw; groeiend en explosief.

    Get PDF
    In dit artikel wordt vanuit een mondiaal perspectief ingegaan op de problematische situatie rond de beschikbaarheid van zoetwater, nu en in de komende 100 jaar, en de dreigingen die daarvan uitgaan voor het functioneren van ecosystemen, sociaal-economische ontwikkeling, en maatschappelijk-politieke stabiliteit. Zoetwater op aarde blijkt een in toenemende mate schaarse en onvervangbare grondstof te zijn, en van nature ongelijk verdeeld. Menselijk ingrijpen in grote riviersystemen (dammen, stuwen) en sectorale en lokale afwegingsmechanismen hebben deze ongelijkheid verder vergroot. De auteurs illustreren dit met voorbeelden van de Amazone, de Eufraat en de Tigris, de Aralzee en het Rijnstroomgebied. Een explosieve toename van de wereldbevolking en een sterke urbanisatie zullen de problemen verder verscherpen. Het nieuwe fenomeen van "eco-vluchtelingen" 'wordt beschreven. De auteurs verwachten dat, zonder een integrale stroomgebiedsbenadering, de olie-crississen van deze eeuw zullen verbleken bij de water-crisissen in de 21ste eeuw. Voor Nederland komen de auteurs tot de conclusie, dat Nederland voor zijn zoetwater voorziening vrijwel volledig afhankelijk is van het buitenland en zich daarmee in een uiterst kwetsbare positie bevindt

    Landschapsoecologisch onderzoek: Slikken van Flakkee

    No full text
    Door de afsluiting van het Brouwershavense Gat in 1971 ontstond het Grevelingen Meer; een zout binnenmeer van ca. 14.000 ha, waarvan ca. 3.000 ha drooggevallen zandplaten, slikken en schorren. Het gebied waarover deze interim nota handelt, wordt gevormd door de buitendijkse gronden direct grenzend aan Goeree-Overflakkee, bekend als de Slikken van Flakkee. Dit gebied bestaat uit 1.400 ha drooggevallen slikken en zandplaten en ca. 300 ha voormalige schorren of kwelders. In dit gebied wordt een landschapsoecologisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de eerste resultaten in deze interim nota zijn samengevat. Bij deze interim nota horen een zevental deelrapporten. Deelrapport 3 (Vegetatie), Deelrapport 5 (Microklimaat) en Deelrapport 6 (Loopkevers) zijn beschikbaar hier op de Hydro Repository. Bij het landschapsoecologisch onderzoek staat centraal het behouden en vergroten van de variatie in de ruimte en soms ook van de variatie in de tijd. Overzicht van de hoog te waarderen algemene kenmerken van het gebied: 1. Het gebied als geheel kenmerkt zich door zijn grootschaligheid, met naar verwachting een toenemende kleinschalige diversiteit. In ons land is dit van bijzondere betekenis. Zowel natuurwetenschappelijk als recreatief zijn er ruime mogelijkheden voor een gedifferentieerde ontwikkeling. 2. Van grote waarde zijn de geomorfologische opbouw, de reeds geconstateerde en verder te verwachten verschillen in hydrologie en zouthuishouding en de verschillen in uitgangssituatie voor wat betreft bodem en vegetatie. Er is een duidelijk onderscheid tussen de voormalige schorren en slikken, waarbij juist het overgangsgebied tussen beide een ruime variatie vertoont en daarom van grote waarde is. Dwars op deze overlangse zônering lopen de verschillende krekensystemen welke als natuur-historisch gegeven van betekenis zijn, omdat hieruit de invloed van de vroegere eb- en vloedwerking is af te lezen. 3. In de ondergrond zijn op sommige plaatsen slecht doorlatende klei- en veenlagen aanwezig, terwijl deze op andere plaatsen zijn verdwenen en opgevuld met goed waterdoorlatend materiaal. Dit heeft met verschillen in hoogte en bodemsamenstelling een grote invloed op de water- en zouthuishouding van de diverse plaatsen. 4. Het feit dat grote delen van de voormalige slikken nog af en toe overspoeld worden met zout water is van niet geringe betekenis. Hierdoor ontstaan namelijk interessante gradiënten in dynamiek, blijven grote delen nog lange tijd een open karakter behouden en zullen zowel botanisch als ornithologisch (zoölogisch) zeer waardevolle gebieden kunnen ontstaan. Dit geldt te meer omdat bovendien andere gradiënten, bijvoorbeeld op de grens tussen laag en hoog slik, kunnen voorkomen. 5. Het gebied wordt door de Roxenissepolder en het zanddepot min of meer in tweeën gedeeld. Wat daarbij opvalt is dat het noordelijk en zuidelijk deel naast overeenkomsten ook duidelijke verschillen vertonen. Het noordelijk schor had voor de afsluiting sterk het karakter van een aangroeiend schor. Het heeft daardoor fijnmazige structuren en er lopen geen grote geulen (prielen) door het slik heen. Het zuidelijk schor is duidelijk ouder en had voor de afsluiting een afslagrand. Een deel van de zuidelijke slikken is hoger dan de overige slikken en er zijn grote geulen (prielen) en inhammen aanwezig. 6. Ornithologisch wordt een zeer grote waarde toegekend aan de ondiepe vooroever, waarbij het gebied voor het zanddepot en de uiterste zuidpunt van de slikken de belangrijkste gebieden zijn. Recreatief oefent vooral de steile over van het hoge deel van de slikken een grote aantrekkingskracht uit. Voor de ontwikkeling van het gebied dient de weg der voorzichtigheid en geleidelijkheid te worden gekozen. Dit om de integratie van de mens in de natuur harmonisch te doen plaatsvinden, de actuele en potentiële waarde van het gebied te waarborgen en de natuurrecreatie optimaal te laten zijn. Een voortdurende dialoog tussen de inrichter enerzijds en de onderzoeker anderzijds is van het allegrootste belang om de wenselijkheden en de mogelijkheden op de juiste momenten te integreren

    References

    No full text
    corecore