79 research outputs found
Macroscopic Coherent Rectification in Andreev Interferometers
We investigate nonlinear transport through quantum coherent metallic
conductors contacted to superconducting components. We find that in certain
geometries, the presence of superconductivity generates a large, finite-average
rectification effect. Specializing to Andreev interferometers, we show that the
direction and magnitude of rectification can be controlled by a magnetic flux
tuning the superconducting phase difference at two contacts. In particular,
this results in the breakdown of an Onsager reciprocity relation at finite
bias. The rectification current is macroscopic in that it scales with the
linear conductance, and we find that it exceeds 5% of the linear current at
sub-gap biases of few tens of \mu eV's.Comment: 5 pages, 3 figure
Zoetwatervoorziening in Nederland : landelijke analyse knelpunten in de 21e eeuw
Deze knelpuntenanalyse is een eerste stap in een verkenning van de zoetwaterproblematiek. Doel van de landelijke knelpuntenanalyse is om vast te stellen waar de toekomstige watervraag groter is dan de waterbeschikbaarheid, hetzij qua hoeveelheid, hetzij qua kwaliteit. Daartoe is de watervraag van diverse gebruikers in beeld gebracht, evenals de waterbeschikbaarheid, nu en in de toekomst. Voor het verkennen van de toekomst is gebruik gemaakt van deltascenario's
Adult reversal of cognitive phenotypes in neurodevelopmental disorders
Recent findings in mice suggest that it is possible to reverse certain neurodevelopmental disorders in adults. Changes in development, previously thought to be irreparable in adults, were believed to underlie the neurological and psychiatric phenotypes of a range of common mental health problems with a clear developmental component. As a consequence, most researchers have focused their efforts on understanding the molecular and cellular processes that alter development with the hope that early intervention could prevent the emergent pathology. Unexpectedly, several different animal model studies published recently, including animal models of autism, suggest that it may be possible to reverse neurodevelopmental disorders in adults: Addressing the underlying molecular and cellular deficits in adults could in several cases dramatically improve the neurocognitive phenotypes in these animal models. The findings reviewed here provide hope to millions of individuals afflicted with a wide range of neurodevelopmental disorders, including autism, since they suggest that it may be possible to treat or even cure them in adults
Psychological Support for Personality (PSP) versus treatment as usual: study protocol for a feasibility randomized controlled trial of a low intensity intervention for people with personality disorder
Background: Previous research has demonstrated the clinical effectiveness of long-term psychological treatment for people with some types of personality disorder. However, the high intensity and cost of these interventions limit their availability. Lower-intensity interventions are increasingly being offered to people with personality disorder, but their clinical and cost effectiveness have not been properly tested in experimental studies. We therefore set out to develop a low intensity intervention for people with personality disorder and to test the feasibility of conducting a randomized controlled trial to compare the clinical effectiveness of this intervention with that of treatment as usual (TAU).
Methods: A two-arm, parallel-group, single-blind, randomized controlled trial of Psychological Support for Personality (PSP) versus TAU for people aged over 18 years, who are using secondary care mental health services and have personality disorder. We will exclude people with co-existing organic or psychotic mental disorders (dementia, bipolar affective disorder, delusional disorder, schizophrenia, schizoaffective disorder, or schizotypal disorder), those with cognitive or language difficulties that would preclude them from providing informed consent or compromise participation in study procedures, and those who are already receiving psychological treatment for personality disorder. Participants will be randomized via a remote system in a ratio of PSP to TAU of 1:1. Randomization will be stratified according to the referring team and gender of the participant. A single follow-up assessment will be conducted by masked researchers 24 weeks after randomization to assess mental health (using the Warwick and Edinburgh Well-Being Schedule), social functioning (using the Work and Social Adjustment Scale), health-related quality of life (EQ-5D-5 L), incidence of suicidal behavior, satisfaction with care (Client Satisfaction Questionnaire), and resource use and costs using a modified version of the Adult Service Use Schedule. In addition to this,
each participant will be asked to complete the patient version of the Clinical Global Impression Scale. Feasibility and acceptability will primarily be judged by study recruitment rate and engagement and retention in treatment. The analysis will focus principally on descriptive data on the rate of recruitment, characteristics of participants, attrition, adherence to therapy, and follow-up. We will explore the distribution of study outcomes to investigate assumptions of normality in order to plan the analysis and sample size of a future definitive trial.
Discussion: Most people with personality disorder do not currently receive evidence-based interventions. While a number of high intensity psychological treatments have been shown to be effective, there is an urgent need to develop effective low intensity approaches to help people unable to use existing treatments. PSP is a low intensity intervention for individuals, which was developed following extensive consultation with users and providers of services for people with personality disorder. This study aims to examine the feasibility of a randomized trial of PSP compared to TAU for people with personality disorder
Disentangling the heterogeneity of autism spectrum disorder through genetic findings
Autism spectrum disorder (ASD) represents a heterogeneous group of disorders, which presents a substantial challenge to diagnosis and treatment. Over the past decade, considerable progress has been made in the identification of genetic risk factors for ASD that define specific mechanisms and pathways underlying the associated behavioural deficits. In this Review, we discuss how some of the latest advances in the genetics of ASD have facilitated parsing of the phenotypic heterogeneity of this disorder. We argue that only through such advances will we begin to define endophenotypes that can benefit from targeted, hypothesis-driven treatments. We review the latest technologies used to identify and characterize the genetics underlying ASD and then consider three themes—single-gene disorders, the gender bias in ASD, and the genetics of neurological comorbidities—that highlight ways in which we can use genetics to define the many phenotypes within the autism spectrum. We also present current clinical guidelines for genetic testing in ASD and their implications for prognosis and treatment
Grondwatereffecten aan de oppervlakte (gebracht): Onderzoek naar effecten van stopzetting grondwaterontrekking DSM Delft - Technisch rapport
Deze rapportage bevat de beschrijving van de afzonderlijke modellen en is om die reden opgebouwd uit 5 delen. Deel I beschrijft de totstandkoming van de geo(hydro)logie van de ondergrond. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen Pleistoceen en Holoceen waarbij het Holoceen zowel regionaal als ook in meer detail lokaal is gemodelleerd. Het kwantiteitsmodel voor grondwater wordt beschreven in Deel II. Daarin komen alle gemodelleerde processen (modules) aan de orde als ook de ijking en een beschrijving van de modelschil iMOD. Gebaseerd op het kwantitatieve grondwatermodel is het stoftransportmodel ontwikkeld. Deel III gaat uitgebreid in op de totstandkoming daarvan met aandacht voor de uitwisseling van grondwaterflux en –concentratie naar het oppervlaktewater. De beschrijving van het Kwaliteitsmodel Oppervlaktewater komt in Deel IV aan de orde. Het beschrijft de uitbreiding van het bestaande Sobek model en gaat uitgebreid in op de uitkomsten. Het laatste deel is gereserveerd voor een toelichting op het Geotechnische Model. Het geeft niet alleen een beschrijving van de modelontwikkeling en de resultaten maar gaat ook uitgebreid in op de gevolgen van bodembeweging op panden in het invloedsgebied. Ten noordwesten van het centrum van Delft ligt het terrein van DSM Gist. In 1916 zijn de voorgangers van DSM Gist begonnen met grondwateronttrekkingen ten behoeve van koeling van hun industriële processen. In de loop van de tijd zijn de activiteiten uitgebreid en daarmee de onttrokken hoeveelheid grondwater. In 1997 heeft DSM Gist een vergunning verkregen voor het onttrekken van 13,5 miljoen m3 grondwater per jaar. DSM heeft eind 2004 aangekondigd een groot deel van de onttrekking niet meer nodig te hebben voor bedrijfsprocessen, en dat zij op termijn de grondwateronttrekking volledig willen beëindigen. Delft en omgeving zal daarom in de komende jaren moeten anticiperen op de mogelijke veranderingen in het onttrekkingsregime van de winning. Eerder onderzoek toonde aan dat reductie of sluiting van de winning veranderingen teweeg kan brengen op de thema’s Grondwaterstijging, Geotechniek en Waterkwaliteit. In het kader van het onderzoeksprogramma Delft Cluster is onderzoek ingezet naar de effecten van de reductie en/of sluiting op het (grond)watersysteem en de ondergrond. Het onderzoek is uitgevoerd door de TNO (Business unit Bodem en Grondwater), WL Delft Hydraulics en GeoDelft in directe samenwerking met de provincie Zuid Holland, het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Delft. Vanaf januari 2008 zijn de drie organisaties achter de uitvoerende partijen door een fusie samengekomen in het nieuwe onderzoeksinstituut Deltares
Gekoppeld oppervlaktewatermodel (Sobek) en grondwatermodel (Modlfow) van het waterschap Regge en Dinkel
In opdracht van Vitens is in 2005 een koppeling ontwikkeld op basis van de modelcodes van Modflow en Sobek. Deze koppelingssoftware is getest in pilot gebied Wierden, onderdeel van het Regge-stroomgebied (Gehrels en Hakvoort, 2005). De resultaten van de test wezen uit dat de ontwikkelde software een krachtig instrumentarium is dat inzetbaar is in talloze watervraagstukken bv op het gebied van overstroming, grondwatervoeding en op termijn waterkwaliteit. Het waterschap Regge en Dinkel, Vitens, Delft Cluster en TNO hebben dan ook een verdere doorontwikkeling van de koppelingssoftware in gang gezet. De doelstelling van dit onderzoek is om met de ontwikkelde koppelingssoftware de gangbare en meest geavanceerde grond- en oppervlaktewatermodellen van het Regge stroomgebied te combineren, waarmee een volwaardige toepassing wordt gecreëerd voor geïntegreerde analyse van grond- en oppervlaktewater, die ook voor andere gemodelleerde stroomgebieden kan worden opgezet. In dit onderzoek wordt het bestaande grondwatermodel van Regge en Dinkel (Minnema en Snepvangers, 2004) gekoppeld aan het bestaande Sobek oppervlaktewatermodel van de Regge (WL|Delft Hydraulics, 2005)
- …